Erica
Er is een leven na de topsport
Terpstra is
toch
een blijvertje gebleke:
SPORT I
4
Leontien van Moorsel kan eindelijk ontspannen
door Cuido Bindels
den haao - Ze houdt van reizen,
andere culturen, Den Haag, van
mensen, maar voor alles van
sport. Couveusekindje Erica Terp
stra leek 61 jaar geleden geen
blijvertje. Maar ze is er nog
steeds. Van iel korfbalstertje
groeide ze uit tot olympisch
zwemster. Via de Tweede Kamer
vervolgde ze haar weg naar het
voorzitterschap van NOC'NSF.
„Het leven is elke dag weer een
cadeautje."
Als ze 's avonds na weer een
lange, maar enthousiaste werk
dag naar huis gaat, rijdt ze
soms nog wel eens een stukje
om. Langs Het Binnenhof, dat
zo mooi verlicht is. Het Lange
Voorhout, het Torentje. „Den
Haag", zegt Erica Terpstra,
„heeft voor mij zo veel warme
ep emotioneel belangrijke plek
jes, het is een heerlijke stad."
Terug naar de roots. Erica Ge
orgina Terpstra had daar weinig
mee. Ze voelt zich immers bo
venal een wereldburger. Ie-
Paspoort
Naam: Erica Georgina Terp
stra.
Geboren: 26-5-1943 in Den
Haag.
Opleidingen: Gymnasium-b.
Sinologie Rijksuniversiteit te
Leiden, van 1962 tot 1966.
Politieke functies: Lid Twee
de Kamer der Staten-Gene-
raal. lid Provinciale Staten
van Utrecht: staatssecretaris
van Volksgezondheid, Wel
zijn en Sport, van 22 augus
tus 1994 tot 3 augustus 1998.
Partijpolitieke functies: Lid
provinciaal bestuur WD-
vrouwen in Zuid-Holland.
Erelid WD.
Werd op 21 oktober 2003 ge
kozen tot voorzitter van NOC
'NSF.
bb donderdag 30 december 20cL
door Maarten van Helvoirt
den bosch - Zelfs in een trai-
ningskoers was Leontien van
Moorsel bang om af te gaan.
Angst beheerste een groot deel
van haar sportleven. Bang om te
vallen, bang voor overgewicht.
„Dat gevoel ga ik niet missen",
zegt ze nu haar topsportcarrière
voorbij is. „Ik snakte naar het le
ven dat ik nu heb." Op 8 januari
neemt ze afscheid, op een voor
haar georganiseerd gala tijdens
de Zesdaagse van Rotterdam.
Huilend rende Leontien van
Moorsel vroeger naar boven als
moeder Martha het kerstmaal
opdiende. Zo veel lekkers, dat
kón niet. Terwijl ze al vel over
been was. Anorexia beheerste
haar leven en hoewel Leontien
van Moorsel wereldkampioene
wielrennen was, voelde ze zich-
doodongelukkig. „En schuldig,
als ik al die lekkere dingen zou
opeten. Ik dacht dat dat niet
mocht als je aan topsport
deed", bekent ze tien jaar later.
De cappuccino in het Bossche
grand café Silva Ducis laat ze
zich welgevallen. „Zo, wat had
ik een dorst." Het schuim
kleurt haar lippen wit. Dat wa
ren ze afgelopen zomer ook na
de olympische tijdrit in het
snikhete Athene. Maar toen
kwam dat door uitdroging.
Zelfs een bidon met water acht
te ze overtollig gewicht. „Eigen
wijsheid", zegt ze nu, een beet
je besmuikt. Want hoewel Van
Moorsel bewonderenswaardig
open is over de eetziekte die
haar van de winter van 1994 tot
de zorher van 1998 lichamelijk
en geestelijk sloopte, is er ook
nog gezonde gêne.
