V\irjammetje, ve zieri elkaar t meer terug' 'Ik kan nog steeds niet tegen houtlucht' ZATERDAG 9 APRIL Ruim tachtig oud-gevangenen en vele andere genodigden herdenken komende dinsdag de bevrijding - dan precies zestig jaar geleden - van Kamp Westerbork. Vanuit het 'Durchgangslager' reden tijdens de Tweede Wereldoorlog 103 treinen naar Bergen-Belsen, Auschwitz en andere vernietigingsoorden. Mirjam Weitzner-Smuk overleefde de helletocht, maar verloor vrijwel haar hele familie. Aan de vooravond van de herdenking reisde de inmiddels 74-jarige Haarlemse opnieuw naar het voorportaal van de dood. door Carlo Nijveen Voor het eerst na ruim zes decennia is de Haarlemse Mirjam Weitzner-Smuk terug op de plek waar Kamp Westerbork lag. Van daaruit maakte zij een helletocht langs vier andere concentratiekampen. Foto: Hans van Weel Terug naar Westerbork ten venijnig koude windvlaag strijkt over de voormalige appèlplaats van Westerbork. Hoog boven het Drentse land drijven grijze wolken. De bomen rond om het voormalige kampterrein kleuren al volop groen, maar lente wil het vandaag niet worden. Mirjam Weitzner-Smuk lijkt de windvlaag niet te voelen. Langzaam wandelt ze langs de lange rijen kleine en grotere stenen die samen het monument vormen voor de 102.000 Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog vanuit Westerbork zijn wegge voerd. Hier en elders in het kamp staan voormalige medegevangenen en andere be langstellenden over een paar dagen stil bij de bevrijding van het kamp. Mirjam zal er niet bij zijn. Een ver zoek om voor de ge nodigden een korte lezing te houden, heeft ze vriendelijk doch beslist afgewe zen. Praten over Wester bork en haar daar opvolgende tocht langs vier andere concentratiekampen valt Mirjam anno 2005 nog steeds zwaar. Al is zij na ruim een halve eeuw zwijgen over haar traumatische oorlogservaringen in staat om gedetailleerd onder woorden te brengen wat haar familie is overkomen. 20 juni 1943, Amsterdam. Tijdens een razzia worden Mirjam, haar zus Sabine (25) en zwager Rolf (26) - bij wie de na de Kristall- nacht vanuit haar geboorteplaats Essen naar Nederland gevluchte tiener in huis woont - opgepakt door de Duitsers. „We zaten aan tafel voor het middageten. Plotseling werd er op de deur gebonkt. We hadden al geruch ten gehoord over razzia's. Rolf gooide nog gauw wat op de zwarte markt gekochte etenswaren weg. Ik werd door hem en mijn zus naar de slaapkamer gestuurd. Zij wilden nog proberen met de Duitsers te onderhan delen. Maar dat lukte uiteraard niet. We moesten meekomen." „Alledrie hadden we slechts één tas met per soonlijke bezittingen bij ons. We maakten een lange wandeltocht door de stad. Op een gegeven moment kwam ik naast een oude man te lopen, die het duidelijk zwaar had. Ik nam zijn tas over en ben daarbij m'n zus en zwager uit het oog verloren. Pas een paar da gen later, in Westerbork, zag ik hen weer te rug." „In Amsterdam werd ik met de andere opge pakte mensen een trein ingeduwd. Het was er vreselijk benauwd. Niemand sprak. Ik be greep niet wat er met me gebeurde. Ik heb ook geen idee hoe lang ik precies in die wa gon heb gezeten. Ik kreeg op een gegeven moment enorme dorst en wilde uit de mee genomen tas een suikerklontje pakken. Maar dat lukte niet, want ik kon me absoluut niet bewegen." Stapelbedden Een dag na de razzia kwam de destijds 12-ja- rige Mirjam in het Durchgangslager Wester bork aan. Een joodse medegevangene - die Mirjam later zou leren kennen als Meneer Birnbaum - nam haar direct na aankomst mee naar een barak waarin andere kinderen waren ondergebracht. „Uiteindelijk ben ik verhuisd naar de barak van mijn