Ganzenbordspel vol symboliek I 4 'Straks gaan we alleen nog op vakantie naar Scandinavië' in dè natuur.; De beuk sterft uit in Nederland. De dopheide ook. Niet op lange termijn, maar al binnen tien tot twintig jaar. Steeds meer vogelsoorten krijgen het moeilijk, andere nemen hun plaats in. Voor vlinders geldt hetzelfde. De verandering van het klimaat eist haar tol in de natuur, veel sneller dan verwacht. ZATERDAG 7 NOVEMBER 2004 ER BU door Halbe Hettema Ierland idoor de iering van hiaat jnsoorten ie voor- Ileen zui- groei- I ANP ijk eens naar buiten', zegt Rik Leemans. Vanuit zijn werkkamer I in de Dreijenborch in Wagenin- gen heeft de hoogleraar uitzicht op bomen en struiken die in herfsttooi staan. De kleu renpracht komt nog beter tot zijn recht doordat de zon er op schijnt. „Schitterend, maar het zou nu niet meer zo moeten zijn", stelt de hoogleraar. „De herfst loopt dit jaar twee weken achter." Professor Rik Leemans is klimaatdeskundige bij de leerstoelgroep milieusysteemanalyse van Wageningen Universiteit. Al in de jaren tachtig deed hij de eerste klimaatstudies in de bossen van Zweden. Later deed hij dat werk voor het Rijksinstituut voor Volksge zondheid en Milieu (RIVM) en het laatste anderhalf jaar zet hij zijn studies naar de ef fecten van de opwarming van de aarde voort aan de universiteit. Een gezaghebbend man, en bepaald minder voor zichtig in zijn uitspraken dan in de wetenschapswe reld gewoon is. Dat heeft zijn reden: „Er gebeurt ge woon ontzettend veel en het gaat allemaal veel snel ler dan we hadden gedacht. We moeten onder ogen zien dat de consequenties enorm zijn." Leemans noemde al de late herfst. Het vroege vooijaar komt er bij. De laatste jaren is het uitbotten van planten weken naar voren opge schoven. De verlenging van het groeiseizoen komt in de laatste dertig jaar op meer dan een maand. Het is aan de planten en dieren om deze ontwikkeling bij te houden. In heel veel gevallen lukt dat niet. Leemans: „Vaak gaat het om een heel pre cair evenwicht dat gauw uit balans raakt. Ze ker als de veranderingen zo snel gaan." De bonte vliegenvanger is er een mooi voor beeld van. Deze vogel overwintert in Afrika en krijgt daar geen signalen over het weer in zijn broedgebied in Nederland. „Hij krijgt niet even een telefoontje dat het hier warm genoeg is", zegt Leemans. „Hij gaat gewoon op de daglengte af en vertrekt op de tijd die hij altijd gewend was." Als deze vliegenvanger in ons land arriveert, merkt hij dat hij te laat is. Het vrouwtje gunt zich niet eens de tijd om goed aan te sterken voor ze aan de leg begint. Dat maakt het voortplantingssucces stukken kleiner. De kuikens die nog wel uit de eieren kruipen, zijn vaak te laat om voedsel te kunnen vin den. De rupsen waar ze het van moeten heb ben, zijn al verpopt. Exoot Zo zijn er veel meer vogels die in de knoei komen met hun voedselvoorziening. Aan de andere kant komen soorten onze kant op die hier van oorsprong niet thuishoren. Op ei gen gelegenheid of als ontsnapte dieren van particuliere vogelhouders. De oprukkende nijlgans is zo'n exoot. De veranderingen leiden ook tot een toena me van plagen. De eikenprocessierups, die bomen compleet kaal vreet, is er een voor beeld van. Zes jaar geleden dook hij voor het eerst op in Noord-Brabant. Inmiddels is hij doorgedrongen tot in de provincie Utrecht. Volgens de Wageningse professor Rik Leemans verdwijnt de beuk mogelijk al binnen tien tot twintig jaar uit ons landschap. Foto: GPD/Wietze Landman Leemans voorspelt dat het nog maar even duurt voor deze rups het hele land heeft veroverd. Dat kan ook snel. De vlinder vliegt, aangestoken door hogere temperaturen, noordwaarts. Meegedre- ven