'Geloof is ook zoeken buiten de eigen kring' 'I Kars Veling: van lijsttrekker Christenunie tot directeur openbare zwarte school ZATERDAG' JANUARI Kars Veling tussen zijn leerlingen: opgroeiende jongeren die plannen hebben, ruzie maken, verliefd zijn en wel of niet met ouders overweg kunnen. Foto's: GPD/Harmen de Jong Kars Veiing is gereformeerd (vrijgemaakt), geeft leiding aan een openbare zwarte school en begrijpt moslimjongeren. Twee jaar geleden werd hij door de Christenunie aan de kant gezet. „Ineens had niemand me meer nodig." door Mayke Calis k wil niet zeggen dat ik de best denk bare lijsttrekker voor de Christen- I Unie was, maar het is niet terecht dat ik verantwoordelijk ben gehouden voor die verkiezingsnederlaag van mei 2002. Hele maal niet als je kijkt naar de verkiezingen van januari 2003, die uitslag was nog slechter. Dat verlies wijt ik niet aan fractievoorzitter André Rouvoet, dus is het ook onzin het ver lies van die eerdere verkiezingen helemaal op mijn conto te schrijven. Misschien had het destijds flitsender ge kund, met sterkere one-liners of scherpere debatten. Je moet je als lijsttrekker en fractie voorzitter profileren, steeds een mening heb ben en laten zien dat je anders bent dan alle anderen. Eigenlijk zijn dat allemaal dingen die ik niet graag doe. Ik begrijp wel dat het politieke bedrijf zo werkt en ik heb daar naar vermogen aan meegedaan, maar ik mis het geen dag. Wel ben ik eigenwijs genoeg om te denken dat die Tweede Kamer zo zou moeten zijn dat ik het kon. Iets minder hijgerig kan geen kwaad. Toen ik werd gevraagd lijsttrekker te worden van de Christenunie, was dat spannend om dat het de eerste keer was dat de partij mee deed aan kamerverkiezingen. Hoewel de partij er in de peilingen steeds goed voor stond, verliepen de verkiezingen onder meer door de moord op Pim Fortuyn teleurstel lend. Moeilijk vond ik in die periode de discussie over mijn functioneren binnen de partij. Ik zou te linkse standpunten hebben verdedigd en het christelijke standpunt niet goed voor het voetlicht hebben gebracht. Volgens mij heb ik gedaan wat iedereen van mij had kun nen verwachten. Zo vind ik christelijke poli tiek sociale politiek, hetgeen allerminst wil zeggen dat ik socialist ben. Ook was er die ophef over ijs kopen op zon dag. Ik zat in een televisieprogramma waar je snel op allerlei trefwoorden moest reageren. Een van die items was ijsje op zondag. Ik zei dat we elkaar daarover niet de maat moesten nemen. Achteraf vind ik het eigenlijk wel mooi gezegd. Dat gezegde werd eruit gepikt en ging een eigen leven leiden. Halszaak Een deel van de achterban kreeg daardoor het idee dat ik het niet zo nauw nam met de zondagsrust. Terwijl ik nog nooit een ijsje heb gekocht op zondag. Aan de andere kant vind ik de zondagsrust ook geen halszaak. Als er een goede reden voor is, moet je kun nen werken op zondag. Begrijp me niet ver keerd, ik hecht zeer aan de zondag. Dan ben ik er even niet en je moet me niet aan de kop zeuren met werk. Na de verkiezingen ging ik slecht slapen. Ik werd moe en kwam in een neerwaartse spi raal terecht. Ik werd niet boos, maar kreeg het gevoel dat ik het nog beter moest doen. Ik raakte overspannen, zoals dat heet. Zoiets had ik in mijn leven nog niet eerder meege maakt. Af en toe kreeg ik een signaal dat ik het niet goed had gedaan, niet de goede man op de juiste plek was geweest. Als mensen dat in een organisatie tegen je zeggen, kun je proberen het te veranderen. Het idee dat er buiten je, achter je of ver weg van je dingen door een achterban worden gezegd waar je weinig grip op hebt, maar waarvan je wél afhankelijk bent, vond ik heel lastig. Je merkt, hoort, en voelt dat er van al les gebeurt, maar je kunt niets doen. Toen ik eenmaal thuis zat, ging het vrij snel