www.liefhebben.nl
Kindergeneeskunde meer dan liefdevol verplegen
ZATERDJ
16 OKTOI
2004
J e zaten stil naast elkaar op de versle-
ten bloemetjesbank. De vaalheid van
hun kleren paste uitstekend bij de
verschoten kleuren van het bankstel. Ze
straalden en hadden hun ringloze vingers in
elkaar gestrengeld. Voor hen op de vooroor
logse eikenhouten tafel stonden twee glaas
jes advocaat en lagen twee receptenpapier
tjes. „Vinden de mensen van de apotheek
dat echt niet raar als ik met die papiertjes
kom?" vroeg hij. .Abso
luut niet." Ik stond op.
„Tot ziens, ik hoor wel
hoe het gegaan is." Ik
trok de deur achter mij
dicht en stond op de
zonovergoten gracht.
Op 67-jarige leeftijd had
zij met haar broer het
veertigjarig jubileum van
hun sigarenzaakje be
leefd. Ze hadden het sa
men met de vaste klan
ten uitbundig gevierd.
Toen ging het mis. Hun
eigen, handgemaakte si
garen waren een begrip
in de stad geweest. Tot
enkele jaren geleden had
haar broer Jan de Suma-
tratabak gerold en tot
fraaie '3 oktobercigaril-
los' geplakt. Zij runde de
zaak.
De liefde, laat staan het
huwelijk, had hen nooit
in haar greep gekregen.
Toen de artrosis bezit
van de vingers van Jan
had genomen, hadden
ze uitsluitend nog maar
fabriekssigaren verkocht. En natuurlijk de
formulieren van de voetbalpool en de loten
van de staatsloterij. Nooit was het winnende
lot bij hen gevallen. Hun vaste klandizie was
een zekerheidje voor een onbezorgde oude
dag.
Het was een geweldig feest geweest. Twee
dagen later vond zij Jan dood in zijn bed bo
ven de zaak. Zij probeerde het nog een half
jaar. De uitverkoop duurde een week. Van de
opbrengst van de winkel kocht zij een fraai
wevershuisje aan een rustiek grachtje.
Ik zocht haar thuis op. „Ik begrijp er niets
van dokter. Ik woon nu drie maanden hier
en ik heb alleen maar pijn in mijn buik."
„Hoe is de ontlasting?"
„Ik zit me rot te persen."
„Én de eetlust?"
„Prima, ik ben vijf kilo aangekomen."
„Beweeg je een beetje?"
„Ik doe alles op de fiets."
„Ben je zenuwachtig?"
„Waarom zou ik? Ik heb een prachtig huisje
en centen zat."
„.En slapen?"
„Om vijf um ben ik klaarwakker."
Ineens stond er een manspersoon van mid
den zestig in de kamer. Hij was binnengeko
men zonder te kloppen. „Joh, Piet, nou effe
niet, de dokter is er", zei ze geërgerd.
„Ook goed Toos", klonk het. En weg was ie.
„Wie was dat?"
„O, een kennis."
De buik was bol bij onderzoek, zat vol lucht
en was pijnlijk bij de dikke darm. „Een echte
spanningsdarm, Toos. In de medische we
reld noemen we dat een 'spastisch colon'. Ik
zal je medicijnen geven en je moet veel
bruin brood eten en veel water drinken. En o
ja, veel appelen en rauwkost."
„Zeg, ik ben geen koe. Nog meer wensen,
dokter?"
„Als het niet beter gaat, moet er bloed wor
den geprikt en een foto worden gemaakt."
Ze gaf mij een heerlijk handgemaakt sigaar
tje van Jan. Opeens stond Piet weer in de ka
mer: „Kom je vanavond koffie drinken?"
Ze kleurde licht: „Hoepel op, zoek maar een
ander."
„Ook best", zei hij en en weg was ie weer.
Enkele weken later kwam ik weer langs. Het
ging prima met haar buik en ze poepte als
een reiger. „Die medicijnen helpen prima,
moet ik daarmee doorgaan?"
„Voorlopig wel, ja."
Alleen het slapen is waardeloos. Ik kan
maar niet inslapen."
Praktijkverhalen van
de Leidse huisarts
Har Meijer (aflevering 3)
„Zit je iets dwars? Mis je de zaak en de klan
ten?"
