Erica Er is een leven na de topsport Terpstra is toch een blijvertje gebleke: SPORT I 4 Leontien van Moorsel kan eindelijk ontspannen door Cuido Bindels den haao - Ze houdt van reizen, andere culturen, Den Haag, van mensen, maar voor alles van sport. Couveusekindje Erica Terp stra leek 61 jaar geleden geen blijvertje. Maar ze is er nog steeds. Van iel korfbalstertje groeide ze uit tot olympisch zwemster. Via de Tweede Kamer vervolgde ze haar weg naar het voorzitterschap van NOC'NSF. „Het leven is elke dag weer een cadeautje." Als ze 's avonds na weer een lange, maar enthousiaste werk dag naar huis gaat, rijdt ze soms nog wel eens een stukje om. Langs Het Binnenhof, dat zo mooi verlicht is. Het Lange Voorhout, het Torentje. „Den Haag", zegt Erica Terpstra, „heeft voor mij zo veel warme ep emotioneel belangrijke plek jes, het is een heerlijke stad." Terug naar de roots. Erica Ge orgina Terpstra had daar weinig mee. Ze voelt zich immers bo venal een wereldburger. Ie- Paspoort Naam: Erica Georgina Terp stra. Geboren: 26-5-1943 in Den Haag. Opleidingen: Gymnasium-b. Sinologie Rijksuniversiteit te Leiden, van 1962 tot 1966. Politieke functies: Lid Twee de Kamer der Staten-Gene- raal. lid Provinciale Staten van Utrecht: staatssecretaris van Volksgezondheid, Wel zijn en Sport, van 22 augus tus 1994 tot 3 augustus 1998. Partijpolitieke functies: Lid provinciaal bestuur WD- vrouwen in Zuid-Holland. Erelid WD. Werd op 21 oktober 2003 ge kozen tot voorzitter van NOC 'NSF. bb donderdag 30 december 20cL door Maarten van Helvoirt den bosch - Zelfs in een trai- ningskoers was Leontien van Moorsel bang om af te gaan. Angst beheerste een groot deel van haar sportleven. Bang om te vallen, bang voor overgewicht. „Dat gevoel ga ik niet missen", zegt ze nu haar topsportcarrière voorbij is. „Ik snakte naar het le ven dat ik nu heb." Op 8 januari neemt ze afscheid, op een voor haar georganiseerd gala tijdens de Zesdaagse van Rotterdam. Huilend rende Leontien van Moorsel vroeger naar boven als moeder Martha het kerstmaal opdiende. Zo veel lekkers, dat kón niet. Terwijl ze al vel over been was. Anorexia beheerste haar leven en hoewel Leontien van Moorsel wereldkampioene wielrennen was, voelde ze zich- doodongelukkig. „En schuldig, als ik al die lekkere dingen zou opeten. Ik dacht dat dat niet mocht als je aan topsport deed", bekent ze tien jaar later. De cappuccino in het Bossche grand café Silva Ducis laat ze zich welgevallen. „Zo, wat had ik een dorst." Het schuim kleurt haar lippen wit. Dat wa ren ze afgelopen zomer ook na de olympische tijdrit in het snikhete Athene. Maar toen kwam dat door uitdroging. Zelfs een bidon met water acht te ze overtollig gewicht. „Eigen wijsheid", zegt ze nu, een beet je besmuikt. Want hoewel Van Moorsel bewonderenswaardig open is over de eetziekte die haar van de winter van 1994 tot de zorher van 1998 lichamelijk en geestelijk sloopte, is er ook nog gezonde gêne. Dit voorjaar kreeg ze weer eet problemen. Het gevolg was dat ze vaker dan gewoon op de weegschaal plaatsnam, om te kijken of er al weer een gram metje vet vervlogen was. Uit eindelijk deed haar man Mi chael de weegschaal het huis uit. Het moest afgelopen zijn. Tijdens de Olympische Spelen irf Athene, haar laatste dagen als wedstrijdsportster, zo vond men in huize Zijlaard-Van Moorsel, moest er genoten worden. Maar in plaats daarvan stond ze op het podium met een ingevallen, grauw gezicht. Wel met goud (tijdrit) en later ook nog brons (achtervolging op de baan) om haar nek. „Ik ben enorm geschrokken van die beelden. Na de tijdrit moest ik op een trottoirband gaan zitten, omdat ik anders zou omvallen. Nu ik gestopt