Leven van illusies en herinneringen
Bijna 80-jarige kunstenaar Jan Wolkers schrijft Boekenweekgeschenk
Biografie
ZATERDAG
19 FEBRUARI
2005
door Monique de Knegt Schrijver, schilder en beeldhouwer Jan Wolkers schreef het Boekenweekgeschenk 2005. Zomerhitte, zegt hij, is 'gretig naar het leven'. „Het gaat over schoonheid." Foto: GPD/Ramon Mangold
Jan Wolkers, beeldhouwer,
schilder en schrijver.
Geboren: 1925 in Oegstgeest,
getrouwd en vader van vier
zoons.
Opleiding: Rijksacademie voor
de Beeldende Kunst
In 1961 debuteert de beeldhou
wer als schrijver met de roman
Serpentina's petticoat.
Er volgen vele romans en es
says. Wolkers is de meest ver
filmde Nederlandse auteur:
Turks Fruit, Kort Amerikaans,
Brandende Liefde en Terug naar
Oegstgeest.
Hij schildert en maakt beelden.
Zo ontwierp hij de monumen
ten voor de Watersnoodramp
en Auschwitz.
ik twintig jaar geleden
s liceerde hij zijn laatste
man. Nu, bijna tachtig
jaar oud, verschijnt
t nnenkort van hem het
;j kenweekgeschenk. De
'eken zullen hem koud
laten. Jan Wolkers is
behalve schrijver en
beeldhouwer vooral
der. „Daarbij valt alles
in het niet."
Een foto van zijn vrouw, naakt op het strand, siert
de omslag van het nieuwste Boekenweekgeschenk.
„Karina gaat altijd naakt zwemmen in zee. De foto
is vijftien jaar oud, maar ze ziet er nog steeds zo uit
hoor. Ik geloof dat christelijke boekhandels wel wat
geschrokken zijn. Er is een herbeleving van fatsoen
en waarden. Ach, wij zijn zo vrij hier in Nederland,
je kunt doen wat je wil. Ken je Hans Teeuwen, die
cabaretier? Zó doorleefd, het beste wat er is."
Theo van Gogh kon niet doen wat hij wilde.
„Ik kende Van Gogh. Ik heb het ook met hem gehad
over die scheldpartijen tegen moslims. Theo, zei ik,
99 procent van die mensen heeft nooit een geit ge
zien. De rede is het enige wat ons redden kan. In
het Oude Testament staan ook verschrikkelijke din
gen over homo's. Daar doen we toch ook niets
mee?"
„De media hebben nu een sfeer gecreëerd van
angst. Dat vind ik eigenlijk schunnig. Vooral ten op
zichte van die gewone islamitische mensen die zich
hier rot hebben gewerkt. Het lost zich vanzelf op,
het is een kwestie van tijd. Al die drukte over hoofd
doekjes. Hoelang is het geleden dat we in Neder
land een hoed droegen? Bij de SGP op de Veluwe
moet het hoofd nog steeds bedekt."
„Een paar decennia geleden kon je als protestant
niet met goed fatsoen met een katholiek meisje
trouwen. Waar hebben we het dan over? Als je
hoort en leest hoeveel mensen zich doodrijden in
een auto omdat ze zich volgezopen hebben. Dat is
het probleem, alcohol, onder het mom van: Geniet,
maar drink met mate."
Zwetend
In zijn boek Zomerhitte beschrijft hij de zwetende,
lamme massa van het uitgaansleven, schaamteloos
pissend en kotsend. Het is zijn eerste roman sinds
1984, toen 'De onverbiddelijke tijd' verscheen. „Ik
heb de afgelopen jaren wel verschrikkelijk veel es
says geschreven. Het is net alsof dat niet telt. Heel
raar. Mensen willen een romantisch of eng verhaal,
maai" een roman vergt veel concentratie. Dat kan ik
niet opbrengen tussen het ontwerpen van kunst
werken door. Een essay schrijven lukt dan wel."
Het grote publiek zou bijna vergeten dat Wolkers
vooral beeldend kunstenaar is. Zo is hij begonnen
en zo brengt hij ook nu zijn dagen door. Hij heeft
werken gemaakt van koeienstront, van lood, linnen,
olieverf en glas. „Omdat ik genoeg geld verdiende
met de verkoop van mijn boeken, heb ik nooit een
verbintenis gehad met een galerie, ik kon maken
wat ik wilde."
De laatste jaren werkt hij naast olieverf vooral met
glas. Op diverse plaatsen in het land staan glazen
kunstwerken van Wolkers, waarvan het Auschwitz-
monument het bekendste is. Schaalmodellen van
glazen sculpturen staan in zijn huiskamer, waaron
der drie opvliegende blauwe vogels, een grafmonu
ment voor de schrijver Theo Thijssen.