door een soms harde wind legt hij zomaar 100 kilometer af. Hij legt zijn eitjes in de eiken en an ders dan voorheen ko men die een eind verder op ook uit. De Wageningse hoogle raar geeft het ogenblik kelijk toe: de snelheid van de ontwikkelingen in de natuur verbaast alle deskundigen. Wat er gebeurt, kan nooit al leen het gevolg zijn van een verhoging van de gemiddelde temperatuur van nog geen graad Celsius, zoals die zich de laatste de cennia heeft voorgedaan. Leemans zoekt het in de extremen die de kli maatverandering met zich meebrengen. Met af en toe uitzonderlijke temperaturen en af wisselend perioden van droogte en tijden met bizar veel neerslag. De onderzoeker wijst op het afgelopen voorjaar. Op 5 februa ri werd in ons land een temperatuur van 26 graden gemeten. Later werd het wel weer een stuk kouder, maar zo'n plotselinge warmtepiek zorgt er voor dat de bollen uitkomen en dat de groei sappen in bomen en struiken op gang ko men. Leemans:Als de natuur eenmaal ont waakt, valt ze niet meer in slaap." Slagregens De extremen doen zich vooral ook voelen in de neerslag. Met de warm te neemt de verdam ping toe en dat om hoog stijgende water valt vervolgens weer met bakken uit de he mel. Dat wordt niet eerlijk verdeeld over het land. De kuststreek krijgt het meeste. „Het zijn ook geen heerlijke motregentjes die voor wat afkoeling zorgen, maar enorme slagre gens die de gewassen totaal kapot maken." Tegenover alle water overlast staan perioden 4 >3? Ma rj o Ie in bekjes van extreme droogte. Bij hoge temperaturen ver dampt het water in de bo venlaag van de grond ra zendsnel. Als dat wat langer aanhoudt, komen verschil lende plantensoorten in de knel. De Wageningse hoog leraar wijst op wat er in het zuidwesten van Engeland gebeurt. Daar is de beuk niet meer tegen de droogte bestand. Dat staat ons land ook te wachten, voorspelt Leemans. De beuk, de zo karakteris tieke boom van lanen en landgoederen, verdwijnt uit ons landschap. „En niet pas over een eeuw, maar moge lijk al binnen tien tot twintig jaar." Voor dopheide geldt hetzelfde en ook veel korst mossen moeten er aan geloven. Wetenschappers worstelen nog met de vraag wat het werkelijke aandeel van klimaatver andering is in het wegkwijnen van land schapstypen en planten en dieren. Andere zaken, zoals versnippering van de natuur, spelen ook een rol. Onderzoekers van de Vlinderstichting weten daarover mee te praten. Toch ziet kenner Kars Veling steeds meer ontwikkelingen in de vlinderwereld die alleen maar door het veranderende klimaat kunnen komen. Er zijn dagvlinders die profiteren. De koningin- nepage was vijftien jaar geleden in ons land alleen maar op de Pietersberg in Zuid-Lim burg te vinden. Langzaam maar zeker drong hij door, tot eerst in Brabant en nu al tot in Friesland en Groningen. De gehakkelde aurelia vergaat het net zo, met zijn opmars naar het noorden. „Het is niet een kritische soort", ver telt Veling. „Hij legt zijn eitjes op de brandnetel en laat zich in veel tuinen en parken zien. Ook in steden wordt deze vlinder een gewone gast." Er zijn meer soorten waar voor zo'n succesverhaal geldt. De vlinders die heel mobiel zijn en aangewezen zijn op planten die overal groeien, krijgen het gemakkelijker. Met andere gaat het minder. Veling: „Hoe kritischer ze zijn, hoe lastiger ze het krij gen." Hij noemt het veenbes blauwtje en de veenbesparle- moervlinder als voorbeelden. Deze vlindersoorten moeten het hebben van veenbessen in het Drentse heidelandschap. Als hun leef gebied verder wordt bedreigd en ze het door de warmte noordelijker gaan zoeken, komen ze in de knoei. Daar vinden ze alleen nog