Dit voorjaar kreeg ze weer eet
problemen. Het gevolg was dat
ze vaker dan gewoon op de
weegschaal plaatsnam, om te
kijken of er al weer een gram
metje vet vervlogen was. Uit
eindelijk deed haar man Mi
chael de weegschaal het huis
uit. Het moest afgelopen zijn.
Tijdens de Olympische Spelen
irf Athene, haar laatste dagen
als wedstrijdsportster, zo vond
men in huize Zijlaard-Van
Moorsel, moest er genoten
worden. Maar in plaats daarvan
stond ze op het podium met
een ingevallen, grauw gezicht.
Wel met goud (tijdrit) en later
ook nog brons (achtervolging
op de baan) om haar nek.
„Ik ben enorm geschrokken
van die beelden. Na de tijdrit
moest ik op een trottoirband
gaan zitten, omdat ik anders
zou omvallen. Nu ik gestopt
ben met wielrennen en in
plaats van drie tot vijf uur per
dag nog maar een uurtje train -
een dag helemaal niks doen
vind ik nog moeilijk - merk ik
dat sport gezond is, maar top
sport absoluut niet."
Een maandje geleden lag ze te
badderen met haar zussen in
een luxueus hotel in Rotter
dam. De vier Van Moorseltjes
hadden zussenweekend. Lekker
de hele dag 'teutebellen', 's
Avonds kregen ze een grandi
oos diner voorgeschoteld. Ze
ven gangen! De jongste Van
Moorsel bleef tot de laatste
gang aan tafel en nam een Bai
leys toe. En och, voor gezellig
heid nog één. „Ik hoef nu niet
meer zo op te letten. Al ben ik
nog altijd wel ijdel. Het zit bij
ons in de genen om stevig te
zijn. Niet dik, maar het zit er
wel lekker aan, zullen we maar
zeggen. Ik voel me nu lekker, zit
goed in mijn vel."
„Ik geniet er van als ik zie hoe
Leontien de knop heeft omge
zet", zegt Daniëlle Overgaag,
een goede vriendin van Van
Moorsel. Overgaag, zelf ooit een
nationale wielertopper en ex
van Lance Armstrong, kent de
Brabantse 'af en aan al heel
lang', zoals ze zelf zegt. „Leon
tien heeft 27 jaar gewijd aan
haar fiets. Er zijn maar heel
weinig toppers die dat op zo'n
manier kunnen. Indurain en
Armstrong bijvoorbeeld. Succes
smaakt altijd naar meer en
meer. Maar je bent pas echt een
grote als je op een mooi mo
ment in je carrière kunt stop
pen, zoals Leontien na de Spe
len van Athene. Neem Rintje
Ritsma, die heeft nooit bewust
afscheid genomen van het
schaatsen. Hij blijft maar door
sukkelen."
In 1992 ontmoette Van Moorsel
Michael Zijlaard, een begena
digd amateurwielrenner. De
verliefdheid spatte al snel van
de twee af, terwijl het eigenlijk
toen al slecht met haar ging. Op
een gegeven moment at ze al
leen nog boontjes, het liefst zo
droog mogelijk, en uien. Dat
was haar maaltijd. Zo won ze
de Tour de France, twee keer.
Op een blik bonen! Maar omdat
ze succes had, zetten haar ou
ders geen vraagtekens bij dit
dwaze dieet. Leontien zei daar
eens over: „Als het mijn doch
ter zou zijn, dan had ik haar
vastgepakt en gezegd 'Ga jij
maar op kamers, mafketel'."
Haar vriend stelde wel een
daad. Toen de anorexia ernstige
vormen aannam en ook invloed
had op haar humeur en - dien
tengevolge - dat van anderen,
maakte hij de verkering uit. Dat
opende haar ogen. Enkele
maanden later kwamen ze el
kaar weer tegen en toen ze hem
ervan overtuigde dat ze haar le
ven aan het beteren was, viel hij
weer voor haar. Zijn ouders Ans
en Joop namen het stel zelfs in
huis. Zes jaar betrokken ze de
bovenetage; sinds een half jaar
tje hebben ze hun eigen huis, in
Rotterdam.
