WETENSCHAP
Natuur vaart wel bij ondergrondse begrazing
Seks niet van invloed op soortvorming
IVLomo, mag ik saakadnip ofbozemevrouwenjam? Biografie over historicus De Jong
Prikpil voor Afrikaanse olifant
Vrouwen in topfuncties
Nieuwe docent
^taan van nieuwe biologische soorten stelt evo-
pgen nog steeds voor een raadsel. Lang dacht
isoortvorming een ruimtelijke scheiding tus-
nlaties vereist, als barrière tegen de uitwisse-
jrfelijk materiaal door geslachtelijke voort -
s zijn er aanwijzingen dat soortvorming ook
den binnen een leefgebied, zonder ruimtelij
ke scheiding. De opmerkelijke soortenrijkdom aan ci-
chliden in bepaalde Afrikaanse kratermeertjes is waar
schijnlijk op die manier ontstaan.
Sander van Doorn richtte zijn promotieonderzoek op
de rol van seksuele selectie bij soortvorming. Het is be
kend dat seksuele selectie kan leiden tot de evolutie
van sterke paringsvoorkeuren bij vrouwtjes en daarop
aangepaste secundaire geslachtskenmerken bij man
netjes, met de extravagante staart van de pauw en de
rode buik van de stekelbaars als fraai gevolg.
Van Doorn komt met zijn wiskundige modellen echter
tot de conclusie dat een dergelijke divergentie van pa
ringsvoorkeuren onmogelijk is. Soortvorming door
seksuele selectie blijkt specifieke biologische omstan
digheden te vereisen, die veel restrictiever zijn dan
voorheen werd gesteld.
VRIJDAG S NOVEMBER 2004
Wim Daniels verzamelde thuistaal en maakte er een boekje van
fine van Zuthem
heeft thuistaal. Een bepaalde uitdrukking die
igoed is geworden bijvoorbeeld, of een woord
door iemand is verzonnen en sindsdien steeds
iduikt. Zoals dweilaardappel: een aardappel die
likt om de laatste restjes eten en jus op je bord
melen.
annetjes, bedacht door een gezin dat iedere
jstoofpeertjes at terwijl de radio stond afge-
p De toestand in de wereld door mr. G.B.J. Hil-
Sommige thuistaalwoorden zijn zo vanzelf-
tot de woordenschat van bepaalde families
ren dat de gezinsleden denken dat de betref-
iorden of uitdrukkingen gewoon tot de stan-
behoren.
iet alle thuistaal interessant, schrijft Wim Da-
ijn onlangs verschenen boekje Thuistaal To-
zijn heel veel thuistaalwoorden waaraan geen
astzit over de ontstaansgeschiedenis van die
terwijl juist zo'n verhaal het interessantste
van thuistaal."
ir eens een familie die tijdens een fietstocht be-
ip een slechte zandweg met heel veel gaten,
erd door de vader van het gezin veelvuldig
„Kuilen! Doortrappen!" Sindsdien wordt de
üng in die familie gebruikt wanneer er iets
of vermoeiends gedaan moet worden.
Daniëls, schrijver en taalkundige, verzamelde een
groot aantal thuistaalwoorden én heel veel bijbehoren
de anekdotes. Het zijn allemaal woorden en uitdruk
kingen die alleen maar binnen één familie worden ge
bezigd en daar spreekwoordelijk zijn geworden.
Voor een ander zijn ze vaak onbegrijpelijk. Zoals kleed-
jevreten (picknicken), twee talenknobbels hebben
(kleine borsten), momo (schoonmoeder) of ufo's kij
ken (even buiten een sigaretje gaan roken).
Thuistaal wordt op verschillende manieren gevormd.
Zo kan er sprake zijn van een letterverwisseling: stoffer
en blik wordt bijvoorbeeld bloffer en stik. Of Broeva!
Haro als uitroep van vreugde (vrij naar Asterix en Obe-
lix).
Sommige thuistaal ontstaat doordat de gebruikers er
van woorden van achteren naar voren uitspreken of
anderszins verbasteren: pindakaas wordt saakadnip,
nachtjapon wordt jachtnapon en rauwkost wordt
rauwkots. Ook is er soms sprake van een afkorting.
Closetpapier wordt klopap en yoghurt met vanillevla
wordt yova.
