Overlevingsdrang van een supervrouw
Er is niets voor nodig om de ramp in Darfur compleet te maken
Sudanese geeft ontheemden nieuw perspectief
1WK -
Alles kwijt en geen weg terug
In de oostelijke Sahel voltrekt zich een catastrofe. Zeker
een miljoen Afrikaanse inwoners van de Sudanese
provincie Darfur zijn op drift geraakt nadat
regeringstroepen en Arabische milities hun dorpen
overvielen en platbrandden. Zo'n 200.000 mensen zijn
de grens met buurland Tsjaad overgetrokken. Het
regenseizoen is begonnen, de situatie in Darfur
verslechtert met de dag. „Er is niets voor nodig om de
ramp compleet te maken."
door Eelco van der Linden
De hut van kronkelig hout, lappen en stukken
plastic, biedt aan de zijkant een klein reepje
schaduw. Daar zit Abukar Idris, 42 jaar, tot zes
maanden geleden florerend boer bij de plaats Kutum in
het westen van Darfur. Zijn belangrijkste bezit is nu een
pot inkt en een pen. Met grote precisie en regelmaat
schildert hij opbeurende verzen uit de Koran in het Ara
bisch op houten plankjes, die hij verkoopt aan mensen
met zieke familieleden.
Idris is één van de 15.000 bewoners van het kamp bij Iri-
dimi, een plaatsje 60 kilometer van de grens met Sudan
en gelegen in een eindeloze zandvlakte met wat stekelige
struiken en zwart gesteente. De temperatuur over
schrijdt overdag de 50 graden; 's nachts is het koud.
In de taal van de Zakawa, de stam van Idris die deels in
Darfur en deels in Tsjaad woont, betekent Iridimi 'Veld
van de dode Koeien', en daar is iets bij voor te stellen.
Het illustreert ook Idris' wereld. „Alles ben ik kwijt, mijn
kamelen, mijn koeien, alles."
Zijn verhaal is zoals dat van alle anderen. „De vliegtui
gen kwamen eerst om te bombarderen. Daarna kwam de
Janjaweed." De naam van de gevreesde Arabische mili--
ties ligt op ieders lippen. De regering in Khartum ont
kent het, maar gebruikt deze gewapende benden te
paard om een oorlog te winnen van twee rebellengroe
pen. Idris weet niet hoeveel doden er gevallen zijn in
zijn dorp, maar wel dat er 3000 mensen woonden en er
nu niets meer overeind staat en niemand er nog woont.
Zijn vrouw werd verkracht en vermoord. Hij zwijgt en
kijkt naar een groepje kinderen dat gierend achter een
wervelwind van zand aanholt. Van het lot van zijn eigen
drie kinderen weet hij niets.
Toch wordt Idris gezien als een bofkont. Ondanks de
overbevolking en het weinige water, is de situatie in Iri
dimi redelijk onder controle. De vluchtelingenorganisa
tie van de Verenigde Naties, UNHCR, die alle noodhulp
coördineert in Tsjaad, is bezig tenten op te zetten die de
zelfgemaakte hutten moeten vervangen. Het moet, want
het regenseizoen komt er aan en één bui spoelt alles
weg.
De UNHCR heeft de afgelopen maanden landinwaarts
acht kampen geopend, waarin zo'n 100.000 vluchtelin
gen zitten. Langs de 600 kilometer lange grens met Dar-
fiir bevinden zich er naar schatting nog eens 100.000, die
vooral in het noorden, bij Bahay, in erbarmelijke om
standigheden leven. En er zijn geen tekenen dat de
vluchtelingenstroom richting Tsjaad zal afnemen. Ieder
een beseft dat als de crisis plots verder escaleert, er geen
antwoord is.
De UNHCR krijgt felle kritiek over zich heen, vooral van
hulporganisaties als Artsen Zonder Grenzen (AzG), die
de traagheid en de bureaucratie hekelen. Dat doet zeer.
