Auschwitz
op gympies
Sereen heeft
;l een beetje
enselijkheid'
Met Lonsdale-jongeren naar het vernietigingskamp
ZATERDAG
23 APRIL
Vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau
geldt als de grootste gruwel uit de
menselijke geschiedenis. Dieper kon het
morele peil niet zakken. Lonsdale-
jongeren zijn extreem rechts en racistisch;
dat staat tenminste in alle kranten. Het
verband met de nazi's van toen is dan
snel gelegd. Is dat eerlijk? Hoe kijken vier
willekeurige Lonsdale-jongens uit
Leeuwardentegen Auschwitz aan? Twee
verslaggevers namen de proef op de som
en gingen samen met de Lonsdale-
jongeren naar Polen.
door Niels Rigter
en Asing Walthaus
Als Willem, Moiko, Danny en Ri
chard het in Leeuwarden voor het
zeggen hadden, dan wisten ze het
wel. Minder camerabewaking. Minder pre
ventief fouilleren. Minder asielzoekers. Want
die camera's overal, daar heeft Danny niet
veel mee op. „Kun je niks meer uitvreten."
En tijdens een fouiUeeractie werd Moiko bij
na betrapt. „Ik had net op tijd mijn mes
weggegooid." Over de buitenlanders zijn ze
het eens: ze moeten gewoon Nederlands le
ren. Als ik zo'n Turk hoor brabbelen, dan
denk ik: 'Man, vreet een woordenboek op."
Racist zijn ze maar een beetje, zeggen ze.
Eerder zijn ze nationalist, al heeft Richard
'wel eens van die gedachten van: Ga alle
maal terug naar je eigen land Meestal be
denkt hij dat ze weliswaar een andere huids
kleur hebben, „maar daar kunnen ze ook
niks aan doen".
Lonsdalers houden van hardcore. Spijker
harde muziek met zware bassen en razend
snelle beats. „Kan er een hardcore-cd op?",
vraagt Richard als we nog niet eens bij
Drachten zijn.
We zijn op weg naar Auschwitz. Om het eens
echt te zien. Moiko was er al eens en is er nu
al vol van. Richard las thuis de Encyclopedie
van de Tweede Wereld
oorlog en hij zag Der Un-
tergang, die hij saai vond
('want er gebeurt niet zo
veel in'). En allemaal kij
ken ze naar Discovery.
De blikjes Redbull worden
opengeritst, het busje
geurt naar kauwgombal-
len. De kistjes komen uit de tas. „Waar poets
jij ze mee?" „Waar koop je dat dan?" De wiet
mocht niet mee, want we willen geen ge
donder bij de Poolse grens. Dan maar net
voor vertrek, negen uur 's morgens, een hal
ve gram in één keer oproken.
Waar hebben ze het over in de auto? Mei
den, natuurlijk. Auto's. Muziek - hardcore
dus. Af en toe gaat het gesprek over onze be
stemming. „We gaan naar het Kampf-
„Mein Kampf betekent mijn strijd, sukkel."
Verrotter
In vernietigingskamp Auschwitz (in de Pool
se plaats Oswiecim) werden tijdens de
Tweede Wereldoorlog op industriële schaal
mensen vermoord, van wie het merendeel
joods. Naar schatting vielen er ten minste
1,5 miljoen slachtoffers.
In de motregen slentert de groep het grauwe
terrein op, langs de dreigende dubbele rij
prikkeldraad met de wachttorens ertussen,
langs de sombere stenen barakken, die Ri
chard ergens een beetje teleurstellen. „Ik
had het hier vet veel verrotter verwacht."
Moiko stoot Willem aan. Daar staat het, Ar
beit macht fret, de welkomstboodschap aan
de poort van Auschwitz I. Alsof hard werken
die stumpers uit deze fucking nachtmerrie
zou bevrijden, mompelt Moiko. Beelden van
het dagelijkse leven in het kamp zijn er nau
welijks. Wel tekeningen, waar wrede, geüni
formeerde Duitsers uitgemergelde kampbe
woners aanpakken. „Hé, moetje die Duitser
zien", wijst Richard. „Die is vet mooi uitge
beeld", beaamt Moiko. „Echt een mof."