ben met wielrennen en in plaats van drie tot vijf uur per dag nog maar een uurtje train - een dag helemaal niks doen vind ik nog moeilijk - merk ik dat sport gezond is, maar top sport absoluut niet." Een maandje geleden lag ze te badderen met haar zussen in een luxueus hotel in Rotter dam. De vier Van Moorseltjes hadden zussenweekend. Lekker de hele dag 'teutebellen', 's Avonds kregen ze een grandi oos diner voorgeschoteld. Ze ven gangen! De jongste Van Moorsel bleef tot de laatste gang aan tafel en nam een Bai leys toe. En och, voor gezellig heid nog één. „Ik hoef nu niet meer zo op te letten. Al ben ik nog altijd wel ijdel. Het zit bij ons in de genen om stevig te zijn. Niet dik, maar het zit er wel lekker aan, zullen we maar zeggen. Ik voel me nu lekker, zit goed in mijn vel." „Ik geniet er van als ik zie hoe Leontien de knop heeft omge zet", zegt Daniëlle Overgaag, een goede vriendin van Van Moorsel. Overgaag, zelf ooit een nationale wielertopper en ex van Lance Armstrong, kent de Brabantse 'af en aan al heel lang', zoals ze zelf zegt. „Leon tien heeft 27 jaar gewijd aan haar fiets. Er zijn maar heel weinig toppers die dat op zo'n manier kunnen. Indurain en Armstrong bijvoorbeeld. Succes smaakt altijd naar meer en meer. Maar je bent pas echt een grote als je op een mooi mo ment in je carrière kunt stop pen, zoals Leontien na de Spe len van Athene. Neem Rintje Ritsma, die heeft nooit bewust afscheid genomen van het schaatsen. Hij blijft maar door sukkelen." In 1992 ontmoette Van Moorsel Michael Zijlaard, een begena digd amateurwielrenner. De verliefdheid spatte al snel van de twee af, terwijl het eigenlijk toen al slecht met haar ging. Op een gegeven moment at ze al leen nog boontjes, het liefst zo droog mogelijk, en uien. Dat was haar maaltijd. Zo won ze de Tour de France, twee keer. Op een blik bonen! Maar omdat ze succes had, zetten haar ou ders geen vraagtekens bij dit dwaze dieet. Leontien zei daar eens over: „Als het mijn doch ter zou zijn, dan had ik haar vastgepakt en gezegd 'Ga jij maar op kamers, mafketel'." Haar vriend stelde wel een daad. Toen de anorexia ernstige vormen aannam en ook invloed had op haar humeur en - dien tengevolge - dat van anderen, maakte hij de verkering uit. Dat opende haar ogen. Enkele maanden later kwamen ze el kaar weer tegen en toen ze hem ervan overtuigde dat ze haar le ven aan het beteren was, viel hij weer voor haar. Zijn ouders Ans en Joop namen het stel zelfs in huis. Zes jaar betrokken ze de bovenetage; sinds een half jaar tje hebben ze hun eigen huis, in Rotterdam. Vorig najaar vlogen haar eigen ouders naar Mexico, waar hun jongste dochter het werelduur record ging aanvallen (en magi straal verbeterde). Hoog in de lucht deed vader Harry een ont boezeming: „Ik denk dat ze het weer heeft. Ze eet de laatste tijd zo weinig. Maar ik durf het niet aan te kaarten. Ze hóeft dit niet te doen, ze kan beter aan kinde ren gaan denken." Misschien een beetje imperti nent om aan een vrouw van 34 te vragen hoe het daar dan mee staat, nu ze geen topsport meer bedrijft. Niet voor iiontien van Moorsel. „We zijn al flink aan het oefenen. Raak ik zwanger, dan is het van harte welkom." Of het nu een jongen of een meisje wordt, de naam staat al vast: Sydney. Daar, Down Un der, beleefde de Brabantse haar grootste successen. Met drie keer goud en één keer zilver was ze in 2000 de koningin van de Spelen. „Mijn eerste kindje heb ik al trouwens. Ik heb net een pup- pie, Mopsie heet ie", glimlacht ze. „Het is een mopshond, met van die rimpels en rolletjes. O, die kleine aap is een schatje. Ik heb altijd een zwak gehad voor kleine hondjes. Maar kwam ik tijdens