In het hoofdkantoortje in N'Djamena, geteisterd door
onderbezetting, zijn de zenuwen gespannen en is de
frustratie groot. De tweede man van de UNHCR in Ts
jaad, Lino Bordin, kiest onder een scheefhangend foto-
tje van Ruud Lubbers voor de provocatie: „Er is géén ca
tastrofe in Tsjaad, er worden kampen opgezet, de men-
Zeker eèn miljoen Afrikaanse inwoners van de Sudanese provincie Darfur is op de vlucht. Ze worden opgevangen in primitieve kampen met hutjes van hout, lappen en stukken plas
tic. Foto's: EPA, Reuters, GPD/Eelco van der Linden.
sen krijgen wat te eten en te drinken, ze sterven niet
massaal zoals sommigen willen doen geloven."
De Italiaan is kwaad. Bijvoorbeeld op AzG. „Ze hebben
altijd het hoogste woord, maar ik zeg: jullie hebben veel
geld, doe gewoon meer, wacht niet op ons." Voor Bordin
is het probleem niet de UNHCR, maar het geld. „We
hebben gewoon veel en veel te weinig. De waarheid is
dat het de wereld geen donder interesseert wat er met
die vluchtelingen gebeurt. Met het beetje dat we krijgen
doen we onder vreselijk moeilijke omstandigheden goed
werk."
De wereld doet inderdaad weinig. Van het gevraagde
geld (255 miljoen dollar voor Darfur en Tsjaad), komt
minder dan de helft binnen. De UNHCR in Tsjaad heeft
het hier benodigde bedrag verhoogd naar 55 miljoen,
maar er is slechts 18,4 miljoen geschonken. Ondanks dat
UNHCR uit eigen reserves nu 14 miljoen heeft opgeno
men - vier meer dan het maximum - blijft er een gat van
22 miljoen.
Dat is overal te zien, vindt Tineke Ceelen van Stichting
Vluchteling die door het grensgebied reist. „Aan de
grens worden mensen nu opgehaald met vrachtwagens.
Ik heb gezien hoe na een ochtend werken 100 mensen
met vier trucks konden vertrekken voor een lange reis
door het mulle zand. Dat is dus helemaal niks. We heb
ben het over 100.000 mensen die snel weg moeten. Nie
mand die er aan wil denken als er straks nog eens
200.000 opduiken, wat heel waarschijnlijk is."
Stichting Vluchteling geeft een belangrijk deel van haar
budget aan UNHCR. Ceelen weigert de organisatie af te
vallen. „Er worden fouten gemaakt, er is onderbezetting,
maar het komt vooral door geldgebrek. De UNHCR is de
enige club met de kennis en ervaring om zo'n crisis te lijf
te gaan."
Ze voorspelt dat als er geen politieke oplossing komt in
Darfur en het gebied niet echt wordt geopend voor hulp
verlening, 'een humanitaire ramp van Rwandese pro
porties' in het verschiet ligt. De voortekenen zijn ongun
stig. De Sudanese regering blijft obstructie plegen en ei
gen spelletjes spelen. Niemand die het lot van de
800.000 ontheemden in Darfur, een gebied zo groot als
Frankrijk, werkelijk kent.
In en rond de grensplaats Tiné zijn de gevolgen van de
vuile oorlog voel- en zichtbaar. De stad bestaat uit een
Tsjaads en een, groter, Sudanees deel, gescheiden door
een 'waddi', een drooggevallen bedding. De rebellie te
gen het centrale gezag begon in Sudanees Tiné. De stad
werd kapot gebombardeerd en is nu volledig verlaten.
Alle inwoners zijn Tsjaad in gevlucht. Ahmed Tugod Lis
san, voorman van rebellenbeweging JEM en afkomstig
uit Tiné, zegt dat tot diep landinwaarts de aanblik overal
hetzelfde is: „Alles is kapot, alles is verlaten, geen leven
meer, bewust verschroeide aarde."
De oorlog gaat volgens hem door, ondanks het bestand.
Lino Bordin van UNCHR erkent dat de situatie verslech
tert in Darfur en rekening moet worden gehouden met
nieuwe stromen vluchtelingen. Ondertussen worden
even buiten Tiné de gevolgen van de eerste golf opge
ruimd. Na de aanval op Tiné bivakkeerden op deze
zandvlakte 30.000 mensen. Ze zijn de afgelopen weken
met vrachtwagens naar het 130 kilometer verder liggen
de nieuwe kamp Mille gebracht. Vandaag vertrekken de
laatste 34 families.