Vorig najaar vlogen haar eigen
ouders naar Mexico, waar hun
jongste dochter het werelduur
record ging aanvallen (en magi
straal verbeterde). Hoog in de
lucht deed vader Harry een ont
boezeming: „Ik denk dat ze het
weer heeft. Ze eet de laatste tijd
zo weinig. Maar ik durf het niet
aan te kaarten. Ze hóeft dit niet
te doen, ze kan beter aan kinde
ren gaan denken."
Misschien een beetje imperti
nent om aan een vrouw van 34
te vragen hoe het daar dan mee
staat, nu ze geen topsport meer
bedrijft. Niet voor iiontien van
Moorsel. „We zijn al flink aan
het oefenen. Raak ik zwanger,
dan is het van harte welkom."
Of het nu een jongen of een
meisje wordt, de naam staat al
vast: Sydney. Daar, Down Un
der, beleefde de Brabantse haar
grootste successen. Met drie
keer goud en één keer zilver
was ze in 2000 de koningin van
de Spelen.
„Mijn eerste kindje heb ik al
trouwens. Ik heb net een pup-
pie, Mopsie heet ie", glimlacht
ze. „Het is een mopshond, met
van die rimpels en rolletjes. O,
die kleine aap is een schatje. Ik
heb altijd een zwak gehad voor
kleine hondjes. Maar kwam ik
tijdens een trainingsrit een gro
te hond tegen, dan trapte ik effe
vijf, nee twintig kilometer per
uur harder. Zo'n schrik had ik
dan."
Schrik had ze tijdens wedstrij
den altijd, angst om te vallen.
Terwijl ze nooit viel, in elk geval
nooit voor het oog van de ca
mera. Op die smak tijdens de
olympische wegwedstrijd in
Athene na. „Het kón me ook
niet overkomen, want ik reed
altijd op kop."
De angst nestelde zich tien jaar
geleden voorgoed in haar lijf.
Tijdens een trainingsrit knalde
Van Moorsel tegen een auto,
met een hersenschudding tot
gevolg. „Ik reed met een walk
man op. He-le-maal fout na
tuurlijk. Bij de jeugd ben ik heel
vaak onderuitgegaan. Ik heb
wielrennen letterlijk met vallen
en opstaan geleerd."
Op 8 januari moet (of mag) ze
er nog één keertje aan geloven.
Dan neemt Rotterdam, tegen
woordig haar thuisstad, tijdens
de Zesdaagse in Sportpaleis
Ahoy' afscheid van de succes
volste sportvrouw die Neder
land ooit heeft voortgebracht.
Het was voor Tinus (een geu
zennaam die ze zelf bedacht
toen ze nog tussen de jongens
fietste) altijd winnen, winnen
en willen winnen. „Zelfs in een
trainingskoers was ik bang om
te falen."
Voor belangrijke wedstrijden
was ze zo nerveus dat ze nog
amper twee uur per nacht sliep.
Tegen het zieke aan. In Sydney
maakte ze van de spanning ru
zie met Michael, omdat die 's
nachts in haar beleving iets te
zwaar lag te ademen. „Dat ge
voel ga ik niet missen. Ik snakte
naar het leven dat ik nu heb",
zegt ze, terwijl ze nog een kopje
cappuccino bestelt. Het moeten
winnen ging haar het laatste
jaar steeds meer tegenstaan.
Een medaille in Athene zou een
prachtig einde zijn van een on
voorstelbaar succesvolle carri
ère; de kleur deed er niet toe.
Zei ze. Alleen, in haar koppie
dacht ze daar anders over. ,,'s
Nachts bleef het maar malen in
mijn hoofd. En dan dacht ik:
Moors, waarom nou?"
Ze had immers al alles op haar
erelijst wat er te winnen viel.