een trainingsrit een gro te hond tegen, dan trapte ik effe vijf, nee twintig kilometer per uur harder. Zo'n schrik had ik dan." Schrik had ze tijdens wedstrij den altijd, angst om te vallen. Terwijl ze nooit viel, in elk geval nooit voor het oog van de ca mera. Op die smak tijdens de olympische wegwedstrijd in Athene na. „Het kón me ook niet overkomen, want ik reed altijd op kop." De angst nestelde zich tien jaar geleden voorgoed in haar lijf. Tijdens een trainingsrit knalde Van Moorsel tegen een auto, met een hersenschudding tot gevolg. „Ik reed met een walk man op. He-le-maal fout na tuurlijk. Bij de jeugd ben ik heel vaak onderuitgegaan. Ik heb wielrennen letterlijk met vallen en opstaan geleerd." Op 8 januari moet (of mag) ze er nog één keertje aan geloven. Dan neemt Rotterdam, tegen woordig haar thuisstad, tijdens de Zesdaagse in Sportpaleis Ahoy' afscheid van de succes volste sportvrouw die Neder land ooit heeft voortgebracht. Het was voor Tinus (een geu zennaam die ze zelf bedacht toen ze nog tussen de jongens fietste) altijd winnen, winnen en willen winnen. „Zelfs in een trainingskoers was ik bang om te falen." Voor belangrijke wedstrijden was ze zo nerveus dat ze nog amper twee uur per nacht sliep. Tegen het zieke aan. In Sydney maakte ze van de spanning ru zie met Michael, omdat die 's nachts in haar beleving iets te zwaar lag te ademen. „Dat ge voel ga ik niet missen. Ik snakte naar het leven dat ik nu heb", zegt ze, terwijl ze nog een kopje cappuccino bestelt. Het moeten winnen ging haar het laatste jaar steeds meer tegenstaan. Een medaille in Athene zou een prachtig einde zijn van een on voorstelbaar succesvolle carri ère; de kleur deed er niet toe. Zei ze. Alleen, in haar koppie dacht ze daar anders over. ,,'s Nachts bleef het maar malen in mijn hoofd. En dan dacht ik: Moors, waarom nou?" Ze had immers al alles op haar erelijst wat er te winnen viel. Maar daar wilde (en durfde) ze juist niet op terug te vallen. „Ik kon niet achterover leunen en denken: wie kan mij wat ma ken, nu ik wereldkampioen ben? Die instelling heeft mij steeds weer nieuwe successen gebracht." 'Moors' moest het namelijk niet van haar aanleg hebben, had ze zichzelf ingeprent. Dat bepaal de maar dertig procent van haar succes. De rest was trai ning, ijzeren discipline. Elke dag weer die fiets op. Zes dagen per week. Méximaal zes, want jaren geleden al moest ze haar man beloven om de fiets één dag per week te laten staan. Een hele opgave, want weer of geen weer, Van Moorsel vond dat ze haar lichaam moest afbeulen. Dóór putte ze haar voldoening uit. Die toewijding wil Van Moorsel gaan overbrengen op andere topsporters. „Een nieuwe Van Moorsel wordt niet geboren. Die wordt gemaakt", zei ze be gin dit jaar. En als het kan, wil ze daar zelf haar steentje aan bijdragen. In januari openen in Hazerswoude-Rijndijk de deu ren van Leontien Total Sport, een healthcarecentrum waar persoonlijke begeleiding voor opstaat. Echtgenoot Michael is er de manager, Van Moorsel gaat spinninglessen geven en haar eigen ervaringen in de topsport overbrengen. Voor sommigen kan haar ver schijning al genoeg zijn om te geloven in de aanpak. „Op straat word ik weieens aange klampt door mensen die ano rexia of boulimia hebben gehad of die in een wak hebben geze- ten. Ze zeggen dan dat ze steun aan mij hebben gehad. Sommi gen gaan zelfs staan huilen. En dan schiet ik ook vol." Leontien van Moorsel is sinds ze weer een gezonde en stralen de vrouw is - en dankzij haar knappe en verzorgde verschij ning - uitgegroeid tot de bella donna van het vrouwenwiel- rennen. De prima donna ook, want 'zij is groter dan de sport zelf, kwalificeert