landbouwgebieden. Zwaardere regenval in combinatie met ho gere temperaturen zorgt voor een rijkere ve getatie. De terreinen van schrale grond zul len meer en meer verdwijnen. Niet alleen de veenbesliefhebbers onder de vlinders krijgen het dan moeilijk, ook de kommavlinder die gedijt op buntgras en ander schraal gras en de kleine heivlinder die de spaarzame be groeiing van het stuifzand zoekt, zullen het loodje leggen, verwacht Veling. Nederland telde ooit 70 soorten dagvlinders. Al 17 zijn verdwenen en 30 staan op de rode lijst van bedreigde soorten. Zo blijven er nog 23 over die algemeen voorkomen. De vlin ders die het moeilijk hebben, raken vooral in de knel door achteruitgang van hun leefge bied. „Als daar dan nog klimaatverandering bijkomt, kan dat net de laatste druppel zijn waardoor de soort het niet redt", stelt de vlinderkenner. Het zal de komende tien jaar blijken of hij gelijk heeft. In die tijd wordt ook duidelijk of zijn voorspelling over de komst van nieuwe soorten uitkomt. Veling verwacht dat het staartblauwtje en het kaasjeskruiddikkopje binnen niet al te lange tijd uit Noord-Frankrijk komen overwaaien. Nog meer energie steken in natuurbeheer, dat moet vol gens de medewerker van de Vlinderstichting de bedreig de soorten helpen. Hij beseft ook dat op langere termijn meer nodig is. De wereld moet de strijd aanbinden te gen te veel en te snelle opwarming van de aarde. Dramatisch Het gaat veel te hard, roept ook klimaatdes kundige Sible Schaene van het Wereld Na tuur Fonds in Zeist. „Je ziet heel grote, struc turele veranderingen bij een relatief kleine verhoging van de temperatuur." Hij noemt de gevolgen nu al dramatisch. De negatieve zwemadviezen in de zomer in het door blauwalgen vervuilde water van de me ren, de vervuiling van de zee bij Schevenin- gen doordat riolen de zware regenval niet kunnen verwerken, de problemen in de ak kerbouw door extreme regenval en verzilting van de landbouwgrond. Stijfijzerhard „Wij kunnen hier dit soort dingen nog wel aan", zegt de klimaatdeskundige van het WNF. „Op andere plaatsen in de wereld raakt de samenleving ontwricht." Schtene zoekt de aanpak bij de bron. De huidige energieproductie is een belangrijke boos doener, met de uitstoot van broeikasgas. „Landbouwgewassen telen voor het opwek ken van schone energie is een middel met per spec tief." Uit snel groeiende plantensoorten als olifantsgras, wilg en populier is veel rendement te halen. Tegelijk moet ook de wereldwijde ontbos sing worden tegengegaan en is het nodig het energiegebruik binnen tien jaar te halveren. De WNF-medewerker heeft zich lang een a roepende in de woes tijn gevoeld. Dat veran dert de laatste jaren. Doordat de mensen om zich heen zien wat er gebeurt, wordt zijn boodschap eerder be grepen. De waterbran che, het Rode Kruis, Novib en de landbouw sector houden zich al lemaal serieus bezig met het probleem. Nederland trekt jaar lijks 1 miljard euro uit voor waterbeheer, Frankrijk steekt na de hittegolf van vorig jaar 500 miljoen euro extra in de be jaarden zorg om te voorkomen dat bij soortgelijke omstandigheden weer zoveel oude mensen ster ven. Ook Rik Leemans merkt dat hij zo langzamerhand serieus wordt genomen. „Tien jaar ge leden dacht iedereen dat het zo'n vaart niet zou lopen met de klimaatverandering. Dat is nu anders." Hoewel: ,Als ik voorspel dat het te warm wordt in het mediterrane gebied en dat we straks de vakanties al leen nog doorbrengen in eigen land of in Scandinavië, dan kij ken nog veel mensen mij niet begrijpend aan." Een Frans ganzenbordspel. Wie heeft het niet gedaan? Een potje ganzenborden. Jong schaarde zich met oud om tafel en samen beleefden ze een