Heel veel thuistaalwoorden zijn bedacht door kleine
kinderen. De overige gezinsleden vonden het woord zo
aardig, dat ze het overnamen. Zoals viezepuit in plaats
van fysiotherapeut, bozemevrouwenjam in plaats van
frambozenjam, chipjespap in plaats van cornflakes
met melk en voortoetje in plaats van voorgerecht.
Een meisje van vier kwam eens dolenthousiast van
school terug en zei tegen haar moeder: Mama, I flof
joe! (I love you). Dochterlief is inmiddels allang het
huis uit, maar nog steeds wordt ieder telefoongesprek
tussen moeder en dochter en iedere vakantiekaart
steevast geëindigd met flof joe.
Daniëls maakte voor zijn boek gebruik van het archief
van Nico Scheepmaker (1930-1990), die ooit begon
met het verzamelen van thuistaal of, zoals hij het stee
vast noemde, gezinstaai. Ook plaatste Daniëls oproe
pen in dag- en weekbladen, wat leidde tot een stort
vloed aan woorden en uitdrukkingen. Sommige men
sen stuurden zelfs complete boekwerkjes in.
In zijn boek rubriceert hij de woorden per onderwerp.
Zo zijn er thuistaalwoorden voor kleding, eten, slapen,
dieren en - vooral - toiletbezoek.
Daniëls kreeg zelfs zoveel poep- en pieswoorden opge
stuurd dat hij er een apart woordenboekje mee had
kunnen vullen. Vooral diarree blijkt veel gezinnen te
inspireren tot het verzinnen van een synoniem. Fluit-
schijt bijvoorbeeld en galopstront of het minder ver
kwikkelijke reetpaté.
Ook het mannelijk geslachtsdeel spreekt tot de ver
beelding, getuige de vele thuistaalwoorden die ervoor
verzonnen zijn, zoals kukel, piekeloris, sarrebarretje,
spouer-wouertje, piemelepoosie en watersjees.
Wim Daniëls: Thuistaal Totaal. Uitgeverij Het Spec
trum, ISBN 90 274 9571 8. Prijs 12,50 euro.
Dr. Loe de Jong krijgt een bio
grafie. De Rijksuniversiteit Gro
ningen zoekt in samenwerking
met het Nederlands Instituut
voor Oorlogsdocumentatie
(NIOD) een promovendus die
de biografie van de oorlogshis
toricus gaat schrijven. Dat blijkt
uit een vacature op de website
van de Groningse universiteit.
De inmiddels 90-jarige De Jong
schreef onder meer het om
vangrijke standaardwerk Het
Koninloijk der Nederlanden in
de Tweede Wereldoorlog. Van
1945 tot 1979 was hij directeur
van het Rijksinstituut voor Oor
logsdocumentatie (RIOD), de
voorloper van het NIOD.
In een toelichting bij de vacatu
re staat dat elke publieke dis
cussie over de Tweede Wereld
oorlog is verbonden aan de his
toricus. „De Jong heeft als ge
schiedschrijver, als publieke
persoon bekend van radio en
televisie en als directeur van het
RIOD een stempel gedrukt op
de goed-foutdiscussie. Het is
van belang te onderzoeken hoe
zijn opinies tot stand zijn geko
men, welke cultuurhistorische
factoren op zijn meningsvor
ming hebben ingewerkt en wel
ke rol de journalistiek daarbij
heeft gespeeld."
De gezochte promovendus mag
vier jaar lang aan de biografie
werken. De klus moet in febru
ari 2009 klaar zijn. Bij de uni
versiteit is de organisatie in
handen van het Instituut voor
Cultuurwetenschappelijk On
derzoek en het Biografie Insti-
Afrikaanse olifanten krijgen de
prikpil. Hun kuddes groeien nu
veel te snel. Dat leidt tot grote
problemen in de wildparken.
De enorme kuddes in Afrika
zijn het directe gevolg van de
optimale bescherming van dit
dier. De kuddes richten echter
nu grote schade aan de vegeta
tie aan. Daardoor dreigt zowel
voor de olifant als ook voor an
dere dieren een voedseltekort.