Maar daar wilde (en durfde) ze
juist niet op terug te vallen. „Ik
kon niet achterover leunen en
denken: wie kan mij wat ma
ken, nu ik wereldkampioen
ben? Die instelling heeft mij
steeds weer nieuwe successen
gebracht."
'Moors' moest het namelijk niet
van haar aanleg hebben, had ze
zichzelf ingeprent. Dat bepaal
de maar dertig procent van
haar succes. De rest was trai
ning, ijzeren discipline. Elke
dag weer die fiets op. Zes dagen
per week. Méximaal zes, want
jaren geleden al moest ze haar
man beloven om de fiets één
dag per week te laten staan. Een
hele opgave, want weer of geen
weer, Van Moorsel vond dat ze
haar lichaam moest afbeulen.
Dóór putte ze haar voldoening
uit.
Die toewijding wil Van Moorsel
gaan overbrengen op andere
topsporters. „Een nieuwe Van
Moorsel wordt niet geboren.
Die wordt gemaakt", zei ze be
gin dit jaar. En als het kan, wil
ze daar zelf haar steentje aan
bijdragen. In januari openen in
Hazerswoude-Rijndijk de deu
ren van Leontien Total Sport,
een healthcarecentrum waar
persoonlijke begeleiding voor
opstaat. Echtgenoot Michael is
er de manager, Van Moorsel
gaat spinninglessen geven en
haar eigen ervaringen in de
topsport overbrengen.
Voor sommigen kan haar ver
schijning al genoeg zijn om te
geloven in de aanpak. „Op
straat word ik weieens aange
klampt door mensen die ano
rexia of boulimia hebben gehad
of die in een wak hebben geze-
ten. Ze zeggen dan dat ze steun
aan mij hebben gehad. Sommi
gen gaan zelfs staan huilen. En
dan schiet ik ook vol."
Leontien van Moorsel is sinds
ze weer een gezonde en stralen
de vrouw is - en dankzij haar
knappe en verzorgde verschij
ning - uitgegroeid tot de bella
donna van het vrouwenwiel-
rennen. De prima donna ook,
want 'zij is groter dan de sport
zelf, kwalificeert Mirjam Mel-
chers, toch zelf de nummer één
van de wereld, de Brabantse.
Van Moorsel: „Misschien is dat
zo, maar daar heb ik samen
met Michael heel erg hard voor
moeten werken. Onlangs werd
mijn fiets van de afgelopen
Olympische Spelen verkocht
ten bate van het Kinderkanker
fonds. Voor 80.000 euro ging hij
weg, alleen maar omdat ik erop
had gereden. Daar ben ik trots
op."
Eind november schonk en za
melde Van Moorsel door spin
ninglessen te geven zelf geld in
voor een orthopedagogisch kin-
Leontien van Moorsel: „Onlangs werd mijn fiets van de afgelopen Olympische Spelen verkocht ten
van het Kinderkankerfonds. Voor 80.000 euro ging hij weg, alleen maar omdat ik erop had gereden.
Daar ben ik trots op." Foto: GPD/Marc Bolsius
n. nv
derdagcentrum in Veghel, waar
haar lichamelijk en verstande
lijk gehandicapte neefje Bertje
verblijft. „Toen ik zag hoe ge
lukkig de directeur met de che
que was, moest ik wel even een
traantje laten."
Dat deed ze ook toen ze in 1998
in Valkenburg op het podium
stond als wereldkampioen tijd
rijden. Van Moorsel was na
haar anorexiaperiode in ge
wicht doorgeschoten van 43
naar 85 kilo en werd van alle
kanten uitgemaakt voor 'vet
Varken'. Met de regenboogtrui
snoerde ze iedereen de mond,
maar dat was niet de reden
voor haar tranen. Die waren
voor Bertje, de zoon van haaiy
zus Wilma, onthulde ze eerdE
dit jaar. „Mijn zus en zwagerLj
hebben het feitelijk veel zwaCj
der gehad dan ik. Ik was ont
roerd dat ik mijn familie op
mijn manier moreel had kunll"
nen steunen." |j|
vrije slag, zwom met de estafet
teploeg verscheidene wereldre
cords en won 'met de meiden'
zilver en brons op de Olympi
sche Spelen (Rome 1960 en To
kio 1964). En ondanks de suc
cessen bleef Erica Terpstra
vooral een volksmens, met bei
de benen op de grond. Dat had
ze van huis uit meegekregen.