In zijn atelier geuren metershoge olieverfdoeken.
Zo'n twintig procent van wat hij schildert, verkoopt
hij op exposities, de rest bewaart hij. „Gelukkig wel
ja, Ik vind het vervelend om te verkopen, dan ben je
het kwijt. Ik ben altijd bezorgd: dat een schilderij in
de zon wordt opgehangen, aan een muur die niet
wit is en met allerlei tierlantijnen eromheen."
Hij voelt zich niet meer beeldend kunstenaar dan
schrijver. „Het aardige is dat het zich zo goed afwis
selt. Het is zó lekker als je overdag in je atelier hebt
gewerkt en je zit 's avonds achter je schrijfmachine.
Daarom vond je mij nooit in de kroeg, waar je stikt
van de roddel en naijver. Ik ben door alles heen een
gedisciplineerd mens."
„Dertig jaar geleden ben ik al eens gevraagd een
Boekenweekgeschenk te schrijven. Er kwam toen
een manager uit de kaas naar me toe, die alleen
maar over beperkingen begon. Ik zei: u spreekt als
een soort gatenkaas. Toen was het zo afgelopen."
Hij lacht.
„Het verhaal van Zomerhitte is al minstens 30, 35
jaar oud. Als ik niet voor het boekenweekgeschenk
was gevraagd, had ik het toch geschreven. Ik heb
toen gezien hoe een jongen op een surfplank naar
een zeilschip voer dat buitengaats voor anker lag.
De jongen was even buiten het zicht en kwam terug
met een enorme rugtas om. Daar zaten natuurlijk
drugs in."
„Als jongetje van tien heb ik een opstel geschreven
over een jongen die langs een wenteltrap omhoog
een watertoren beklimt. Boven trekken uilen zijn
ogen uit. Mijn leraar zei destijds: ik heb zitten rillen
op m'n stoel. Zulke ervaringen blijven hangen in je
geheugen en voegen zich samen in een boek."
Aquarium
„Verleden voorjaar ben ik het gaan schrijven op
mijn Olivetti in het oude tuinhuis. Ik tik met tien
vingers en heb nog nooit aan een lezer gedacht, ik
schrijf het eigenlijk voor mezelf. Karina tikt het
daarna op de computer over. Ik weet niet eens hoe
je een computer moet aanzetten. Ik vind het net
een leeggevist aquarium."
„Met een schrijfmachine kijk ik over m'n werk heen
naar de appelbomen en zie ik nu winterkoninkjes.
Het is ook net alsof het al gedrukt staat. Corrigeren
hoef ik niet veel. Het verhaal staat vooraf vast en
komt er vrij gaaf uit. Karina zegt wel eens: jij
droomt je werk."
Op zijn bureau ligt een dagboek uit 1974 dat bin
nenkort zal worden uitgegeven. In zijn hoofd zit
nog een roman en een ideaalbeeld van een doek.
„Je hebt altijd nog de idee dat je iets maakt dat alles
duidelijk maakt. Het leven is zó •gecompliceerd. Wat
me het meest interesseert is, hoelang ik er nog voor
de jongens kan zijn. Daarbij valt alles in het niet. Ik
hoop dat ze met plezier aan me zullen terugden
ken."
De herinnering aan Wolkers als kunstenaar laat
hem koud. „Veel mensen denken dat ze schrijven
voor de eeuwigheid, maar in het perspectief van het
heelal zijn we allemaal eendagsvliegen."
Hij zet zijn bril op en gaat op zoek naar een passage
in Zomerhitte. „Karina roept hij vanuit de huis
kamer. „Karina". Hij bladert, leest, zoekt. „Karina!
misschien is ze in slaap gevallen." Negen, tien
keer roept hij haar naam vanuit zijn stoel. Het blijft
stil. Hij mompelt, bladert en staat dan op om zijn
vrouw te zoeken. „Ik ga eens kijken, want dit kan
niet langer meer."
Met de fierheid van een danseres komt ze de kamer
binnen, slaat het boek open en wijst als vanzelf
sprekend de passage aan. „Staat het zó ver achter
in", zegt Wolkers en hij leest. „Ik leef van illusies en
herinneringen. Dat is veilig schuilen tegen de
plompheid van het dagelijks leven. En de troost van
de kunst, weet u wel."
