Polen en Joden voelen zich allebei de grootste slachtoffers leder jaar nemen duizenden Joden deel aan de 'mars van de levenden', van Auschwitz naar het nabijgelegen kamp Birkenau. Overlevenden van Auschwitz, op de dag dat het concentratiekamp door het Russische leger werd bevrijd. ZATERDAG 22 JANUARI 2005 iw'rtz werden naar schatting anderhalf miljoen mensen de dood in gejaagd, teuters Arbeit macht frei, de cynische tekst boven de toegangspoort van het grootste vernietigingskamp van nazi-Duitsland. Foto: EPA/Jacek Bednarczy ngin Beatrix en premier Balkenende zijn op januari aanwezig bij de herdenking van de rrijding van vernietigingskamp Auschwitz in en, dan zestig jaar geleden. Ze nemen twee [Nederlandse oud-gevangen mee, aldus het Nederlands Auschwitz Comité. Voorzitter J. iver is ook uitgenodigd door de organisatie »len, maar moet zijn aandacht geven aan de herdenkingen in Nederland. door Barenda Grutterink Prins Willem-Alexander en prinses Maxima zijn 26 april bij de heropening van het gemoderniseerde Ne derlandse herdenkingspaviljoen in Auschwitz. Dan gaat Grishaver wel. Hij is blij met de toezegging door het prinselijk paar: „Dat helpt de jongere generatie erbij te be trekken." De opknapbeurt, zowel van het gebouw als van de expositie zelf, was hard nodig. De betrokkenen zijn overigens nog druk doende. In tegenstelling tot veel andere landenpavil- joens zijn de ramen van het Nederlands paviljoen nu weer transparant. „Je staat er nu echt weer midden in het kamp, je ziet het prikkeldraad, het crematorium." Het vergroot de zeggings kracht, vindt de voorzitter. Op de muren komen, aan de bin nenkant, volgens Grishaver de namen van de 60.000 Neder landers die omkwamen in Auschwitz. In de joodse gemeen schap is het van groot belang dat je naam op de een of ande re manier blijft bestaan. De herdenking van de bevrijding van Auschwitz door het Rode Leger begint in Nederland vandaag in de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. Tot en met 27 januari worden onafgebroken, dag en nacht, de namen en leeftijden van alle 102.000 Nederlandse kamp- slachtoffers voorgelezen. „Al weet je nooit of je volledig bent", zegt Grishaver. De droeve lijst wordt nog altijd geac tualiseerd. In de Hollandsche Schouwburg (in de oorlog werden dui zenden joodse Amsterdammers hier verzameld voor depor tatie) houden onder andere Job Cohen, Jeroen Krabbé en Marga van Praag toespraken. Zij lezen daarna de eerste na men voor. Daarna gaat het verder in het nabijgelegen Ver zetsmuseum, waar de Amsterdamse slachtoffers worden ge noemd. In de nacht van maandag 24 op dinsdag 25 januari neemt voormalig kamp Westerbork het over en worden de namen voorgelezen van de joden, Sinti en Roma die uit de rest van Nederland zijn gedeporteerd. Donderdagochtend worden de laatste namen uitgesproken. Op zondag 30 maart in Amsterdam houdt het Auschwitz Co mité de jaarlijkse herdenking bij het spiegelmomunent 'Nooit meer Auschwitz' van Jan Wolkers, gevolgd door een bijeenkomst in de RAI. Bij het monument is een nieuwe ge denksteen gemaakt: in de tekst wordt nu ook herinnerd aan de Sinti en de Roma, vertelt Grishaver. Het Nederlands Auschwitz Comité is intussen geen belan genvereniging meer, geen joods comité, aldus de voorzitter. „We ontwikkelen ons tot een maatschappelijk organisatie. We moeten verbreden. Dan doen we ook met de eerstvol gende Nooit meer Auschwitz-lezing, die wordt gehouden door een blanke Zuid-Afrikaanse rechter die aan de kant van het ANC heeft gestreden", vertelt hij. Niet iedereen begrijpt die verbreding helemaal. Wat heeft die nog met Auschwitz te maken? .Auschwitz is het ultieme waartoe racisme kan lei den", weerlegt de voorzitter van het comité. De huidige tijd baart zorgen genoeg. „Ik was met honderd man in Polen toen Theo van Gogh werd vermoord. Dan word je echt koud hoor." Dat Van Gogh ook weieens 'grappen' over joden maakte die voor zeer velen veel te ver gingen, is voor Grishaver geen moment aan de orde geweest. „Dit gaat daar bovenuit. Hij is vermoord om wat hij zei." De moed zonk Grishaver niet in de schoenen, toen het klimaat in Nederland meteen daarna flink verhardde. „Nee, als je de moed opgeeft, is alles over. En ik weet ook dat er bijvoorbeeld in Amsterdam ook heel goede contacten zijn tussen joden, Marokkanen en Turken." Moeilijk had hij het met de opmerking van minister Zalm: „Het is oorlog". „Je moet de mensen die al slecht van ge dachten zijn geen stok geven om mee te slaan", vindt Gris haver. Zelf hoopt hij dat meer en meer mensen elkaar aanspreken op opmerkingen die niet kunnen: op het werk, in de kroeg, overal. „Gewoon zeggen dat je een opmerking over een zo genaamde rot-Turk niet accepteert. Een beetje zoals je roken in je omgeving vaak niet meer accepteert, zo gewoon moet dat worden." Er moet niet meer zo worden gehandeld als in de tijd van de overdreven politieke correctheid: „Ik heb ook altijd gevon den dat buitenlanders Nederlands moesten leren, al in de tijd van Bolkenstein. Je moet wel wat kunnen zeggen." Het is een moeilijk strijd, maar je moet wel, aldus Grishaver: .Anders wordt het een wildernis." Grishaver put ook moed uit het feit dat zo'n driekwart van de Nederlanders wel iets over Auschwitz weet. En op scho len gebeuren er veel goede dingen. Kinderen adopteren mo numenten, bijvoorbeeld. En in samenwerking met het Cidi (Centrum Informatie en Documentatie Israel) en de ge meente Amsterdam gaan binnenkort enkele klassen van scholen uit de hoofdstad naar Auschwitz op excursie. „Het gaat om 13-, 14-jarigen, heel jong, maar volgens des kundigen zijn ze dan nog niet besmet en vrij in hun den ken." Stanislaw Obirek was achttien jaar toen hij voor het eerst over de holocaust hoorde. Gedurende zijn schooltijd, in het Poolse Narol in de jaren zestig, repte niemand over de jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook over Belzec, het nabij Narol gelegen concentratiekamp waar in 1942 zo'n 600.000 joden met koolmonoxide werden omgebracht, werd niet gesproken. door Runa Hellinga Obirek leerde op school natuurlijk wel over de Tweede Wereldoorlog, maai- alleen over de strijd van de Po len en Russen tegen de Duitsers. Hij leerde over de drie miljoen Polen die zijn omgekomen en over de opstand tegen de Duitsers in Warschau. Maar niets over de gaskamers of de joodse opstand in het getto van Warschau. Zo rond zijn achttiende hoorde hij van familie en kerkelijke organisaties voor het eerst over de jodenvervol ging- „Er was een zekere schizofrenie tus sen de leerstof op school en de her inneringen in mijn eigen omgeving", zegt hij. Obirek, jezuïet, theoloog en directeur van het Centrum voor cul tuur en dialoog in Krakau - dat een dialoog tussen Polen en joden na streeft -, herinnert zich de verbijste ring toen hij voor het eerst met jo den over de oorlog praatte: „Het was een schok. Het was zo'n totaal ande re kijk op de geschiedenis." De Polen waren binnen in de com munistische wereld niet de enigen die de holocaust uit de geschiede nisboeken lieten. Maar wat de kloof volgens Obirek in Polen extreem groot maakte, was het bestaan van twee versies van het martelaarschap: Polen en joden zien zichzelf als be langrijkste slachtoffers van het na zisme. Er is weinig ruimte om de an der als slachtoffer te erkennen. Nog moeilijker is het voor Polen te erkennen dat zij naast slachtoffer ook dader waren. In Jedwabne bij voorbeeld werden 1600 joden levend door hun Poolse buren verbrand. Hoewel president Kwasniewski zijn verontschuldigingen voor die daad heeft aangeboden, is het debat over Jedwabne nog altijd gaande. Recent opinieonderzoek Wees uit dat een meerderheid van de Polen eivan overtuigd is dat de Duitsers de slachtpartij op hun geweten hebben. Sinds de val van het communisme is er wel iets veranderd, maar het her schrijven van de geschiedenis blijft moeilijk. Van een echte dialoog is volgens Obirek nog steeds geen sprake. .Auschwitz is voor joden en Polen een belangrijke plek, omdat er Polen zowel als joden zijn omgebracht. Maar dat het kamp voor joden meer betekenis heeft, omdat 90 tot 95 pro cent van de daar omgebrachten joods was, kunnen met name oude re Polen maar moeilijk erkennen." Obirek, die aan de universiteit van Krakau les geeft over de joods-Pool se verhoudingen, krijgt in het klaslo kaal vaak de indruk dat zijn toehoor ders het debat zien als een joodse poging het bestaan van Poolse slachtoffers te ontkennen. Daarnaast, constateert hij, wordt de dialoog bemoeilijkt omdat joden en Polen een parallelle kijk op hun rol in de geschiedenis hebben. „Polen zien zichzelf en het katholieke geloof als slachtoffers van drie eeuwen ver volging door Duitsers en Russen, volkeren die eeuwenlang over Polen hebben geheerst. Wij voelen ons goed in die rol. Voelen ons het uit verkoren volk dat het katholieke ge loof tegen agressors verdedigt. Die mentaliteit is moeilijk te veranderen. Het is ook een rol die weinig afwijkt van het zelfbeeld van de joden. Het is een botsing tussen twee moeilijk verenigbare herinneringen." Als er één plaats is waar die botsing heftig tot uiting is gekomen, is het wel Auschwitz. Conservatieve katho lieken hebben daar in het verleden honderden kruisen neergezet om de christelijke doden te herdenken. Dankzij bemiddeling van onder meer Obirek, is het kruisenveld ver vangen door één groot kruis. Daar mee nam de spanning af, maar werd de kwestie niet opgelost. „Persoon lijk denk ik dat een herdenkings plaats voor de christelijke slachtof fers terecht is, maar niet zo. Het kruis leidt tot agressieve discussies en dat moet niet". Als jezuïet realiseert Obirek zich goed welke dubbelrol de kerk, en zijn eigen orde, door de eeuwen heen hebben gespeeld. De jezuïeten van vandaag zien Jezus als jood, stelt hij. Er is bovendien, mede door de inspanningen van de paus, een open dialoog met het jodendom tot stand gekomen. Maar nog steeds zijn er binnen de Poolse katholieke kerk groeperingen die de joden verant woordelijk stellen voor de dood van Christus. Mensen die vinden dat geestelijken ongelijk hebben als ze zeggen dat de kerk joden niet moet proberen te be keren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2005 | | pagina 5