„Die geeft een paar beste schoppen!", be
oordeelt Richard.
In barak 5 liggen gortdroog de bewijzen van
de massamoord. Achter joekels van vitrines
Foto's: GPD/Niels Westra
koffers van slachtoffers die naar Auschwitz waren
zijn dat de persoonlijke bezittingen van ge
vangenen: daar een hoop borstels en scheer
kwasten, daar weer een zee aan beenprothe
ses en in een andere kamer een berg brillen.
„Die brillen zijn allemaal van iemand ge
weest", prikkelt Moiko het voorstellingsver
mogen van zijn maten. „Van één iemand?"
vraagt Richard. „Ja, waarschijnlijk wel", zegt
Moiko op een toon van 'doe niet zo dom'.
Volgende kamer: duizenden, tienduizenden
schoenen. Danny, stil geworden, drukt zijn
neus tegen het glas, kan alleen nog maar be
dremmeld Jezus mompelen. Hij zondert
zich wat af. „,Dit is echt niet normaal",
mompelt hij in zichzelf. Uit de berg steekt
hier en daar een houten klomp. Duidelijk
van een Nederlander geweest, merkt iemand
op.
Dan die koffers met naam, geboortedatum
en land van herkomst erop gekrijt. L. Groot
kerk, ll-10-'05, Holland. Weiss, Georg, 12-8-
1935. „Hè, moet je kijken", zegt Willem.
„Deze hier kan hooguit tien zijn geweest.
Niet best." Richard vraagt zich af: „Wat
moet zo'n klein kind nou met zo'n grote kof
fer?"
„Echt niet normaal", herhaalt Danny en
buigt zich dan langdurig over een ontroe
rende vitrine met kinderschoentjes.
Peuk doven
Blok 10 en 11 is de executieplaats. Daar
schoten SS'ers tot 1944 gevangenen dood.
Soms kregen ze afranselingen, soms werden
ze aan hun polsen achter de rug opgehan
gen. Het begint harder te regenen. „Ik heb 't
wel gehad", moppert Richard. Hij doet de
capuchon over het Lonsdale-petje. „U mag
hier niet roken", zegt een rondlopende gids
een beetje snibbig. De rokers doven hun
peuk en gooien hem verderop in een prul
lenbak.
Moiko is met Willem in de sta-cel gekropen,
in de kelder van blok 11. Dat is een bakste
nen hokje, 90 vierkante centimeter, waarin
mensen soms wekenlang stonden opgeslo
ten. Meer een schoorsteen. Je kunt erin door
een gat vlak bij de grond. „Je kunt alleen
maar tegen de muur leunen of tegen el
kaar", beschrijft Willem. Wekenlang opge
sloten? „Tien minuten hou ik al niet vol",
zegt Moiko.
Danny luistert er met een half oor naar en
zegt dan ineens: „Ze hadden gewoon met
z'n allen moeten aanvallen." Er waren in
Auschwitz een paar opstanden, die steevast
aan de galg eindigden. Bij de appèlplaats
staat een rail waar mensen als afschrikwek
kend voorbeeld werden opgehangen, één
keer zelfs twaalf tegelijk, vertelt een bord.
„Wat een klootzak, die Hitier", zegt Danny.
Onderweg naar het beruchtste deel van
Auschwitz, Birkenau, staat in het busje kei
hard Raise your fist op, van Angerfist. Bam!
Bam! Bam! klinkt het, de luidsprekers trillen.
Birkenau ligt buiten de stad: een uitgestrekt
barakkenkamp in de weilanden. Daar is de
poort die iedereen wel eens heeft gezien,
waardoor de goederentreinen met joden het
kamp binnenreden.
Lang niet alle houten barakken staan er nog,
van de rest zijn alleen de schoorstenen over.
De grote schoorstenen van de crematoria
zijn weg. Toen de Russen naderden, bliezen
de nazi's de ovens op. Ze probeerden ook
nog de magazijnen met in beslag genomen
spullen en bergen mensenhaar op te rui
men, maar dat lukte zo snel niet.