„Nee, dat is het niet."
„Wat dan wel?"
Ze stond op. „Effe wat water drinken. Wil je
ook wat?"
„Nee, laat maar."
Ze werd heel formeel. „Nu moet u eens goed
naar mij luisteren en niet gaan lachen."
„Waarom zou ik?"
„Het is een heel gek verhaal van mij en Piet.
Die Piet die u hier laatst gezien heeft, wat
vond u van hem?"
„Leek me een aardige man, maar je was niet
bepaald vriendelijk tegen hem."
„Mijn broer Jan had ongelofelijk de schurft
aan hem. Volgens Jan had hij altijd al een
oogje op mij."
„Is Piet vrijgezel?"
„Hij was getrouwd, maar zijn vrouw is vol
gens de verhalen met andere vrouwen gaan
vrijen. Jan zei dat dat kwam omdat Piet zo
ongelofelijk gierig was. 'Als ie huilt, huilt ie
met één oog', zei Jan altijd als hij in de zaak
was geweest."
„En, is hij echt zo gierig?"
„Helemaal niet", riep zij met nadruk op de
aa. Ze wees naar een grote bos witte chry
santen. „Hij komt iedere zaterdag een bosje
bloemen brengen en dan gaan we gezellig
op de markt koffie drinken. Ik betaal de kof
fie en hij het gebak. Ben je dan gierig? En o
ja, laatst hebben we bij de Chinees gegeten.
Heeft hij ook betaald. Ben je dan gierig?"
.Absoluut niet Toos." Ze plukte nerveus aan
haar jurk. „Waar gaat het dan om, Toos?"
„Nou ja, vlak nadat u vorige keer geweest
was, heeft hij mij op een avond bij het weg
gaan ineens gezoend."
„Fijn toch?"
„Maai- niet op mijn wang, nee, ineens zat
zijn tong in mijn mond. Ik was toch wel een
beetje bang want Jan zei altijd dat je van
tongzoenen kanker kan krijgen."
„Onzin, Toos. Dat krijg je er echt niet van."
„Echt niet dokter?"
„Echt niet."
Ze slaakte een zucht van verlichting. „Een
paar dagen later regende het 's avonds zo
erg dat hij vroeg of hij mocht blijven slapen.
Ik zei dat hij boven in de voorkamer mocht
gaan liggen. Hij ging naar boven en ik ruim
de de boel op. Toen ik boven kwam zat hij
spiernaakt in bad. Ik had op de televisie wel
eens een naakte man gezien, maar nooit zo.
Hij had een pijpje bier in zijn hand en vroeg
of ik zijn rug wilde wassen. Dat heb ik ge
daan. Toen wees ie naar zijn piemel en vroeg
of ik die ook wilde wassen." Ze bleef even
stil. „Toen heb ik gezegd dat ie op moest la
zeren en iemand anders maar zulke zottig
heid moest vragen.
Een paar weken later belde ze op en vroeg of
ik bij haar langs wilde komen. „Voor een
moeilijk gesprek, dokter. Piet is er ook."
De deur stond open, ze zaten naast elkaar
op de bank. „Wilt u ook een advocaatje?",
vroeg ze. „Nee, dank je."
Ze keken naar elkaar. „Zeg jij het of zeg ik
het?"
„Zeg jij het maar, Toos."
„Ik heb u de laatste keer toch verteld dat Piet
bij mij in het bad heeft gezeten."
„En dat je hem toen je huis hebt uitge
gooid."
„Ja, dat heb ik toen gedaan."
„Maai' daar had je later weer spijt van,
Toos", zei Piet grijnzend.
„Hou nou even je hoofd, ik zou het toch ver
tellen."
„Ook goed."
„Ik heb u toen ook verteld dat Piet vroeg om
dat ding van hem te wassen. Nou, Piet is
laatst weer blijven slapen en toen vroeg ie
weer of ik dat wilde doen."
„En?"
„Ik ben bij hem in het bad gaan zitten en we
hebben elkaar gewassen. Hè, hè, het hoge
woord is eruit." Ze keek naar Piet. „Nou
moet jij het verder maar vertellen, want dat
andere vind ik zo vreselijk moeilijk." Piet
zette zijn glaasje advocaat op de tafel. „Na
dat wij elkaar gewassen hadden, zijn wij
bloot tegen elkaar in bed gaan liggen."