Mirjam Mel- chers, toch zelf de nummer één van de wereld, de Brabantse. Van Moorsel: „Misschien is dat zo, maar daar heb ik samen met Michael heel erg hard voor moeten werken. Onlangs werd mijn fiets van de afgelopen Olympische Spelen verkocht ten bate van het Kinderkanker fonds. Voor 80.000 euro ging hij weg, alleen maar omdat ik erop had gereden. Daar ben ik trots op." Eind november schonk en za melde Van Moorsel door spin ninglessen te geven zelf geld in voor een orthopedagogisch kin- Leontien van Moorsel: „Onlangs werd mijn fiets van de afgelopen Olympische Spelen verkocht ten van het Kinderkankerfonds. Voor 80.000 euro ging hij weg, alleen maar omdat ik erop had gereden. Daar ben ik trots op." Foto: GPD/Marc Bolsius n. nv derdagcentrum in Veghel, waar haar lichamelijk en verstande lijk gehandicapte neefje Bertje verblijft. „Toen ik zag hoe ge lukkig de directeur met de che que was, moest ik wel even een traantje laten." Dat deed ze ook toen ze in 1998 in Valkenburg op het podium stond als wereldkampioen tijd rijden. Van Moorsel was na haar anorexiaperiode in ge wicht doorgeschoten van 43 naar 85 kilo en werd van alle kanten uitgemaakt voor 'vet Varken'. Met de regenboogtrui snoerde ze iedereen de mond, maar dat was niet de reden voor haar tranen. Die waren voor Bertje, de zoon van haaiy zus Wilma, onthulde ze eerdE dit jaar. „Mijn zus en zwagerLj hebben het feitelijk veel zwaCj der gehad dan ik. Ik was ont roerd dat ik mijn familie op mijn manier moreel had kunll" nen steunen." |j| vrije slag, zwom met de estafet teploeg verscheidene wereldre cords en won 'met de meiden' zilver en brons op de Olympi sche Spelen (Rome 1960 en To kio 1964). En ondanks de suc cessen bleef Erica Terpstra vooral een volksmens, met bei de benen op de grond. Dat had ze van huis uit meegekregen. „Ik weet nog dat ik voor de eer ste keer kampioen van Neder land werd. Ik kwam thuis en mijn ouders wilden alles weten, hoe het was gegaan en zo. Ze luisterden naar mijn verhaal en waren heel enthousiast, maar ze zeiden ten slotte wel: kampi oene of niet, het is vanavond jouw beurt om samen met je broertje af te wassen. En daar stond ik dan, met die prachtige gouden medaille om mijn nek de vaat te doen. Ik kan het ach teraf iedereen aanbevelen", zegt ze. mand die verslingerd is aan rei zen bovendien. Nieuwsgierig naar andere mensen, andere culturen, dat heeft er altijd in gezeten. „Ik geloof in reïncarnatie en moet in een ander leven zigeu ner of zo zijn geweest. Ik heb altijd gedacht: waar je woont neem je jezelf mee en dus ben je overal thuis. Je roots, ach, het zal wel, ik geloofde daar nooit zo in. Tot ik terugkwam naar Den Haag. Het verbaasde me zelf, maar opeens had ik iets van: ik ben weer thuis." Den Haag, Indonesië, Italië, Leiden, Zoetermeer, Nunspeet, 's-Gravenzande, Nieuwegein; Erica Terpstra heeft op vele plaatsen gewoond. „Maar uit Scheveningen ga ik nooit meer weg. De havens, de vishandel, heerlijk. En als ik afspraken in het westen van het land heb, houd ik tegenwoordig kantoor in het Kurhaus. Zeg nu zelf, dat heeft toch iets." Vlaggetjes, een stepwedstrijd, een straatfeest. Haar eerste her inneringen spelen zich af in de Haagse Terletstraat. Ze zal een jaartje of vier zijn geweest. Een klein iel meisje, geboren in mei 1943, veel te vroeg, een couveu sekindje dus. „Geen blijvertje", werd er toen gezegd. Een op merking die Erica Terpstra later nog vaker zou horen. Maar ze is er dus nog steeds. Mens van het volk en nog altijd razend enthousiast. 