leeglopen heet nu rondhangen Hoe je hangjongeren aanpakt 'Praten over chickies' Jongeren van alle tijden gaan de straat op om het ouderlijk gezag te ontlopen ZATERDAG 21 MEI 2005 Alleen in een middelgrote stad als Leiden zijn al honderd hanggroepen actief. Groepen variërend van vier tot veertig pubers brengen hun tijd door op een bankje in het park of onder een afdakje naast de supermarkt. Ze worden daar bij sterk in de gaten gehouden door de Leidse welzijnsorganisatie (LWO). Die registreert voortdurend wie tot welke groep behoort en wat de jongeren sa men ondernemen. Een gesprek met jongerenwerkers Esther Luyken en Astrid Pax over de dunne scheidslijn tussen het aangenaam vertoeven in de buiten lucht en het veroorzaken van overlast en vernielingen. ,,In verreweg de meeste gevallen gaat het om pubers die een plek zoe ken waar ze elkaar kunnen ontmoe ten", vertelt Esther Luyken. „Ze wil len samen praten en een drankje drinken." Doorgaans blijft het daar bij, is haar ervaring. „Ze maken hooguit iets te veel lawaai." Ten on rechte heeft het woord 'hangen' een negatieve bijklank, vindt ook Astrid Pax. „Het suggereert dat hangjonge ren uit pure verveling en lamlendig heid bij elkaar komen. Dat is ge woon niet waar." Met het aanbreken van het voorjaar is het nieuwe hangseizoen zojuist geopend. Luyken: „Nu trekken jon geren er op uit. Ze spreken af in het park en er ontstaat vanzelf een groepje. Dat groepje trekt op zijn beurt weer nieuwe jongeren aan. Pas als zo'n groep te groot wordt, ont staan er problemen." Enkele buurtbewoners worden dan bang van de overmacht aan pubers voor hun deur en bellen de politie. Jammer, vinden Luyken en Pax, want de jongeren zijn vaak goed aanspreekbaar op hun gedrag. „Je moet natuurlijk niet direct met een vingertje gaan wijzen", meent Pax, „maar als je het grappig brengt, luis teren ze echt wel naar je argumen ten." Luyken: „Ze zeggen dikwijls te gen ons: 'als die man of vrouw het nou effe had gezegd, hadden we de radio wat zachter gezet'." Maar zijn al die verhalen over terro riserende pubers in de media dan verzonnen? De jongerenwerkers schudden hun hoofd. „Nee, het kan wel degelijk helemaal uit de hand lo pen", aldus Luyken. „Dat heeft alles met groepsdynamica te maken. Zo lang binnen een hangjongerengroep een constante doorstroming plaats vindt, is er niets aan de hand. Als er geen nieuwe jongeren meer bijko men en de ouderen in een groep niet op een natuurlijke wijze afvallen omdat ze werk of kinderen krijgen, dan spreek je van verdikking. Dat is gevaarlijk. Er kan in dat geval een harde kern van jongeren ontstaan die samen volharden in hun radicale ideeën en anderen vervolgens ook bewust gaan uitsluiten." Deze harde kernen vormen een rijke voedingsbodem voor racisme en in tolerantie. „De jongeren jutten el kaar op en worden steeds extremer." Het indikken van een normale hang jongerengroep tot een enge, kleine club is wel een proces van vele jaren. „In Leiden komt het gelukkig niet voor. We grijpen ook in als we zien dat bepaalde groepen vatbaar zijn voor crimineel gedrag." Hoe wordt er ingegrepen? „Door een groep op te breken, bijvoorbeeld", legt Luy ken uit. Om met een groep pubers waarin een strenge pikorde bestaat, te kunnen werken, tasten de jonge renwerkers de onderlinge hiërarchie aan. „Dat doe je juist niet door de leider van de groep er uit te pikken", vertelt Pax. „Want die gaat dan ach terover leunen en kijkt wat wij hem te bieden hebben", vult Luyken aan. De jongerenwerkers richten zich lie ver op diegenen die net onder de lei der staan.Als je hen aanspreekt, voelen ze zich belangrijk