Het werd stil. „Ga nou door Piet, die dokter
heeft dit vast wel vaker gehoord", zei ze.
„Ja, snapt u dokter, toen hebben we toch
ook een beetje bij elkaar gevoeld."
„Kan gebeuren bij twee volwassen mensen,
Piet."
„Ook als je bijna zeventig bent?"
„Ook als je wat ouder bent, ja."
„Nou ja, ik zal het maai' recht voor zijn raap
zeggen. Zij was droog als bordpapier en in
mijn geval was geen beweging te krijgen."
„Piet toch", riep zij verbijsterd. „Ik begrijp
het heel goed", zei ik meteen.
„Nog een biertje dokter?" Toos liep naar de
keuken.
„En wat wil je nou weten Piet?", vroeg ik.
„Nou dokter, ik heb een jaar geleden in het
buurthuis een cursus internet gedaan. Dus
ben ik daar op gaan zoeken. Ik was nieuws
gierig. U mag het best weten hoor. Eerst heb
ik gekeken naai' www.neuken.nl. Maar daar
vlogen de vleeswaren en de smerige woor
den over het scherm. Dat was dus helemaal
niks. Toen zei Toos dat wij elkaar beminden.
Onder beminnen was niets te vinden, maar
wel onder www.liefhebben.nl. Daar stond al
les over hoe het bij mensen op oudere leef
tijd gaat. O ja, en daar stond ook dat als de
vrouw erg droog was en de man geen stijve
meer kon krijgen dat je dan contact met je
Tekening: Bert van der Meij
huisarts op moest nemen. En daarom heb
ben wij u gevraagd."
Hij pakte een papiertje van de tafel en las
voor: „Voor de vrouw moet u een receptje
voor een zalfje met daarop synapause geven
en voor de man een receptje met daarop via-
gra."
Dit is de derde aflevering uit de tweede serie Prak
tijkverhalen. 'www.liefhebben.nl' is ook opgenomen
in de verhalenbundel van Har Meijer die onder de
titel 'Altijd de Klos' op 12 november wordt gepresen
teerd door Uitgeverij De Kier.
De behandeling van het zieke kind is specta
culair verbeterd. Het Universitair Medisch
Centrum St Radboud in Nijmegen heeft vijf
tigjaar academische kindergeneeskunde in
huis. Slimme, verfijnde techniek en kennis in
plaats van liefdevolle verzorging alleen. Een
terugblik met twee hoogleraren die al dertig
jaar in het vak zitten.
door Hélène van Beek
Een dramatische ontwikkeling heeft
de kindergeneeskunde doorge
maakt. Maar dan in positieve zin.
„Onvoorstelbaar", zegt prof. dr. Rob
Sengers, kinderarts van het Universi
tair Medisch Centrum (UMC) St
Radboud in Nijmegen. „Vroeger was
het vooral liefdevol verplegen. Heel
veel meer kon er vaak niet. De mo
gelijkheden om een ziek kind te be
handelen, vooral voor de allerklein
sten, zijn ongekend toegenomen."
Dankzij de technologische ontwik
keling, stelt neonatoloog prof. dr.
Louis Kollée. „In de jaren vijftig wa
ren de mogelijkheden om een ern
stig zieke pasgeboren baby te be
handelen zeer gering. We konden ei
genlijk niets doen. De baby warm
houden was vaak het enige dat we
deden, en nog niet eens in een echte
couveuse, want die waren er toen
nog niet. En we konden zuurstof
toedienen, of met een sonde wat
De kindergeneeskunde heeft een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Foto: GPD/Frank Muller
voeding en vocht."
Vanaf de vroege jaren zeventig ver
anderde het vak van kindergenees
kunde ingrijpend. Kollée: „Toen kre
gen we pas echt de mogelijkheid om
substantieel wat te doen." Tover
woorden daarbij zijn 'technologi
sche ontwikkeling' en piepkleine,
slimme apparaten die geschikt wa
ren voor behandelingen 'op de milli
meter'. Kollée: „Kunstmatige beade
ming bijvoorbeeld was al langer bij
volwassenen mogelijk. Maar bij kin
deren nog niet. Maar alles wat vroe
ger op hele kleine minischaal nog
niet kon, kan nu wel. Zoals kunstma
tige beademing bij veel te vroeg ge
boren baby's."