„Ik weet nog dat ik voor de eer
ste keer kampioen van Neder
land werd. Ik kwam thuis en
mijn ouders wilden alles weten,
hoe het was gegaan en zo. Ze
luisterden naar mijn verhaal en
waren heel enthousiast, maar
ze zeiden ten slotte wel: kampi
oene of niet, het is vanavond
jouw beurt om samen met je
broertje af te wassen. En daar
stond ik dan, met die prachtige
gouden medaille om mijn nek
de vaat te doen. Ik kan het ach
teraf iedereen aanbevelen",
zegt ze.
mand die verslingerd is aan rei
zen bovendien. Nieuwsgierig
naar andere mensen, andere
culturen, dat heeft er altijd in
gezeten.
„Ik geloof in reïncarnatie en
moet in een ander leven zigeu
ner of zo zijn geweest. Ik heb
altijd gedacht: waar je woont
neem je jezelf mee en dus ben
je overal thuis. Je roots, ach, het
zal wel, ik geloofde daar nooit
zo in. Tot ik terugkwam naar
Den Haag. Het verbaasde me
zelf, maar opeens had ik iets
van: ik ben weer thuis."
Den Haag, Indonesië, Italië,
Leiden, Zoetermeer, Nunspeet,
's-Gravenzande, Nieuwegein;
Erica Terpstra heeft op vele
plaatsen gewoond. „Maar uit
Scheveningen ga ik nooit meer
weg. De havens, de vishandel,
heerlijk. En als ik afspraken in
het westen van het land heb,
houd ik tegenwoordig kantoor
in het Kurhaus. Zeg nu zelf, dat
heeft toch iets."
Vlaggetjes, een stepwedstrijd,
een straatfeest. Haar eerste her
inneringen spelen zich af in de
Haagse Terletstraat. Ze zal een
jaartje of vier zijn geweest. Een
klein iel meisje, geboren in mei
1943, veel te vroeg, een couveu
sekindje dus. „Geen blijvertje",
werd er toen gezegd. Een op
merking die Erica Terpstra later
nog vaker zou horen.
Maar ze is er dus nog steeds.
Mens van het volk en nog altijd
razend enthousiast. 61 Jaar, de
baas van de sport. De cirkel is
rond nu, want ze zit op de
plaats waar ze thuishoort en
noemt elke dag weer een ca
deautje. Wie had dat gedacht,
indertijd in de Terletstraat?
De eerste sport die Terpstra zelf
beoefende was korfbal. „Ik was
een jaar of zeven en ging met
een vriendinnetje mee naar
Ons Eibernest. Ik vond sporten
meteen heerlijk. Maar ik was zo
mager, zo tenger, ik werd ge
woon weggeblazen. En bij het
korfballen schoot ook nog eens
mijn arm voortdurend uit de
kom."
Toen ze een tiener was zei de
huisarts dat het misschien zou
helpen als ze op zwemmen
ging. Een beter advies had ze,
zo bleek, niet kunnen krijgen.
„In 1954 kwam ik bij HZ&PC te
weer verder hielp met het an
der. „Ik ben nog journaliste ge
weest bij de Westlandsche Cou
rant. Daar heb ik in de politiek
veel profijt van gehad. Daar
door had ik immers geleerd om
hoofd- van bijzaken te onder
scheiden, om dingen helder te
zeggen, naar gewoon Neder
lands te vertalen. In die tijd was
er net een campagne aan de
gang tegen het politieke jargon.