Mukhar Hassan helpt kinderen en vrouwen de vracht
wagen te beklimmen. Ze zijn hier vier maanden geweest.
Mukhar verloor bij de aanval op zijn dorp al zijn drie
vrouwen. Hij was een rijk man in Darfur. „Ik had 48 ka
melen, 38 ezels, 25 paarden." Het enige wat hem nog
rest is het uitgemergelde paard dat aan de doornige
struik is vastgebonden. Het mag niet mee de truck op.
Mukhar gaat met het dier lopen naar het kamp. Een
tocht van vijf dagen.
Sudanese Karak Mayik Nyok is het levende
1 ziewijs dat hulp aan vluchtelingen helpt, zegt
ting Vluchteling. Reden voor de Nederlandse
hulporganisatie om Karak de Van Heuven
Goedhart-penning 2004 toe te kennen.
Een portret,
door Dan Wildeman
Waar meet je de kracht van een
mens aan af? Aan zijn of haar ver
mogen 'de vijand' alle aangedane el
lende te vergeven? Aan de flexibiliteit
en overlevingsdrang om ondanks de
schijnbare uitzichtloosheid zich te
blijven ontplooien? Aan het optimis
me waarmee ieder sprankje hoop op
vooruitgang en vrede wordt begroet?
De pas 30-jarige Zuid-Sudanese
vluchtelinge Karak Mayik Nyok moet
in dat geval haast een supervrouw
zijn. Niet alleen voldoet ze zelf volle
dig aan bovengenoemde eigen
schappen; ze gaat ook nog eens zo
aanstekelijk te werk, dat ze inmid
dels enkele honderden andere ont
heemden via leningen en trainingen
nieuw perspectief heeft gegeven.
Voor die prestatie heeft Karak de
Van Heuven Goedhart-penning ont
vangen. Een door Stichting Vluchte
ling in het leven geroepen prijs
waaraan een geldbedrag van 50.000
euro is verbonden. Geld waarmee
Karak wel raad weet. Nu de vrede
binnen bereik lijkt in Sudan, wil ze
terug naar het hol van de leeuw.
Naar Liri, de plaats waar zij en haar
familie tijdens de burgeroorlog de
dood in de ogen zagen en die zij uit
eindelijk ontvluchtten.
Uitgerekend daar wil ze het stimule
rende werk voortzetten waarmee ze
in het vluchtelingenkamp Mayo, te
gen de Sudanese hoofdstad Khar
tum aangeplakt, naam heeft ge
maakt. „Ik wil ervoor zorgen dat
mijn mensen, de Dinka, weer wel
kom zijn in Liri", vertelt ze in haar
schamele en bloedhete hut in Mayo
die ze met haar drie kinderen deelt.
Naar schatting vijfeneenhalf miljoen
Sudanezen verloren in de waanzin
van de oorlog om water, olie en
macht al hun bezittingen en moes
ten hun geboortegrond achterlaten.
De ouders van Karak zijn zelfs tot
twee maal toe alles kwijt geraakt.
Eind jaren zestig worden de twee
trotse Dinka's, op dat moment nog
kinderloos, door Arabische milities
weggebombardeerd van hun stukje
grond in de staat Upper Nile. Een
paar honderd kilometer verderop, in
het centraal in Sudan gelegen Nuba
Mountains, proberen ze een nieuw
bestaan op te bouwen.
Dat lijkt voorspoedig te verlopen, ze
ker als de moeder van Karak als
huishoudster aan de slag kan bij een
Arabische familie in Liri. Als haar
ouders twee jaar in Nuba Mountains
wonen, wordt Karak geboren, later
gevolgd door drie zusjes en twee
broers. Als de oorlog tussen de rege
ring in het noorden en de opstande
lingen van de Sudan People's Libe
ration Army (SPLA) in het zuiden
vanaf 1983 ongekend heftig wordt,
blijken de bergen een allesbehalve
veilige plek te zijn voor het gezin. De
SPLA, die voornamelijk uit Dinka's
bestaat, doet ongerichte aanvallen
op dorpen en steden in de buurt.