61 Jaar, de baas van de sport. De cirkel is rond nu, want ze zit op de plaats waar ze thuishoort en noemt elke dag weer een ca deautje. Wie had dat gedacht, indertijd in de Terletstraat? De eerste sport die Terpstra zelf beoefende was korfbal. „Ik was een jaar of zeven en ging met een vriendinnetje mee naar Ons Eibernest. Ik vond sporten meteen heerlijk. Maar ik was zo mager, zo tenger, ik werd ge woon weggeblazen. En bij het korfballen schoot ook nog eens mijn arm voortdurend uit de kom." Toen ze een tiener was zei de huisarts dat het misschien zou helpen als ze op zwemmen ging. Een beter advies had ze, zo bleek, niet kunnen krijgen. „In 1954 kwam ik bij HZ&PC te weer verder hielp met het an der. „Ik ben nog journaliste ge weest bij de Westlandsche Cou rant. Daar heb ik in de politiek veel profijt van gehad. Daar door had ik immers geleerd om hoofd- van bijzaken te onder scheiden, om dingen helder te zeggen, naar gewoon Neder lands te vertalen. In die tijd was er net een campagne aan de gang tegen het politieke jargon. Politici werd gevraagd om ver staanbaar Nederlands te spre ken. Nou, dat kwam mij goed van pas, want ik kon niet an ders." Ze herinnert zich nog haar mai den speech. Over een milieu- onderwerp. Ze had er veel re search voor gedaan, het ook opgeschreven als een essay voor de krant. Maar ja, het was 1977, zij was een vrouw, een ex- topsportster en dan ook nog eens een ex-zwemster. Dat kon dus helemaal niets wezen, dat was geen blijvertje. Dót had Terpstra natuurlijk al eens eer der gehoord. Uiteindelijk werd ze een graag geziene persoon in de Neder landse politiek. Als WD'er lid van de Tweede Kamer (1977- 2003), waar ze zich vooral in zette voor ontwikkelingssamen werking, volksgezondheid en gehandicapten. Het kamerlid maatschap werd onderbroken voor het staatssecretariaat van Welzijn en Sport in het eerste kabinet Kok. Daar voerde ze bijvoorbeeld het persoonsge bonden budget in. Bij elke ver kiezing sleepte ze voor haar partij enorme aantallen voor keurstemmen binnen. Erica Georgina Terpstra, het ie le, magere meisje uit de Haagse Terletstraat, de ex-zwemster, werd een politica waar je nau welijks meer omheen kon. Me nigeen was jaloers op haar po pulariteit. En op de media-aan dacht die ze kreeg. Als panellid van het tv-spelletje 'Wie van de drie?' bijvoorbeeld. Maar vooral als razend enthousiast suppor ter bij sportwedstrijden. Want de sport, die ze na de Spelen van Tokio met het schrijven van haar boekje achter zich dacht te hebben gelaten, bleef toch al tijd onderhuids aanwezig. Dat bleek vooral toen ze met een parlements delegatie naaVV{ Tokio ging. „Mijn collega's dachten allemaal dat ik mete_ na aankomst naar het olym- pisch zwembad zou gaan, mfl ik had daar helemaal geen bt^ hoefte aan. Uiteindelijk ben i alleen maar gegaan om van hun gezeur af te zijn." „Het was een schemerige, dr lerige ochtend, ik had er hele maal geen zin in. Maar toen i de zwemhal in liep kwam er veel bij me binnen. Het zwee stond meteen in mijn handeMC het was alsof ik alles opnieu^, beleefde. Ik dacht dat ik die j0( riode had afgerond, was er intt, mijn andere, nieuwe wereld cr lemaal niet meer mee bezig, [j dat moment, twintig jaar lat£ c Achteraf ben ik blij dat ik toej^ toch terug ben gegaan. Sinds dat moment is de naaiu Erica Terpstra weer synoniei voor sport. Zeker toen ze voi[s jaar op sportcentrum Papen^ tot veler verrassing werd geklne zen tot voorzitter van de spo[)e koepel NOC*NSF. Ze versloeUe tegenkandidaat Ruud Vreemlaa die volgens de peilingen straLn lengtes voorsprong had. NecLe| land werd na Somalië en Bof]1( wana het derde land ter wer^r| met een vrouw als 'baas vanL sport'. Gesteund vooral dooiL, kleinere bonden. |et Haar werk is een onbezoldigd, functie, die werd ingeschat drie dagen werk per week. Erica Terpstra