worden. Zij willen daarom altijd meewerken. De leider daarentegen voelt zich hier door toch enigszins bedreigd en aangetast in zijn positie", vertelt Luyken, „en dus heb je ook zijn aan dacht." Doe je het net andersom en pik je de leider eruit, dan beloon je Jongerenwerkers Esther Luyken (links) en Astrid Pax (rechts) zoeken dagelijks de Leidse hanggroe pen op. Foto: Henk Bouwman in feite slecht gedrag, volgens Pax en Luyken. „Dat werkt op den duur juist averechts." In de Slaaghwijk is een groep die heel veel geluidsoverlast veroorzaakt onlangs samen met behulp van jon gerenwerkers een brassband begon nen. „Eén keer per week kunnen ze nu in buurthuis Op Eigen Wieken zo hard op trommels rammen als ze maar willen", vertelt Luyken. Vol gens Pax is dit juist geen voorbeeld van het belonen van slecht gedrag. „Want je vormt verkeerd gedrag om tot iets productiefs. In plaats van herrie maken op straat, maken ze nu muziek. Hadden we echter een voet balveldje voor ze geplaatst, dan was het een kwestie van belonen ge weest. Dan wordt er niets van hen verwacht. Nu wel." De gemeente kan sommige vormen van overlast snel verhinderen, vin den beide jongerenwerkers. Zo kan het zwerfvuil, waar omwonenden over klagen, met het plaatsen van extra prullenbakken verholpen wor den. Bij vernielingen zijn de twee hulpverleners onverbiddelijk. „Waarschuw dan de politie." De overlast van hangjongeren neemt de laatste jaren toe, constateert Pax. „Maar dat komt voornamelijk omdat we steeds dichter op elkaar zijn gaan wonen. Vroeger had je nog wel braakliggende terreintjes waar je niemand tot last was. Nu is alles dichtgebouwd." Sinds de afschaffing van de dienst plicht hangen jongeren ook langer op straat. En mensen zijn minder to lerant geworden, aldus Luyken. „Ge zinnen bestaan vaak uit tweeverdie ners. Na een lange dag werken wil len die absolute rust aan hun hoofd. Het minste of geringste geluid valt al in verkeerde aarde. Daarnaast heb je natuurlijk ook echt notoire zei kerds." Floor Ligtvoet 1 Het woord hangjongere is nog niet zo oud - het verscheen pas in de jaren negentig in het woordenboek. Maar rondhangen, ook wel bekend als 'straatslenteren' en 'leeglopen', is al ',*1 eeuwen een populair tijdverdrijf onder 14 jongeren. Gemopper van omwonenden heeft daar altijd bij gehoord. kr.' beg (16) Kamal Rhioues e jn dikke maten. Iedere sej ia schooltijd, gaan ze gifi het grasveldje tegenover 'sze huis 't Spoortje aan de ,he lardkade in Leiden, lerf 5ö 0 ja d: „Het is hier relaxed. 198 een kent je. Ons groepje at uit dertig man. Alle ged Marokkanen. Dat is e Üylf zo ontstaan. Een je neemt weer een an- veo riendje mee, etcetera, stbi i niet dat er geen Neder- art' r bij zou mogen ko- >erd all' We hangen bij het ijze- 311 ek of tegen het klimrek nd( en op het veld." ijf i il: „We doen niets bij- ïrs, meestal praten we. olz Over chickies. Wie met uin lat en wat je allemaal J-ehebt gedaan." tk. ik „Er wordt wel eens >ns geklaagd." Ali: „Door buurtbewoners. Die beweren dat we mensen van hun fiets aftrekken en hen bedreigen." Kamal: „Dat horen we dan van de jongerenwerkers. Wie de klagers zijn, weten we niet." Ali: „Ze komen nooit naar ons toe." Kamal: „Het is onzinnig. We trekken geen mensen van fietsen af." Ali: „Dreigen doe ik ook niet. Ik heb wel wat beters te doen. Ik vind die buurtbewo ners die zeuren gewoon zie- lig" Kamal: „Ik heb ook nooit ge zien dat er zoiets op straat is gebeurd. En we staan hier al tijd." Ali: „Vanaf vier uur 's mid dags tot twaalf uur 's avonds. Als het regent, pakken we een paraplu." Kamal: „De politie rijdt iede re dag langs." Ali: „Die ouderen zuigen al die verhalen uit hun duim. Dat doen ze om ons weg te krijgen. Maar zolang wij niets verkeerds doen, gaat ze dat niet lukken." Kamal: „Door al die klachten krijgen wij nu geen voetbal veldje waar we in een brief naar de gemeente om heb ben gevraagd." Ali: „Dit veldje zit namelijk vol kuilen en hondenpoep. Je breekt hier gewoon je en kels." Kamal: „De buurt kan beter met ons om de tafel gaan zit ten. Dan kunnen we alles uitpraten. Gewoon gezellig met een bakkie thee." Ali: „Dan zien ze ook gelijk dat we niet schoolloos zijn, zoals sommigen denken. Ik doe havo-eindexamen en Kamal zit in zijn laatste jaar van het vmbo. Mijn cijferlijst is hartstikke goed. Ik ben trots op mezelf." Floor Ligtvoet door Nienke Ledegang rtbewoners beweren dat we mensen van hun fiets aftrekken en bedreigen", zegt Ali Sabag ts). Onzin, vindt Kamal Rioues (links). De jongens praten liever over chickies. Twee jaar geleden vertelde Oegstgeestenaar Harry Bos (1950) in deze krant dat hij tussen 1966 en 1970 vaak te vinden was op het Vuurtorenplein in Noordwijk. „We kletsten, we maak ten muziek, we vreeën een beetje, we rookten wat en we lagen in de zon. Bij de groentezaak van Oma Van der Wiel kochten we ons biertje. Af en toe rookten we ook een joint je." Het was de tijd van de flower po wer, van de hippies. Jongeren zetten zich af tegen de gevestigde orde, vochten zich vrij. Tot groot onge noegen van de ouderen, die de jon geren als langharig werkschuw tuig bestempelden. Deze periode is de geschiedenis in gegaan als de Summer of Love, met het jaar 1967 als absoluut hoogte punt. Terecht of niet, daarmee komt die generatie jongeren er heel wat beter vanaf dan de huidige. De hangjongere van nu moet het stellen zonder liefdeszomer en een plekje in de geschiedenisboeken. Die moet met de gemeente in de slag over een JOP (Jongeren Ontmoetings Plek) of wordt hooguit gemonitord door de buurtregisseur. Terwijl ze feitelijk hetzelfde doen als de jongeren uit 1967: lekker met leeftijdgenoten in de openbare ruimte bivakkeren. Hangen is van alle tijden. Zo bleek keizer Nero al een fervent aanhanger van dit nutteloze tijdverdrijf, stellen de onderzoekers Jaap Noorda en Redbad Veenbaas. Zij schreven een boek over hangplekken. „Er zijn al tijd plekken geweest waar jongeren elkaar ontmoeten om met elkaar te praten, te flaneren, indruk te rnaken op vrienden en vriendinnen." Vooral kermissen en jaarmarkten waren hiervoor heel populaire plekken en de talrijke verhalen over drankmis bruik en vechtpartijen maken duide lijk dat er over hangen door de jaren heen misschien niet eens zo ver schillend werd gedacht. Hangen is storend, het veroorzaakt overlast, hangers zijn eng. Pas in de negentiende eeuw, toen 'opvoeding' een thema van belang weest voor de ontplooiingskansen van jongeren." Er moet veel meer rekening worden gehouden met de wensen van jonge ren, meent Te Poel. „Bouw speelse en uitdagende nieuwe wijken, leg sportvelden aan midden in de stad, in plaats van aan de rand. Als ik in mijn eigen wijk, de Professorenwijk, kijk hoeveel jongeren er rondhangen op het schoolplein van de Lorentz- school, dan moet je vaststellen dat er simpelweg heel veel behoefte aan is om je op straat te begeven." Jan Schellekens werkt al twintig jaar in het hele land met jongeren 'op straat'. In Leiden zette hij in de Kooi een buurtproject op. „Mijn moeder van 75 zegt wel eens: 'gut, wij hingen vroeger óók. Stonden we ons met zijn allen te vervelen onder aan de dijk'. Jongeren hebben hun eigen ruimte nodig, een plek waar zij zelf de baas zijn. Schellekens ziet dat daar met de