Begin 1985 worden een oom van Ka
rak en zijn gezin in Liri vermoord en
wat haar betreft zo snel mogelijk
naar Liri.
„Als het echt vrede wordt, willen we
terug naar de Nuba Mountains. Ik
wil een trainingscentrum opzetten
zoals hier in Mayo." Ze beseft dat
het even kan duren eer het zover is.
„We moeten de vrede afwachten en
dan zullen er eerst mijnen wegge
haald moeten worden. Mijn moeder
kan haast niet wachten. We moeten
haar tegenhouden, vanwege haar
matige gezondheid. Als het aan haar
lag, ging ze als een van de eersten."
Karak Mayik Nyok aan het werk in het vluchtelingenkamp. Foto: GPD/Ingo Gotz
in augustus van dat jaar lijkt de
noodbel te luiden voor het gezin van
de dan elfjarige Karak. „Ik was zoals
gewoonlijk met onze kudde naar het
bos geweest. Toen ik thuis kwam
was er niemand, het huis was afge
sloten. Ik raakte in paniek en dacht
dat nu ook mijn familie vermoord
zou zijn. Het bleek echter dat mijn
moeder en de kinderen zich bij een
buurman hadden verstopt. Dat had
den ze gedaan omdat mijn vader
door de politie was ontvoerd."
Karaks vader prijst zich nog altijd ge
lukkig dat hij die ontvoering over
leefd heeft. „Dat was eigenlijk niet
de bedoeling. Ik had daar vermoord
moeten worden. We werden met
zo'n vijftig Dinka-mannen op een
vrachtwagen geladen. Onder het
mom dat we in veiligheid gebracht
zouden worden, was het de bedoe
ling dat we wegens SPLA - sympa
thieën geëxecuteerd werden."
Samen met andere kinderen en en
kele echtgenotes van de opgepakte
Dinka-mannen praat Karak net zo
lang op de verantwoordelijke officier
in, tot die de mannen laat gaan. De
spanningen lopen op en drie jaar la
ter is Karak de eerste van het gezin
die de Nuba Mountains ontvlucht.
„Ik wilde per se naar school om te
leren, en dat was onmogelijk gewor
den in Liri. Ik ben uit de Nuba weg
gekomen via de Arabische familie
waar mijn moeder poetste. Die fami
lie werd overgebracht naar veiliger
gebied, tijdens een operatie van de
regering om Arabieren uit de ge
vechtszone te halen. Uiteindelijk zijn
mijn ouders, broers en zussen ook
gevlucht en zijn we hier in Mayo
herenigd. Dat was in 1994."
Wie Karak in Mayo aan het werk ziet,
kan nauwelijks geloven dat ze al tien
jaar doorbrengt in dit vluchtelingen
kamp in de woestijn bij Khartum.
Met dezelfde overtuigingskracht die
in 1985 vermoedelijk het leven van
haar vader redde, is ze constant in
de weer om Sudanese ontheemden
sterker te maken. Na eerst ervaring
te hebben opgedaan bij het Interna
tional Rescue Committee, een part
nerorganisatie van Stichting Vluch
teling, heeft ze nu haar eigen trai
ningscentrum in het opvangkamp
waar ze (vooral) vrouwen leert voor
zichzelf op te komen en zelfstandig
te worden.
De deelneemsters leren daar kleren
en kleden maken, koken en bakken,
potten en schalen maken en zelfs
het produceren van hun eigen par
fum uit lokale kruiden. Een deel van
die producten wordt op de lokale
markt of in Khartoum verkocht, zo
dat er weer voedsel op de plank kan
komen. Karak is voor Stichting
Vluchteling en de jury van de Van
Heuven Goedhart-penning het le
vende bewijs dat vluchtelingenhulp
werkt. De 50.000 euro die de Suda
nese met de penning krijgt, moet
ZATERDAG
26 juni
2004
ER
BIJ