Terwijl we tussen de barakken door lopen
valt het op: Willem, Moiko, Danny en Ri
vier Lonsdale-jongeren in concentratie
kamp Auschwitz:
Van links naar rechts:
Richard (16 jaar) draagt een Lonsdale-petje,
polo, trui met capuchon. 'Ach man,
burgemeesters die maar van alles verbieden.
Die denken dat wij als Lonsdalers één grote
kliek zijn, net als Marokkanen. Maar dat is
onzin."
Moiko (18 jaar) draagt zelf geen Lonsdale-
kleding, maar is wel 'Lonsdale in mijn hart'.
„Legerkistjes zien er mooi uit, ze lopen lekker
chili en ze gaan lang mee. Maar ben ik nou
een nazi?"
Willem (18 jaar) Lonsdale-petje gaat alleen
af op zaterdagavond en bij
sollicitatiegesprekken. Modieuze Lonsdale-
spencer. 'Als ik al die White Powertekens zie
in dit stadje (Oswiecim) in Polen), vlakbij
waar dat concentratiekamp heeft gezeten,
word ik gewoon misselijk'.
Danny (17 jaar) draagt geen Lonsdale, want
hij vindt het 'niet zo mooi' en heeft ook geen
petje. „Als je aan sommige buitenlanders
een hekel hebt ben je toch nog geen nazi?"
Richard (16) in Auschwitz: „Het gebeurt toch nooit meer."
chard hebben geen kistjes aan. Gisteren nog
glimmend gepoetst, uitgebreid besproken in
de bus, zelfs nog gedragen. Nu lopen de vier
op gympen. Wel Lonsdale, maar geen leger-
kisten?
Willem: „Die SS'ers hier liepen ook op zulke
schoenen. Dan ga jij er hier toch niet ook op
rondbanjeren?" Moiko: „Je moet wel een
beetje respect hebben. Iedereen heeft wel
een beetje menselijkheid." Richard: „Die
van mij zijn nog niet ingelopen.''
De anderen suggereren later dat Richard
De vier in kamp Birkenau.
meer onder de indruk is dan hij laat merken.
„Hij houdt zich nu groot, maar als hij zegt
'kutjoden' en je stelt je voor dat mensen zo
werden afgeslacht, dan schaam je je. Alsof ze
het horen." Misschien, is de suggestie, dat
hij daarom zijn kistjes had thuisgelaten.
Overal, op alle borden staan hier cijfers. Zo
veel politieke gevangenen, zoveel joden uit
allerlei landen, zoveel mensen tegelijk in dit
kamp. In een barak, leest Moiko voor, pas
ten vierhonderd mensen. Keer zoveel barak
ken: er konden hier wel honderdduizend te
recht. „Ook niet veel", zegt Richard. „Wat
niet veel?", zegt Willem. „Dat is heel Leeu
warden in Huizum-west!"
Over de spoorlijn lopen we naar de gaska
mers. Grote keldersleuven zijn het, in het
veld. „Dus hier is die vemietigingsshit", zegt
Richard. Hier werden groepen mensen,
soms wel tweeduizend tegelijk, de kelder in
gejaagd. Van bovenaf strooiden anonieme
handen er korrels Zyklon B in. Twintig mi
nuten later was iedereen dood. Het haar
werd afgeschoren, gouden tanden uitgetrok
ken en de lijken gingen naar de ovens, of ze
werden opgestapeld en buiten verbrand.
Als we Birkenau verlaten, wordt de Lons
dale-jongeren de vraag voorgelegd hoe ze
het bezoek aan het concentratiekamp erva
ren hebben. Tijdens de rondgang zijn de vier
toch wel onder de indruk geraakt, al laat niet
iedereen dat even duidelijk blijken.
- Was het harti>erscheurend of interessant?
Richard: „Interessant vooral."
Moiko: „Je moet je voorstellen dat het jezelf
gebeurt, hoe erg het dan is."
Richard: „Dat lukt me niet zo makkelijk. Ik
denk altijd: het is gebeurd en het gebeurt
toch nooit weer. Niet zoals hier."
Willem: ,„Dat weet je niet."
Danny:Al die kinderen die ze dood hebben
gemaakt. Niet meer normaal."