In bepaalde Afrikaanse wildpar
ken zijn ze al een plaag. Vorig
jaar opperden wetenschappers
op een symposium in Utrecht
een groot aantal dieren af te
schieten. Omdat deze maatre
gel veel weerstand oproept, be
sloten de wetenschappers ook
de mogelijkheid van geboorte
beperking te onderzoeken.
De wetenschappers buigen zich
ook over de situatie van de Azi
atische olifant. Door de sterk
groeiende bevolking in dit we
relddeel verdwijnt de leefruimte
voor deze dieren in rap tempo.
Een eeuw geleden waren er in
Thailand bijvoorbeeld nog zo'n
100.000 Aziatische olifanten.
Nu zijn dat er zo'n 5000.
Er zijn nu fokprogramma's ont
wikkeld om deze olifanten voor
uitsterven te behoeden. Pro
bleem is dat de dieren in gevan
genschap niet zo gemakkelijk
jongen krijgen.
Wetenschappers willen nu on
derzoek doen naar voortplan
tingstechnieken als kunstmati
ge inseminatie.
Een medewerker van Sony zwaait naar de kleine robot QRIO, tijdens een dansdemonstratie op een school
in New Delhi. ORIO zal in het onderwijs worden ingezet om technologie en innovatie voor kinderen aan
trekkelijk te maken. Foto: Reuters/Desmond Boylan
in, de larven van de kniptor, zijn ondergrondse wortelgravers. Foto: GPD
pr de Jaeger
litwikkeling kan een
lorden geholpen door te
pt de juiste beestjes in
n zitten. Proeven tonen
loor wortelknagers de
b vegetatiesamenstel-
4er wordt bereikt
let van begrazing op
ïbieden door Heckrun-
j paarden kennen we
Is. Er bestaat ook zoiets
tgrondse begrazing.
It veronachtzaamd
I die niet ziet. Bodem-
In zijn lastig in kaart te
i maar zijn zeker zo be-
L zegt Herman Verhoef,
lar bodemecologie aan
Universiteit Amster-
onds zitten er net zo-
itendelen als boven
in de bodem vinden
tnzettingen plaats, zo-
jls die afsterven en
gen voor aanvoer van
ielstromen. Die bo-
tessen kun je sturen en
dat is handig bij natuurontwik
keling, meent Verhoef. Met dit
nieuwe idee haalde hij samen
met collega's onlahgs het ge
zaghebbende tijdschrift Nature.
„Voordat dit in de praktijk kan
worden toegepast moet eerst
worden uitgezocht welke wor
telgrazers er bestaan en wat
hun effect is op de planten
groei", zegt hij. Om dat te ach
terhalen analyseerde een pro
movendus van Verhoef drie bo
demtypen. Grond van een een
tonig grasland, waar veel nutri
ënten in zitten, een schrale bo
dem die zorgt voor een soor-
tenrijke vegetatie en een bo-
demsoort daartussenin.
Als je deze verschillende bo
dems isoleert en ontrafelt dan
zie je dat de bodemorganismen
per bodemsoort sterk verschil
len. Op die manier kun je uit
zoeken welke bodemsamen
stelling hoort bij welke begroei
ing."
Een volgende stap is te kijken
wat het effect is van de afzon
derlijke bodembeestjes op de
planten. Hiertoe wordt de bo
dem helemaal leeggemaakt.
Door uitdroging en blootstel
ling aan gammastralen wordt
alle leven eruit gehaald. Vervol
gens worden in deze grond bo
demorganismen uitgezet. „De
vegetatie verandert. De beesten
hebben duidelijk een katalyse
rende werking."
Het gaat vooral om bodemaal
tjes en ritnaalden. Aaltjes of ne-
matoden zijn niet groter dan
een millimeter. Ritnaalden zijn
de larven van kniptorren en
kunnen wel twee centimeter
lang worden. Verhoef: „De wor-
telgrazërs hebben het vooral
gemunt op dominante planten.
Doordat de wortels worden
aangevreten, groeien deze
planten minder hard en krijgen
ook andere planten een kans.
Dat verhoogt de variatie in het
veld."
Het gaat echter om bodemle
ven in de breedste zin, dus ook
bodembacteriën en schimmels
tellen mee. Opmerkelijk is dat
de beestjes in de grond elkaar
in hun werking versterken. Er
zijn ondergronds interacties
waar beide organismen beter
van worden. Voorbeelden zijn
wormen en pissebedden of mil-
joenpoten en wormen.