Politici werd gevraagd om ver
staanbaar Nederlands te spre
ken. Nou, dat kwam mij goed
van pas, want ik kon niet an
ders."
Ze herinnert zich nog haar mai
den speech. Over een milieu-
onderwerp. Ze had er veel re
search voor gedaan, het ook
opgeschreven als een essay
voor de krant. Maar ja, het was
1977, zij was een vrouw, een ex-
topsportster en dan ook nog
eens een ex-zwemster. Dat kon
dus helemaal niets wezen, dat
was geen blijvertje. Dót had
Terpstra natuurlijk al eens eer
der gehoord.
Uiteindelijk werd ze een graag
geziene persoon in de Neder
landse politiek. Als WD'er lid
van de Tweede Kamer (1977-
2003), waar ze zich vooral in
zette voor ontwikkelingssamen
werking, volksgezondheid en
gehandicapten. Het kamerlid
maatschap werd onderbroken
voor het staatssecretariaat van
Welzijn en Sport in het eerste
kabinet Kok. Daar voerde ze
bijvoorbeeld het persoonsge
bonden budget in. Bij elke ver
kiezing sleepte ze voor haar
partij enorme aantallen voor
keurstemmen binnen.
Erica Georgina Terpstra, het ie
le, magere meisje uit de Haagse
Terletstraat, de ex-zwemster,
werd een politica waar je nau
welijks meer omheen kon. Me
nigeen was jaloers op haar po
pulariteit. En op de media-aan
dacht die ze kreeg. Als panellid
van het tv-spelletje 'Wie van de
drie?' bijvoorbeeld. Maar vooral
als razend enthousiast suppor
ter bij sportwedstrijden. Want
de sport, die ze na de Spelen
van Tokio met het schrijven van
haar boekje achter zich dacht te
hebben gelaten, bleef toch al
tijd onderhuids aanwezig.
Dat bleek vooral toen ze met
een parlements delegatie naaVV{
Tokio ging. „Mijn collega's
dachten allemaal dat ik mete_
na aankomst naar het olym-
pisch zwembad zou gaan, mfl
ik had daar helemaal geen bt^
hoefte aan. Uiteindelijk ben i
alleen maar gegaan om van
hun gezeur af te zijn."
„Het was een schemerige, dr
lerige ochtend, ik had er hele
maal geen zin in. Maar toen i
de zwemhal in liep kwam er
veel bij me binnen. Het zwee
stond meteen in mijn handeMC
het was alsof ik alles opnieu^,
beleefde. Ik dacht dat ik die j0(
riode had afgerond, was er intt,
mijn andere, nieuwe wereld cr
lemaal niet meer mee bezig, [j
dat moment, twintig jaar lat£ c
Achteraf ben ik blij dat ik toej^
toch terug ben gegaan.
Sinds dat moment is de naaiu
Erica Terpstra weer synoniei
voor sport. Zeker toen ze voi[s
jaar op sportcentrum Papen^
tot veler verrassing werd geklne
zen tot voorzitter van de spo[)e
koepel NOC*NSF. Ze versloeUe
tegenkandidaat Ruud Vreemlaa
die volgens de peilingen straLn
lengtes voorsprong had. NecLe|
land werd na Somalië en Bof]1(
wana het derde land ter wer^r|
met een vrouw als 'baas vanL
sport'. Gesteund vooral dooiL,
kleinere bonden. |et
Haar werk is een onbezoldigd,
functie, die werd ingeschat
drie dagen werk per week.
Erica Terpstra is er altijd en ij
komt overal. Enthousiast alsjni
geen ander, op handen gedrag
gen door de sporters. Een blj^
vertje, niet stuk te krijgen.
„Waar al die energie vandaal. e,
komt? Iets wat je leuk vindt l
weinig energie en ik vind dit
gantisch leuk. Bovendien kri
je energie van de mensen m<
wie je werkt."