beter. Toen kwam de volgende klap. Het eer ste kabinet-Balkenende viel in het najaar en het bestuur van de Christenunie gaf mij te verstaan dat ik niet opnieuw lijsttrekker kon worden. Men vond mij niet in een goede conditie, er moest een sterke lijsttrekker ko men en de Christenunie moest revanche ne men. Het zou voor mijn gezondheid beter zijn als ik me terugtrok. Het was niet mijn idee om weg te gaan. Ik heb dat onder druk gedaan. Daar zat ik dan met mijn nieuwe huis in Delft, zonder de twee banen die ik eerder had opgegeven en zonder kamerlidmaatschap. Mijn vrouw Gerda, mijn broer en mijn kin deren hebben mij in die periode enorm ge steund. Tijdens de volgende Tweede-Kamer verkiezingen in januari zat ik met Gerda in de zon op La Palma. Daarna ben ik heel ac tief plannen gaan maken en kwamen er inte ressante banen langs, zoals het Johan de Witt College in Den Haag. Ik weet niet of ik door deze episode een be ter mens ben geworden. Ik geloof niet zo in die loutering. Ik ben behoorlijk door elkaar geschud, misschien ben ik daar iets gevoeli ger door geworden. Ik heb ervaren dat de za ken wat minder stabiel zijn dan ik altijd dacht. Ik heb zelf bijvoorbeeld nooit werk hoeven zoeken, nooit te klagen gehad over uitdagend werk en de dingen die ik tot stand kon brengen. Ineens had niemand me meer nodig. Voordat ik lid werd van de Tweede Kamer was ik rector op een gereformeerde school in Zwolle, dus de onderwijswereld was niet nieuw voor me. Toen ik begon op het Johan de Witt College moest ik natuurlijk inburge ren. Dus heb ik een aantal leerlingen ge vraagd mij wegwijs te maken in Den Haag. Ze hebben mij de plekken laten zien waar ze bijbaantjes hadden, waar ze voetbalden en ik ben in een moskee geweest. Aan de ene kant is het verschil tussen deze leerlingen en die ik in Zwolle had niet groot. Het zijn opgroeiende jongeren die plannen hebben, ruzie maken, verliefd zijn en wel of niet met ouders overweg kunnen. Aan de an dere kant zitten er op deze school meer leer lingen uit problematische gezinnen. Werkloosheid Bij veel kinderen thuis wordt bijvoorbeeld geen Nederlands gesproken, staat de moeder er soms alleen voor, komt werkloosheid en armoede veel voor. Toch vind ik het een voorrecht leiding te geven aan deze school. Ik ben nieuwsgierig van aard, nu raak ik wegwijs in een wereld waarvan ik eerst al leen de buitenkant zag. Zorgelijk vind ik de toenemende polarisatie in Nederland. Na het schietincident op het Terra College vorig jaar hoorde ik Marok kaanse meisjes tegen elkaar zeggen dat ze blij waren dat de dader geen Marokkaan was. De meeste jongeren zijn op de Neder landse samenleving gericht, maar door dit soort incidenten worden ze teruggeplaatst: je bent wel een van hen. Na de moord op Theo van Gogh is de polari satie alleen maar toegenomen. Het ene ui terste is het idee van het verlichte vrije Wes ten versus de achterlijke islam. Die kloof is niet te overbruggen, want vrij en verlicht be tekent tegenwoordig dat je alles moet kun nen zeggen. De andere kant verklaart het Westen moreel failliet en spreekt over de ver heven, zuivere islam. Moslims die serieus bezig zijn met hun geloof, hebben het moei lijk met deze polarisatie. Die dwingt hen een keuze tussen uitersten te maken. Ik herken in deze worsteling ook wel iets van mezelf. Soms vertel ik leerlingen hoe ik daar in de jaren zeventig mee ben omgegaan. In die tijd werd je als achtergebleven be schouwd wanneer je het christelijk geloof belangrijk vond. Als je niet meedeed met de progressieve, vrije anti-autoritaire moraal, was je niet van de tijd. Het studeren, leven en werken in een sa menleving waarvan de meesten een andere opvatting hebben, heeft mij er nooit van weerhouden samen te werken met die ande ren en interesse in hen te hebben. In