zus. In die barak stonden grote, houten stapelbedden. Ik sliep op drie hoog, Sabine in het onderste bed. Mijn ouders zaten inmiddels in There siënstadt. Dat hadden we via het Rode Kruis gehoord, toen we nog in Amsterdam woon den. M'n vader had in de Eerste Wereldoor log aan Duitse zijde meegevochten. Hij was Frontkampfer geweest, dus hij en m'n moe der dachten dat ze in Duitsland redelijk vei lig zouden zijn. Het was echter de bedoeling dat ook mijn ouders, nadat mijn vader de fa miliebezittingen had verkocht, naar Neder land zouden komen. Het liep dus anders. Op 15 juli 1942, de huwelijksdag van Sabine en Rolf, zijn ze in Theresiënstadt aangekomen." In Kamp Westerbork, dat voor de oorlog door de Nederlandse overheid als opvangcentrum voor uit Duitsland weggevluchte joden werd gebruikt, werden ten tijde van Mirjams aan komst zo'n negenduizend gevangenen vast gehouden. Met een zieken- en een weeshuis, een school en zelfs een theater waar gedeti neerde acteurs voorstellingen opvoerden, probeerden de Duitsers de harde werkelijk heid te verdoezelen. Op dinsdagen vertrok vanuit Westerbork steevast een trein vol gevangenen richting het oosten. „We waren nog behoorlijk naïef, maar wisten toch wat er gebeurde. Elke maandagavond las iemand in onze barak een lijst voor met de namen van de mensen die de volgende dag moesten vertrekken. Ik stond daar elke keer met hartkloppingen te wachten. Er was maar één vraag die wij ge vangenen elkaar stelden: 'Heb je een sper?' Dat was een bewijs waarmee gevangenen langer in Westerbork mochten blijven. Dat wilde ik graag, want ik was per slot van reke ning nog steeds in Nederland. Wat me van Westerbork het meeste is bijgebleven? Ik her inner me het Groningse dialect van een paar medegevangenen. Dat klonk mij heel vreemd in de oren. En ik weet nog dat de grond in Westerbork modderig was. Toen ik een keer eten moest rondbrengen in de barakken, kwam ik heel moeilijk door die modder heen." Vermoord Op 13 september 1943 hoorde Mirjam 's avonds in de barak haar naam noemen. De volgende dag zou zij op transport worden ge steld naar Theresiënstadt. „Dat was een kamp voor 'bevoorrechten', hadden wij ge hoord. Om die reden en omdat mijn ouders daar zaten, had m'n zus heel veel moeite ge daan om mij op dat transport te krijgen. Mijn zwager Rolf begeleidde me naar de trein. Hij zat bij een zogenoemde Ordnungsdienst, vandaar. Andere gevangenen mochten abso luut de barakken niet uit als er een transport wegging." „Voor ons was het vanzelfsprekend dat we elkaar na de oorlog zouden terugzien. 'Kom je weer bij ons wonen?', vroeg Rolf me vlak voordat ik vertrok. 'Ja, natuurlijk', antwoord de ik. Ik moest de groeten doen aan mijn ou ders en hen vertellen dat het goed ging met Rolf en Sabine. Toen ging de wagondeur dicht. Het was de laatste keer dat ik Rolf heb gezien. Hij is in een kolenmijn in het Poolse Janina, in de buurt van Auschwitz, omgeko men. Mijn zus Sabine is in Auschwitz ver moord. Zij blijkt vanuit Westerbork een zie kentransport te hebben begeleid en is met een na aankomst in Polen om het leven ge bracht." Mirjam belandde niet in Theresiënstadt, maar in Bergen-Belsen. „Ik maakte deel uit van het eerste Nederlandse transport naar dat kamp. Voor onze komst zaten daar vooral Griekse joden en politieke gevangenen. Vijf zes keer per dag werd er een appèl gehouden om de gevangenen te tellen. Dat sloeg ner gens op, want wij konden niet ontsnappen. Ik werd te werk gesteld. Ik moest de schoe nen van om het leven gebrachte gevangenen uit elkaar tomen." Op de dag dat Mirjams ouders in het concentratiekamp Theresiënstadt aankwamen, trouwden haar zus