„Ik vind het heel prettig dat 1'
nu iets terug kan doen voor <H3
sport, die zo veel voor mij hóee
gedaan. Pas op latere leeftijd^1
realiseer je je, dat je bent ge-irs
vormd door mensen die alti^s
belangeloos klaar hebben geLa
staan om jou te laten sportei
Sport is machtig om te doen
prachtig om naar te kijken. I^n
is mijn leuze. Sport is ontzet
tend belangrijk in de maat- M
schappij." ste!
recht, de allergezelligste zwem-
club van Den Haag, wat zeg ik,
van de hele wereld. Een club
met een waterpolocultuur. De
mannen waren bijna altijd
kampioen van Nederland."
„Ik herinner me nog heel goed
de zomer van 1959. We hadden
geen geld om op vakantie te
gaan en in plaats daarvan kreeg
ik een zwemkaart voor het Zui
derpark. Daar trainden ook de
jongens van het waterpolo. En
ik werd één voor één verliefd op
ze. Ik zwom met die grote ke
rels mee en wilde ze natuurlijk
bijhouden. Aan het einde van
de zomer was ik zo veel voor
uitgegaan, ging ik opeens zo
snel, dat voormalig waterpolo-
international Frits Smol tegen
mijn ouders zei: waarom gaat
Erica niet trainen voor de
Olympische Spelen?"
Het vervolg is bekend. Ze werd
een topper op de 100 meter
„Door de Olympische Spelen
werd ik ook min of meer een
bekende Nederlander. Maar
mijn ouders hebben altijd be
nadrukt dat er zo veel meer is
dan alleen maar heel hard van
de ene kant naar de andere
kant zwemmen en weer terug.
Daar ben ik hen tot op de dag
van vandaag dankbaar voor."
Na de Spelen van Tokio was het
min of meer gedaan met de
sportloopbaan van Erica Terp
stra. Ze schreef er een boekje
over ('Zwemmen om van te wa
tertanden') en dacht dat ze die
periode goed had afgesloten.
Tijd voor iets heel anders. En,
zoals zo vaak in haar leven,
duwde het toeval haar een kant
op, waarover ze nog nooit had
nagedacht. Als studente Chi
nees en Japans deed ze mee
aan een discussiegroep van het
Nederlands gesprekscentrum.
Het onderwerp was 'Toekom
stig Sportbeleid'.
„Dat was in de tijd van Joop
den Uyl. Er zaten mensen van
de PvdA in de zaal, die naar
mijn gevoel nogal typisch bezig
waren. Presteren vonden ze een
vies woord, alles moest genivel
leerd worden. Iedereen moest
sporten en ik dacht, wat een
onzin, het moet zijn: wie wfl
moet künnen sporten."
„Wedstrijdsport mocht ook niet
worden aangemoedigd. En de
Olympische Spelen moest je
ontmoedigen of zelfs verbie
den, want dat was allemaal zo
commercieel. Ik wond me daar
nogal over op en dacht: als de
politiek zich wil bemoeien met
wat ik in mijn vrije tijd moet
doen, dan bemoei ik me maar
eens met de politiek."
Terugkijkend is ze nog steeds
verbaasd over hoe het in haar
leven eigenlijk allemaal is ge
gaan, over hoe het één haar
Erica Terpstra, als
klein korfbalmeis
je gehurkt achter
de voorste rij: „Ik
herinner me nog
heel goed de zo
mer van 1959. We
hadden geen geld
om op vakantie te
gaan en in plaats
daarvan kreeg ik
een zwemkaart
voor het Zuider
park. Daar train
den ook de jon
gens van het wa
terpolo. En ik werd
één voor één ver
liefd op ze. Ik
zwom met die
grote kerels mee
en wilde ze na
tuurlijk bijhouden.
Aan het einde van
de zomer was ik
zo veel vooruitge
gaan, ging ik op
eens zo snel, dat
voormalig water-
polo-international
Frits Smol tegen
mijn ouders zei:
waarom gaat Erica
niet trainen voor
de Olympische
Spelen?"
Foto: GPD