heerlijk avondje. In het museum van Joure herleeft nu de geschiedenis van het ganzenbord. door Cees Stolk Loop een willekeurige speelgoedwinkel binnen, vraag naar een ganzenbord en het antwoord zal nooit nee zijn. Het gan zenbord is zo ingeburgerd dat het niet meer weg te denken is uit het Nederland se gezin. Het ganzenbord hoort bij Hol land. In Italië ligt echter de bakermat. Waarschijnlijk speelde de adel in de re naissance al het spel, met dank aan Fran cesco de Medici. Hij gaf het spel als ge schenk aan Philips II van Spanje. Kenne lijk beleefde de vorst daar veel plezier aan, want binnen no time werd het spel in 1597 officieel erkend en ingeschreven in het register van Londen als Het Nieuwe en Vermakelijke Ganzenspel. In de oer vorm beeldden ganzenborden reizen en avonturen uit waarvan de loop afhanke lijk was van het lot (=dobbelsteen). Tegen de 18e eeuw kreeg het spel echter een opvoedkundige (lees christelijke) strekking. Het oudst bewaard gebleven ganzenbord in Nederland, van de hand van graveur Claes Janszoon Visscher, liet trouwheid en kuisheid zien. Alleen een rechtgeaard christen en goed echtgenoot kan de verleiding van aardse zonden weerstaan, zo propageerde hij. In de loop der tijd zijn tal van varianten op het spel gemaakt. Vooral in de 19e eeuw werden actualiteiten en uitvindin gen aangegrepen om een variant op de markt te brengen. Het ganzenbord als marketing instrument: Van Nelle, Shell, Nivea, Simplex, Douwe Egberts ontdek ten als eersten die vorm van pr. Veel gan zenbordspelen zijn ontworpen en geïllus treerd door Daan Hoeksema, de tekenaar van Flipje. Op de expositie prijkt in een vitrine een bijzonder fraai geïllustreerd spel De reis langs den Rijn. Wie op nummer 21, de Lorelei, komt, moet een couplet zingen van het lied Ich weiss nicht was soil es be- deu ten. Zingt de speler uit volle borst, dan ontvangt hij van elke toehoorder 1 cent; zingt hij niet, dan betaalt hij 3 cent in het depot (=pot). Het ganzenbordspel zit vol symboliek, maar weinigen die dat weten. In de put zitten, komt rechtstreeks uit het ganzen bord. Het spel telt 63 vakjes. Het getal 63 is niet toevallig gekozen, zo legt een van de samenstellers Christien Sinninghe Damsté uit: „Zeven en negen zijn al sinds mensenheugenis gelukscijfers. Vermenig vuldig ze en je hebt 63. Eigenlijk beeldt het spel de levensweg van de mens uit." Het volksgeloof wilde vroeger doen gelo ven dat omstreeks je drieënzestigste het leven zou eindigen. „Maar het gekke is", zo legt Sinninghe Damsté uit, „dat je op 63 niet dood bent, maar hebt gewonnen. Weliswaar ben je op nummer 58 dood, maar ook dan mag je opnieuw beginnen. Eigenlijk is het ganzenbord een spel met een eeuwigheidsgedachte. Het spel slin gert als een slang door het leven. In Egyp te was het symbool van de slang het sym bool van de eeuwigheid." Voor kinderen valt er op deze (kleine) tentoonstelling weinig te beleven. Ze mo gen alleen maar kijken en beslist niet aankomen. Geen nood, het museum Jou re heeft ook aan hen gedacht. Tot en met 27 februari kunnen zij elders in het com plex op de tentoonstelling Poepgoed! al lerlei geurtjes ruiken en uitwerpselen van dier en mens bestuderen. Op trippers kunnen zij denkbeeldig door middeleeuwse straten banjeren. De mid deleeuwer bond die houten klosjes onder zijn schoenen en laveerde zo tussen alle poep door. Nee, dan had de Romein meer oog voor hygiëne. Zo'n 400 jaar voor Christus kenden de Romeinen al latrines. In openbare ruimtes zaten tien mannen of vrouwen zonder tussenschot ongegeneerd naast elkaar te poepen. Ge zellig is anders. V.l

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2004 | | pagina 3