Sabine en zwager Rolf. Foto: Privébezit „Op 25 februari 1944 kwam ik alsnog in The resiënstadt terecht. Waarom ik daarheen ben gebracht, weet ik niet. Theresiënstadt was een soort vesting. Vlak nadat ik was aan gekomen, hoorde ik iemand mijn naam roe pen. Het was een man. Hij omhelsde me. Het bleek mijn vader te zijn. Hij had daar de hele nacht staan wachten, omdat in het kamp het gerucht ging dat er een transport aan kwam. M'n vader droeg een thermosfles thee bij zich, waaruit hij me te drinken gaf. Ik herkende hem niet meer. Ik vond 'm klein geworden. Maar dat kwam natuurlijk omdat Uc in die tussentijd was gegroeid." „Mijn vader bracht me naar een barak vol Hollanders. Ik viel daar meteen in slaap. Toen ik wakker werd, stond mijn moeder voor me. Zij nam me mee naar een barak die ze deelde met drie Tsjechische vrouwen. Ik had destijds nog dikke, lange vlechten, maar ik zat onder de luizen. Ik kon me voor het eerst weer wassen en wat ëten. Mijn moeder had een van huis meegenomen, verstopt sie raad geruild voor wat brood en reuzel. Mijn vader verpleegde zieken in het kamp. Ik kwam op het land te werken. Ik rooide aard appels en mais, waarvan ik af en toe wat on der mijn kleren verstopte. We kookten spi nazie van brandnetels. Maar eigenlijk had den we altijd honger. Ik leefde van de ene op de andere minuut. Achteraf denk ik dat ik in een permanente shocktoestand verkeerde." Voorgevoel Eind september 1944 kreeg Mirjams vader te horen dat hij opnieuw op transport zou wor den gesteld. Bestemming: onbekend. „Mijn vader had een voorgevoel. 'Mirjammetje, we zien elkaar nooit meer terug', zei hij vlak voor z'n vertrek. Onzin, vond ik. Ik dacht dat ik hem weer zou tegenkomen. Gevangenen konden hun op transport gestelde familiele den 'vrijwillig' achterna reizen. Daarmee hielden de Duitsers de schijn op." Tien dagen nadat haar vader was vertrokken - op 8 oktober 1944 - stapten Mirjam en haar moeder in een goederenwagon. „Ik had een vriendin, Annie, met wie ik al die tijd was opgetrokken. Ik kende haar van zien in Amsterdam en in Westerbork waren we el kaar weer tegengekomen. Sindsdien zijn we samen gebleven. Na een lange reis gingen de wagondeuren open. We bleken in Auschwitz te zijn aangekomen. 'Alles liegen lassen! Raus raus', schreeuwden soldaten. Een kaalge schoren Nederlandse jongen moest bij de trein kleding van gevangenen verzamelen. Toen wij langs hem liepen, fluisterde hij dat we de Duitsers moesten vertellen dat we zes tien jaar oud waren en in goede gezondheid verkeerden." Ik kreeg een vreselijk voorgevoel. Voor het eerst in mijn leven voelde ik de dood in de lucht hangen. In andere kampen had ik dat gevoel niet gehad. Een SS'er vroeg ons naar onze leeftijd. We deden wat de kale jongen ons had gezegd. De SS'er wees dat wij rechts in een rij moesten gaan staan. Mijn moeder en Annies moeder werd niets gevraagd. Zij kwamen links te staan. Ik riep nog: 'We zien elkaar vanavond'. De moeder van Annie riep terug: 'Zorg ervoor dat jullie samenblijven'. Daar hebben wij onze moeders voor het laatst gezien. Zij zijn vrijwel meteen omge bracht. Mijn vader heb ik niet teruggevon den. Hij blijkt op de dag van zijn aankomst in Auschwitz te zijn vermoord." Vlasfabriek Over haar ervaringen in Oswiecim, zoals de Polen het vernietigingskamp noemen, wil Mirjam niets kwijt. Daarover spreken maakt tot op de dag van vandaag te veel emoties bij haar los. Drie weken na aankomst in Ausch witz moesten zij en Annie op een vrachtwa gen klimmen. Zij werden met tweehonderd andere gevangenen naar het werkkamp Marzdorf in Opper-Silezië gebracht. Daar werkten zij tussen de vt.acnillende