die tijd was ik bijvoorbeeld betrokken bij de eerste studentenraden. Tegelijkertijd moest ik niets hebben van studenten die het studiepro gramma zelf wilden vaststellen. Ik dacht: kom even, er zijn mensen die daarvoor heb ben doorgeleerd, mogen die dan alstublieft iets voorschrijven? Hard tegen hard Hetzelfde gold voor overheidsfunctionaris sen. Ik vond niet iedereen die een uniform droeg een fascist. De discussies gingen vaak hard tegen hard. Ik heb mij nooit verloo chend en toch heb ik mijn plekje kunnen in nemen in deze seculiere samenleving. Waar om zou een moslim dat niet kunnen? Je moet echter wel het gevoel hebben: ik ben wie ik ben vanuit mijn traditie en niet alleen als ik me beken tot een seculiere meerder heid. In een gepolariseerde samenleving wordt dat steeds moeilijker en daar maak ik me zorgen over. Jonge moslims vragen mij bijvoorbeeld of dan maar zomaar alles ge zegd mag worden over de islam? Ook ik heb moeten leren leven met de grap pen en beledigingen die in de loop van de decennia over het christendom zijn uitge stort. Protesten daartegen hebben niets ge holpen. Ik denk dat een vorm van zelfcen suur een voorwaarde is voor een tolerante samenleving; geen zelfcensuur uit angst, maar je hoeft ook weer niet alles te zeggen wat je denkt. Mijn ouders zijn allebei gereformeerd, dus het geloof heb ik met de paplepel ingegoten gekregen. Mijn vader was streng. Hij had strakke regels. We moesten samen ontbijten, dus elke dag om kwart voor acht aan tafel zitten. Daar heb je als kind niet altijd zin in. Mijn twee jaar oudere broer heeft zich tegen hem verzet. Ik onttrok me er een beetje aan. Naast die strengheid hielp mijn vader wel el ke avond een gehandicapte buurjongen naar bed. Zijn ouders hadden een sigarenzaak en die konden dat zelf niet goed. Hij vond dat geen enkel punt. Ik heb me pas achteraf ge realiseerd hoe bijzonder dat was. Mijn moeder was niet zo streng. Zij had haar eigen opvattingen en was beslist geen doetje. Ze compenseerde die strenge houding van onze vader een beetje. Als ons zakgeld weer eens te vroeg op was, konden we wel eens bij haar aankloppen. Mijn vrouw heb ik op de middelbare school ontmoet. Zij zat in een parallelklas. Ik zag haar voor het eerst in de gang. Ik zocht uit wat haar rooster was en wachtte haar met de fiets op bij de gymzaal, aan het andere eind van de stad. Een paar keer stond ik er voor niks, want dan fietste ze met een vriendin. Toen ze een keer alleen was, ben ik naast haar gaan rijden. Ze heeft me later wel eens verteld, dat ze toen geen idee had wie ik was. Toen ik 21 was trouwden we. Verbondenheid Twijfel over mijn geloof heb ik nooit gehad. Wel heb ik mij vaak afgevraagd hoe het mo gelijk is dat er zo veel verschrikkelijke dingen gebeuren. Het is onmogelijk daar een simpel antwoord op te geven. Voor mij is geloof niet het overtuigd zijn van een stel opvattingen en stellingen, maar een verbondenheid met iemand waarvan ik weet hoe groot en om vattend hij is. Ook is geloof voor mij altijd verbonden ge weest met het zoeken naai- contact buiten de eigen kring. Ik ben niet overdreven geestelijk, maar juist altijd geïnteresseerd geweest in het verband tussen rationaliteit, logica en ge loof. Dat zie je bijvoorbeeld in mijn werk in het onderwijs en de politiek. Elke ervaring zet me aan het denken, ik ben nieuwsgierig naar mensen. Elke ontmoeting verandert je leefwereld en je horizon. Ik praat nu met moslims, dat deed ik tot een paar jaar geleden zelden of nooit. Dat verrijkt me. Niet dat ik ga relativeren, maar ik bezie mijn geloof vanuit een andere hoek. Zo reali seer ik me opnieuw hoe belangrijk het voor mij is dat ik Christus belijd als de zoon van God. Moslims vinden dat dwaas."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2005 | | pagina 2