is er altijd en ij komt overal. Enthousiast alsjni geen ander, op handen gedrag gen door de sporters. Een blj^ vertje, niet stuk te krijgen. „Waar al die energie vandaal. e, komt? Iets wat je leuk vindt l weinig energie en ik vind dit gantisch leuk. Bovendien kri je energie van de mensen m< wie je werkt." „Ik vind het heel prettig dat 1' nu iets terug kan doen voor <H3 sport, die zo veel voor mij hóee gedaan. Pas op latere leeftijd^1 realiseer je je, dat je bent ge-irs vormd door mensen die alti^s belangeloos klaar hebben geLa staan om jou te laten sportei Sport is machtig om te doen prachtig om naar te kijken. I^n is mijn leuze. Sport is ontzet tend belangrijk in de maat- M schappij." ste! recht, de allergezelligste zwem- club van Den Haag, wat zeg ik, van de hele wereld. Een club met een waterpolocultuur. De mannen waren bijna altijd kampioen van Nederland." „Ik herinner me nog heel goed de zomer van 1959. We hadden geen geld om op vakantie te gaan en in plaats daarvan kreeg ik een zwemkaart voor het Zui derpark. Daar trainden ook de jongens van het waterpolo. En ik werd één voor één verliefd op ze. Ik zwom met die grote ke rels mee en wilde ze natuurlijk bijhouden. Aan het einde van de zomer was ik zo veel voor uitgegaan, ging ik opeens zo snel, dat voormalig waterpolo- international Frits Smol tegen mijn ouders zei: waarom gaat Erica niet trainen voor de Olympische Spelen?" Het vervolg is bekend. Ze werd een topper op de 100 meter „Door de Olympische Spelen werd ik ook min of meer een bekende Nederlander. Maar mijn ouders hebben altijd be nadrukt dat er zo veel meer is dan alleen maar heel hard van de ene kant naar de andere kant zwemmen en weer terug. Daar ben ik hen tot op de dag van vandaag dankbaar voor." Na de Spelen van Tokio was het min of meer gedaan met de sportloopbaan van Erica Terp stra. Ze schreef er een boekje over ('Zwemmen om van te wa tertanden') en dacht dat ze die periode goed had afgesloten. Tijd voor iets heel anders. En, zoals zo vaak in haar leven, duwde het toeval haar een kant op, waarover ze nog nooit had nagedacht. Als studente Chi nees en Japans deed ze mee aan een discussiegroep van het Nederlands gesprekscentrum. Het onderwerp was 'Toekom stig Sportbeleid'. „Dat was in de tijd van Joop den Uyl. Er zaten mensen van de PvdA in de zaal, die naar mijn gevoel nogal typisch bezig waren. Presteren vonden ze een vies woord, alles moest genivel leerd worden. Iedereen moest sporten en ik dacht, wat een onzin, het moet zijn: wie wfl moet künnen sporten." „Wedstrijdsport mocht ook niet worden aangemoedigd. En de Olympische Spelen moest je ontmoedigen of zelfs verbie den, want dat was allemaal zo commercieel. Ik wond me daar nogal over op en dacht: als de politiek zich wil bemoeien met wat ik in mijn vrije tijd moet doen, dan bemoei ik me maar eens met de politiek." Terugkijkend is ze nog steeds verbaasd over hoe het in haar leven eigenlijk allemaal is ge gaan, over hoe het één haar Erica Terpstra, als klein korfbalmeis je gehurkt achter de voorste rij: „Ik herinner me nog heel goed de zo mer van 1959. We hadden geen geld om op vakantie te gaan en in plaats daarvan kreeg ik een zwemkaart voor het Zuider park. Daar train den ook de jon gens van het wa terpolo. En ik werd één voor één ver liefd op ze. Ik zwom met die grote kerels mee en wilde ze na tuurlijk bijhouden. Aan het einde van de zomer was ik zo veel vooruitge gaan, ging ik op eens zo snel, dat voormalig water- polo-international Frits Smol tegen mijn ouders zei: waarom gaat Erica niet trainen voor de Olympische Spelen?" Foto: GPD

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2004 | | pagina 20