„Afgelopen herfst had ik ineens behoefte om de Ni-
kè van Samothrace te zien. Dan neem ik de Thalys
en sta luttele uren later onder aan de marmeren
trappen in het Louvre te staren naar die verheven
vrouwengestalte die als een vlinder uit haar pop
verrijst. Ik word dan ook weer overvallen door een
diepe melancholie. Dat alles op den duur zal ver
dwijnen."
„Het Parthenon zal veranderen in een door de ele
menten afgekloven stuk suikergoed, de doeken van
Vermeer zullen tot stof vergruizen. Ik zou dan wel
van de aarde weg willen flitsen om ergens in de
ruimte alles in stand te houden met mijn herinne
ringen. Misschien komt daar wel het verlangen naar
een hemel vandaan. Daar zou ik de paus wel eens
over aan de tand willen voelen."
In de deuropening staat een oude man. Hij
draagt een vlot, kobaltblauw jack, maar de im
posante torso die Wolkers zo kenmerkte, is niet
meer. Zelfs de opwinding is uit zijn stem verdwe
nen. Bijna tachtig is de kunstenaar. Hij schuifelt
voorzichtig door het huis, neuriënd, half zingend,
laat schilderijen zien, glassculpturen, foto's van zijn
jongens en de exploderende zon die hij tekende
kort na de dood van zijn broer, die in de oorlog
stierf aan difterie.
„Er gaat geen dag voorbij of ik denk aan hem en
aan mijn dochtertje van twee dat verongelukte in
m'n eerste huwelijk. Soms zie ik de blauwe aderen
over de slaap van mijn broer. Ik heb nog gepro
beerd hem tot leven te wekken door mijn hand op
z'n borst te leggen. Het voelde net alsof het karton
was, maar we weten allemaal van Spinoza dat won
deren niet bestaan. God heeft niet de mens gescha
pen, maar de mens God."
Jan Wolkers tuurt naar buiten, over de eeuwenoude
poel en hectares groene weiden op zijn Texelse
landgoed Pamona. „Het is nu even doodtij, maar
straks komen de kattenstaarten weer, en als het
sneeuwt, krijgt het landschap zo'n mooie geome
trie. Dan zie je de eenvoudige lijnen van het land
schap."
„Toen de jongens klein waren, kwamen de school
kinderen hier schaatsen, zette ik muziek aan op het
terras en was er koek en zopie. De kinderen hebben
hier een geweldige jeugd gehad. Omdat ze altijd al
in de natuur waren, gingen we in vakanties naar
steden. Toen ze vijf jaar waren, waren ze al kind
aan huis in het Louvre."
Hij vertelt over de tweeling Bob en Tom die zich na
de kunstacademie in Tilburg hebben toegelegd op
muziek en computeranimatie. Ze kunnen er nog
niet van leven maar papa en mama hebben al die
tijd de kinderbijslag opgespaard en hen een startka
pitaal van twintigduizend euro meegegeven.
De zoons uit een eerder huwelijk zijn inmiddels
vijftigers. „Jeroen heeft geschiedenis gestudeerd en
heeft nu een restaurant, Erik is technisch fotograaf.
Met allemaal heb ik contact."
Over zijn dochtertje wil hij niet praten. Ze stierf na
een te heet badje. „Ik heb erover geschreven in een
Roos van vlees. Zoals ik al zei, ik denk er elke dag
aan. Het zijn beelden die ik zie. Van gebeurtenissen
die je leven tekenen. Je bent je heel vroeg bewust
dat iets waar je zo mee verbonden was, zomaar kan
verdwijnen. Ik stel daar een soort levensdrift, vitali
teit, tegenover om het noodlot te bestrijden."
Ouderdom
Verwacht van hem geen boek over verval en ouder
dom. Het boekenweekgeschenk Zomerhitte 'is gre
tig naar leven'. „Het gaat over kunst, seksualiteit,
natuur en misdaad. Het gaat over schoonheid."
Hij is niet bang dat hij dement wordt zoals zijn col
lega-schrijver Gerard Reve. „Het lijkt me verschrik
kelijk, maar ik ben er niet mee bezig. Misschien
omdat ik niet erfelijk belast ben. Mijn grootste
angst is altijd geweest dat ik blind zou worden."
Hij mijmert wel veel over vroeger, maar niet uit ou
derdom. Kijkend naar zijn twintig jaar jongere
vrouw: „Dat heb ik altijd gedaan, hè Karina? Het
verleden is je uitzicht. Karina wil in de trein altijd zo
gaan zitten dat ze vooruit rijdt, ik achteruit. Vooruit
zie je weinig, alles komt in een flits voorbij, achter
uit zie je veel meer."
p het door Wolkers ontworpen spiegelmonument 'Nooit meer Auschwitz' in Amsterdam. Foto: ANP