Ook mycorrhizaschimmels zor
gen voor een win-win situatie.
Deze bodemschimmels stimu
leren plantengroei door een uit
wisseling van koolstof. Onder
de grond is dit fenomeen van
synergie veel groter dan boven
gronds, meent Verhoef. Veruit
de meeste activiteit speelt rond
de wortels ofwel de rhizosfeer.
Zo hangt de snelheid waarmee
wortels worden afgebroken tot
mineralen, die andere planten
weer kunnen benutten, sterk
samen met het aanwezige bo
demleven.
Normaliter wordt de natuur in
voormalige landbouwgebieden
hersteld door te plaggen en het
grondwater te verhogen. De
zaadbank onder de grond gaat
dan vanzelf kiemen, zo is de ge
dachte. Dat duurt erg lang en
het verwachte resultaat wordt
niet altijd bereikt.
Zo hoopt men in het Ilperveld
in Waterland (Noord-Holland)
dat er weer iets moois ontstaat
door de waterstand te verho
gen. Die bodem zit echter vol
nutriënten en kwelwater stuwt
nog meer nutriënten uit diepe
re lagen mee naar boven. Hier
door steekt pitrus de kop op,
een oneetbare grassoort die het
gebied verstoort.
Verhoef: „Je zou kunnen voor
stellen dat je hier bodemorga
nismen uitzet om deze plant
binnen de perken te houden.
Een promovendus onderzoekt
dat." De ecoloog benadrukt dat
het bij herintroductie wel orga
nismen moeten zijn die daar
van nature thuishoren. „Er
moet een min of meer natuur
lijk evenwicht ontstaan, anders
blijf je bezig met uitzetten."
Verhoef denkt dat zijn gedachte
van wortelgrazers ook handig is
om versnipperde gebieden met
elkaar te verbinden. „Vele stuk
jes natuur in ons land zijn als
eilanden en van elkaar geschei
den door wegen of stadswijken.
Door die barrières kan het bo
demleven niet van de ene naar
de andere plek komen en dat
vertraagt de natuurontwikke
ling. Door introductie van bo-
demdieren kun je de natuur
een zetje geven."
Dingen waarnemen is nog niet zo simpel. Dat
gaat allemaal heel selectief, ontdekte Mark Nieu-
wenstein tijdens zijn promotieonderzoek op ge
bied van cognitieve psychologie. Hij onderzocht
het onvermogen van mensen bepaalde dingen
waar te nemen. „Goochelaars maken gretig ge
bruik van dit fenomeen."
Stel: je loopt over straat. Iemand spreekt je aan
en vraagt de weg naar het Centraal Station. Tij
dens de uitleg lopen twee mensen met een le
vensgrote doos tussen jou en de vragensteller
door.
De persoon die de weg vroeg, wisselt snel met
een van de doosdragers. Laatstgenoemde neemt
de plaats in van de vragensteller. Hij ziet er heel
anders uit dan zijn voorganger: grijs haar, andere
kleur jas, noem maar op. Toch heeft maar liefst
70 procent van de mensen totaal niet door dat er
nu ineens iemand anders voor hun neus staat.
Kortom: je registreert in de meeste gevallen niet
wat voor persoon er precies voor je staat. „Je be
steedt namelijk de verwerkingscapaciteit van je
geheugen aan de informatie die je geeft over de
weg naar het station", legt Nieuwenstein uit.
„Onderwijl sla je niet op hoe de persoon in kwes
tie eruit ziet. Dat is een geheugenbeperking. Of
die man nou een groene jas aanhad en grijs haar
of een blauwe jas en blond haar, dat weet je
niet."
Nieuwenstein promoveert na vier jaar onderzoek
aan de faculteit sociale wetenschappen van de
Universiteit Utrecht. Hij onderzocht voor zijn
vakgebied, cognitieve psychologie, de beperking
van waarnemingen van mensen. „Ik heb bekeken
hoe mensen informatie oppikken."
Mensen blijken dingen vaak niet bewust waar te
nemen. Zo spreekt Nieuwenstein over een on
derzoek waarin een groep mensen een filmpje
ziet van basketballers. „De ene ploeg draagt
zwarte shirtjes, de andere witte. De kijkers moe
ten tellen hoe vaak de bal wordt overgegooid van
team naar team."