komst van gastarbeiders iets in is veranderd. „Ga je naar Tur kije op vakantie, dan zie je dat de mensen daar veel meer op straat le ven, het sociale leven speelt zich op straat af. Natüürlijk wordt dat gedrag in Nederland gekopieerd. Ik denk dat Turkse en andere jongeren die uit het Middellandse-Zeegebied ko men, op een andere manier op straat hangen dan Nederlandse jon geren. Het zit in hun lijf." Dat hangjongeren zo'n slecht imago hebben, vindt hij onterecht. „Nu ja, er zitten altijd een of twee 'halve zo len' in een hanggroep die spugen of met stenen gooien ('twintig jaar ge leden plukten wij al stenertgooiende jongeren van viaducten, hoezo actu eel?'). Maar de meeste jongeren 'hangen' niet om te etteren, maar om zich te onttrekken aan het ou derlijk gezag." Het heeft veel te maken met bele ving, denkt Ruud Amoldi, die in Lei den inmiddels een lange staat van dienst heeft als buurtwerken „Laatst kwamen twee jonge vaders uit Noord naar mij toe om te klagen over een groepje hangjongeren. Ze ergerden zich aan die jongens en aan het lawaai dat ze maken, zeker nu ze jonge kinderen hebben. Ik moest daar wel om lachen, want juist deze twee mannen ken ik nog vah vijftien jaar geleden. Toen hin gen ze zelf óók. Dat heb ik ook tegen ze gezegd en ja, dat moesten ze wel beamen." Het komt er uiteindelijk toch op neer dat jongeren graag hun grenzen ontdekken op een plek waar ze niet door volwassenen op de vingers worden gekeken. Niets nieuws onder de zon. In 1985 interviewde een on derzoeker een paar hangjongeren - die toen nog niet zo heetten. Ene Lies verwoordt het heel treffend: „Zoals Thea d'r moeder, toen zei ze een keer dat zij dacht dat hier iedere avond toezicht was hè? Ik zeg 'U denkt toch niet dat er een ouder is die de hele avond bij ons zou willen zitten, dat zou u ook niet willen." En zo is het maar net. Hangen is van jongeren. En dat willen zij graag zo houden. Hangjongeren in Leiden anno 1990. Archieffoto: Leidsch Dagblad werd onder de gegoede burgerij, werd tegen dit soort gedrag opgetre den. Bekend zijn de verhalen over de gangs in Amerikaanse steden als New York en Chicago, in de eerste helft van de twintigste eeuw, die weliswaar de naam hadden crimi neel te zijn, maar dat niet per defini tie waren. Dichter bij huis werd al in de jaren dertig van de vorige eeuw in Ham burg een studie gedaan naar rond hangende jongeren. In Nederland schreef in de jaren vijftig de onder zoeker M.J. Langeveld het rapport 'Maatschappelijke verwildering der jeugd', waarin de bezorgdheid van de oudere generatie over 'het rond hangen van de massajeugd' werd beschreven. Het was de tijd van de nozems, die knetterend op hun brommertjes de wijken 'onveilig' maakten. Morele paniek, noemt de Leidse on derzoekster van jeugdcultuur Yo- landa te Poel die reactie op nozems en vetkuiven. „We kwamen pas weer in rustiger vaarwater toen de jaren zestig aanbraken. Natuurlijk was er ook toen een hoop gemopper van ouders en omwonenden - dat is im mers nooit verstomd - maar eigen lijk ging het in die tijd zo slecht niet. Er was in de wijken nog een goede infrastructuur en er was een liberale houding, waarin jongeren alle ruim te kregen. Langzaam is dat verwa terd, vooral omdat er vanaf de jaren tachtig zo ontzettend is bezuinigd op jeugdwerk. In Leiden bijvoor beeld is er nog maar heel weinig over van het jeugdwerk van toen. In combinatie met de wijken die in die tijd werden gebouwd - van die ge sloten woonerven met de keukens aan de voorkant, van die weinig uit dagende plekken - is dat funest ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2005 | | pagina 5