appèls door in een vlasfabriek. Tien tot twaalf uur per dag, in de barre vrieskou. In Marzdorf, op 9 mei 1945, werden de twee meisjes door Russische soldaten bevrijd. Bijna een maand eerder, honderden kilome ters verderop, hadden de 876 overgebleven gevangenen in Kamp Westerbork op hun beurt het Canadese leger onthaald. „We zijn nog een paar dagen in Marzdorf gebleven. De Russen gaven ons te eten. Uit eindelijk zijn we met een aantal Hollandse dwangarbeiders die we tegenkwamen met een oud paard en een kar begonnen aan de reis naar huis. Viavia kwamen we in Dresden terecht. Daar liftten we met Amerikaanse soldaten naar Braunschweig. Voor de Rus sen waren we bang geworden. Zij verkracht ten vrouwen en deden andere vreselijke din gen. Vanuit Braunschweig zijn we per trein naar Amsterdam gereisd. Ik wilde naar het huis van mijn zus. Ik hoopte nog al tijd dat zij en Rolf zouden terugko men." „Vijf weken na de bevrijding was ik in Nederland te rug. Het kwam niet in mij op dat er niemand van mijn familie meer over was. Elke dag bekeken Annie en ik lijs ten met namen van overlevenden. Maar be halve mijn ouders, Sabine en Rolf bleken ook m'n grootmoeder, ooms, tantes, neven en nichten te zijn vermoord. Alleen mijn twee veel oudere broers, die ik nauwelijks kende omdat ik een nakomeling was, waren nog in leven. Zij zijn al voor de oorlog naar Palestina gegaan. Uiteindelijk nam een nicht van mijn moeder me een tijdje in huis. Zij had ondergedoken gezeten. Annie is opge vangen door voormalige buren van haar ou ders." Enige tijd later gingen de twee tieners hun eigen weg. Annie vestigde zich in Venezuela, Mirjam emigreerde in 1946 naar Palestina. Daar was ze twee jaar later getuige van het uitroepen van de staat Israël en maakte zij vervolgens twee oorlogen mee: de Onafhan kelijkheidsoorlog (1948-1949) en de Suez- oorlog (1956). Omdat Mirjam met het kli maat in Israël bleef worstelen, keerde zij, na achttien jaar in Tel Aviv te hebben gewoond, begin jaren zestig terug naar Nederland. Reünie Westerbork, april 2005. Guido Abuys, con servator van bij het voormalige Durchgang slager gelegen herinneringscentrum, en zijn collega's zijn druk doende met de voorberei- dingen voor de op handen zijnde herden kingsplechtigheden. Komende dinsdag wordt onder meer een reünie gehouden. Daarvoor hebben zich inmiddels al ruim tachtig oud-gevangenen en vele familieleden gemeld. In het herinneringscentrum is een groot deel van Mirjams familiegeschiedenis opgesla gen. Een uitgegeven informatieboekje bevat haar ooggetuigeverslag, elders is een trouw foto van Mirjams zus Sabine te vinden. Een speciale expositie toont beelden van de dag van de bevrijding, zes decennia geleden. In het drie kilometer verderop gelegen kamp zijn nog altijd sporen te vinden van wat zich in de Tweede Wereldoorlog heeft afgespeeld. De woning van de kampcommandant, een intact gebleven schuilbunker, delen van de gevangenenbarakken. „Ik hoop nog steeds mensen van vroeger te ontmoetenzegt Mirjam tijdens haar rond gang over het kampterrein. Ze is er voor het eerst terug. „Deze plek is voor mij onherken baar veranderd. Maar bepaalde geuren ver geet ik nooit. Ik kan bijvoorbeeld nog steeds niet tegen houtlucht. Die lucht doet me den ken aan de barakken waarin ik heb gezeten. Ik heb soms ook last van depressies. Maar het ergste van alles vind ik dat er nog steeds mensen zijn die beweren dat het allemaal niet is gebeurd. Dat er mensen zijn die ont kennen dat de Shoah, de jodenvervolging, heeft plaatsgehad. Daarom wilde ik mijn verhaal een keer ve^'cn." -

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2005 | | pagina 5