Op een gegeven moment komt er gedurende een
paar seconden een man in gorillapak in beeld die
zichzelf een paar maal op de borst slaat. Nieu
wenstein: „Wat denk je? Maar liefst 60 procent
van de mensen ziet het beest niet. Als je tevoren
had gemeld dat er zo iemand in beeld zou ko
men, dan zouden ze het wèl waarnemen. Ook
dat ligt aan de beperkte capaciteit waarmee we
informatie verwerken. Je kunt je aandacht op
slechts een beperkt aantal zaken richten. Mensen
zien die aap misschien wel, maar slaan 'm niet
op in hun geheugen."
Deze beperking van de mens speelt ook bij nare
situaties een belangrijke rol, vertelt de onderzoe
ker. Zo zien autobestuurders soms het rode licht
niet, of iemand die van rechts komt, of een te
genligger. „Het kan een waarschuwing zijn: je
ziet niet alles even goed." Dat is bewezen bij on
derzoek waarin mensen in een autosimulator
werden gezet, in drie situaties. De eerste is dat ze
handsfree bellen, de tweede dat ze hun mobieltje
zelf vasthouden en de derde dat er een gespreks
partner naast hen zit.
Als er een rood lampje ging branden, moesten ze
onmiddellijk een knop indrukken. Zowel de
handsfree bellers als de 'gewone' bellers reageer
den een halve seconde te laat. „Mensen met een
gesprekspartner reageerden wel op tijd."
Conclusie is dat bellen in de auto sowieso ge
vaarlijk is, maar dat een gesprekspartner juist ook
alert is op de weg. .Afgeleid worden door te bel
len heeft echt z'n uitwerking. Je hebt een halve
seconde nodig om dingen te zien. Goochelaars
maken daar ook gretig gebruik van. Ze leiden
mensen in een fractie van een seconde af, en dan
ineens is daar hun truc."
Nieuwensteins onderzoek naar de beperkingen
in de waarnemingen kan van belang zijn voor
bijvoorbeeld neuropsychologen. Dat zijn artsen
die zich onder meer bezighouden met de wer
king van de hersenen en het geheugen van men
sen. Ook de reclamewereld kan er zijn voordeel
mee doen.
„Je kunt reclames dan zo aanpassen dat mensen
hun aandacht op de juiste dingen richten. Al we
ten de meeste reclamemakers natuurlijk al wel
precies hoe ze dat moeten doen. Je moet tv-kij-
kers niet overbelasten met informatie."
Misschien vraagt u zich af hoe het nou kan dat 30
procent van de mensen wél doorheeft dat er een
persoonverwisseling plaatsvond bij de doosdra
gers en de man die de weg vroeg naar het Cen
traal Station. Nieuwenstein: „Dat komt doordat
ze die vragensteller een heel interessant persoon
vonden, of een stuk. Dan blijft het blijkbaar dus
wel hangen."
Dat vrouwen minder vaak topfuncties vervullen
dan mannen en minder invloed en macht uitoe
fenen is geen geheim. Maar hoeveel van dit ver
schil is toe te schrijven aan het sociale netwerk
van een persoon? Renée van der Hulst onder
zocht hoe het kan dat vrouwen op het werk min
der autoriteit genieten dan mannen en waarom
mannen eenvoudiger status verwerven dan vrou
wen. Algemeen werd aangenomen dat één van
de oorzaken van de achterstand van vrouwen op
de arbeidsmarkt het zogenaamde krabbenmand-
syndroom is. Vrouwen zouden elkaar naar bene
den halen (net als krabben die omhoog klimmen
in een mand), wanneer er één hogerop wil ko
men. Van der Hulst: „Ik heb dit niet kunnen aan
tonen met mijn onderzoek. Sterker, uit de gege
vens blijkt dat dit fenomeen bij vrouwen nauwe
lijks speelt, maar juist wél bij mannen. Mannen
hebben meer last van negatieve relaties met an
dere mannen, dan vrouwen last hebben van ne
gatieve relaties met vrouwen op het werk."
Waar status en solidariteit bij mannen moeite
loos samengaan, werken ze elkaar bij vrouwen
juist tegen. Vrouwen die heel solidair zijn met
anderen, redden het niet om naar de top te ko
men.