En dat vertaalt zich ook weer in cij
fers. Kollée: „In de jaren vijftig en
zestig overleed hier het merendeel
van de veel te vroeg geboren kinde
ren; zeker 60 procent. Dat percenta
ge ligt nu onder de 10."
Vooral de neonatologie - het vak van
de veel te vroeg geborenen - is sterk
afhankelijk van de ontwikkelingen in
de techniek. Hoogleraar Sengers:
„Stel je voor. Je hebt het over een
kind, zo klein als een biefstuk, dat
minder dan een kilo weegt. En in
zo'n klein kind moet dan bijvoor
beeld een buisje om het te beade
men. Dat buisje - millimeters dun -
mag niet te hard zijn, niet te groot,
het mag niks kapot steken, en moet
soepel met de bocht mee gaan. Het
duurde vaak lang voordat techneu
ten materiaal hadden samengesteld
waarmee apparaten - die er voor
volwassenen al lang zijn - ook voor
hele kleine kinderen konden worden
gemaakt."
Sengers: „Vergelijk het met de ont
wikkelingen die zich hebben voltrok
ken in de computerwereld. Iedereen
kent nog de computers, zo groot als
een kamer. Nu zit er daarvoor in de
plaats een minuscuul chipje in een
horloge. Het is allemaal ongelofelijk
klein."
„We kregen hier in de begintijd kin
deren met de mazelen of een her
senvliesontsteking. Toen gingen kin
deren daaraan nog dood. Deze pa
tiënten zien we nu bijna niet meer.
Tegenwoordig komen hier vooral
kinderen met aangeboren of verwor
ven chronische afwijkingen."
Deze revolutionaire omslag in het
patiëntenaanbod in de kinderge
neeskunde is ook weer in cijfers te
vangen. Vijftig jaar geleden werd
maar 30 procent van patiënten met
een afwijking volwassen. Nu is dat
tussen de 80 en 90 procent. Bij kan
ker is de verandering nog spectacu
lairder. In de jaren vijftig ging 95
procent van ldnderen met kanker
dood. Nu geneest maar liefst 70 pro
cent.
Sengers: „Maar die kinderen krijgen
het niet cadeau. Het is vreselijk. Ze
moeten door een hel. Behandeling
van kinderen met kanker grijpt mij
nog steeds erg aan. Het is drama
tisch. Vanuit een volle gezondheid,
worden ze opeens heel erg ziek."
Heel vaak - in 35 procent van de ge
vallen - gaat het bij deze kinderen
om leukemie ofwel bloedkanker.
Sengers: „Of om ontsporingen van
heel jonge cellen. Behandeling van
deze kanker heeft een veel gunstiger
effect dan behandeling van long-,
prostaat- borst- of darmkanker bij
grote mensen. Die gaan meestal
dood. Onze jonkies worden nu vol
wassen."
Een bespiegeling op 'vijftig jaar aca
demische kindergeneeskunde'
maakt de twee Nijmeegse hooglera
ren echter niet alleen eufoor. Nade
len kleven er ook aan de ongebrei
delde mogelijkheden van het vak.
Vooral neonatoloog Kollée krijgt veel
te maken met ethiek.
„Een baby die wordt geboren na
dertig weken zwangerschap is nu
routine. Vijfentwintig jaar geleden
was dat iets heel bijzonders. Wij lo
pen steeds vaker tegen grenzen aan.
Het punt waarop het voor een kindje
biologisch mogelijk is om te overle
ven maar waarop het voor ons art
sen de vraag is of het ook verstandig
is om te behandelen. We zijn nu zo
ver dat we technisch wel dingen
kunnen maar die toch niet wenselijk
zijn. Er zijn patiënten die door onze
behandeling slechter af zijn."
En die afweging is vaak razend lastig,
stelt Sengers: „Een kind is wilsonbe
kwaam. Het heeft geen stem in het
kapittel. Wij moeten dus met ouders
discussiëren over het kind, zij zijn
hele belangrijke gesprekspar tners.
Als een behandelteam en een ouder
niet op hetzelfde spoor zitten, vergt
dat veel overleg. Met kindergenees
kunde is heel veel tijd gemoeid."