'Ik hoor de gewonden nog schreeuwen' Keerpunt in de moderne geschiedenis Historische getuigenissen bewaard voor het nageslacht k:^"r t_v^- Amerikaanse soldaten bestormen op 6 juni 1944 de Normandische kust, nadat 25.000 parachististen achter de Duitse linies waren gedropt. Foto: Reuters Ze waren nog kind, tiener hooguit. Nu, zestig jaar later, behoren ze tot de oudste generatie van het dorp. Niemand zegt het, maar iedereen weet: een volgende officiële D-Day-herdenking zal een groot aantal van hen niet meer mee maken. Daarom willen ze spreken, nu het nog kan. De historische staf van het Mémo- rial-museum in Caen is gemobiliseerd om de getuigenissen te noteren. En de jeugd van nu, in verrassend groten getale aanwezig, hoort ademloos toe en vraagt vervolgens de opa's en oma's het hemd van het lijf. Hoe de Duitsers zich ge droegen, wie er voor de lijken moest zorgen en wie de stranden weer schoon heeft ge maakt. Vragen die niet in de geschiedenis boekjes worden beantwoord en die voor de loop van de geschiedenis ook niet door slaggevend zijn geweest. Maar toch. Gelukkig is er de 91-jarige Amerikaanse ve teraan John Harrison, die op 6 juni op Utah Beach aan land ging en belast was met de verzorging van tijdelijke graven voor ge sneuvelde maten van het Eerste Ameri kaanse Legerkorps. Harrison was na de oorlog 36 jaar rechter van het hoogge rechtshof in de staat Montana. Als hem ge vraagd wordt of hij bereid'is een Duitse sol daat nu de hand te drukken, zegt hij: „Ik denk het wel. Maar hij moet wel in de Wehrmacht hebben gezeten. Een SS'er zal ik nooit van mijn leven de hand schud den." De bejaarde generatie van Normandië heeft het niet makkelijk tijdens de plaatse lijke bijeenkomsten. Alles komt weer bo ven. Herinneringen, en dus ook emoties, worden op deze avonden in een kort tijds bestek heftig door elkaar geklutst, en vra gen over opgeruimde stranden passen daar niet zo goed in. Zeker niet wat betreft Oma ha Beach, dat op slechts vijf kilometer van Vierville ligt. Femand Olard herinnert zich dat hij met zijn ouders het dorp was uitgevlucht. „We kwamen we op een weiland uit dat bezaaid lag met lijken." Jean-Claude Ygouf beaamt: „Het was vreselijk. Voor het eerst in mijn leven zag ik lijken. Gewonde soldaten die schreeuwden om hulp. Ik hoor hun geroep nog steeds." Middenin dat weiland zag hij Veteraan John Harrison: „Een SS'er geef ik geen hand" Foto: GPD plotseling een militair die zich stond te scheren: „Ik vroeg aan mijn moeder: moet hij niet vechten? Ze zei: 'Jawel, hij wil er al leen goed uitzien als hij straks voor Onze Lieve Heer staat'." Het spreekt vanzelf dat niet iedereen de in vasie op dezelfde manier heeft beleefd. Voor velen werd pas goed duidelijk dat de oorlog voorbij was toen Amerikanen, Cana dezen en Britten sigaretten en kauwgum begonnen uit te delen. Henri Martin uit Sainte-Mère-Église: „De zomer van 1944 is de mooiste zomer van mijn leven geweest. Ik was een jochie, maar drie maanden lang ben ik met de Amerikanen opgetrokken. Ik reed in een jeep, ik bestuurde vrachtwa gens. Ik zag films in de legerbioscoop. Ik rookte sigaretten, kreeg kauwgom - dingen die ik helemaal niet kende." Op de bijeenkomst in Sainte-Mère-Église wordt wonderlijk genoeg met geen woord gesprokep over de fatale landing van de Amerikaanse para's noch over John Steele, die met zijn parachute aan de kerkklok bleef hangen. De herinneringen gaan voor al over de belevenissen van de mensen zelf. Of over zaken die het hele dorp raakten, zoals de bruiloft van Juliette Brault, de dochter van de kapper, die op 6 juni was gepland. Historicus Christophe Prime van het Mémorial begrijpt goed dat veel herin neringen slechts flarden zijn: „Het gaat om mensen die heel jong waren, die geen deel hadden aan het sociale leven destijds en die niet in diezelfde mate de oorlog hebben beleefd als hun ouders." De meeste ouderen bewaren goede herin neringen aan hun bevrijders. Maar niet ie dereen was blij. Vooral bewoners van ste den als St. Lö en de hoofdstad Caen heb ben het hard te verduren gehad. Hoewel Caen maar op enkele kilometers van de kust ligt, heeft het toch nog anderhalve maand geduurd voordat het door de gealli eerden werd bevrijd. Caen heeft als geen andere stad geleden onder de oorlog. Het werd grotendeels in puin gegooid, voorna melijk als gevolg van geallieerde bombar dementen. Zeker 3.000 bewoners zijn toen om het leven gekomen. Bernard Beuron, op dat moment 16 jaar, verhaalt onder doodse stilte hoe door de komst van de eerste geallieerde vliegtuigen vreugde veranderde in wanhoop: „Het was een enorm geluid, vlak boven onze hoof den. We zagen meteen dat het geen Duitse vliegtuigen waren. Maar tot onze ontzetting werden de luiken ge opend en kwamen er bommen naar bene den. Het was niet al leen ontzetting, het was ook ongeloof. Dit waren onze vrienden, we hadden al die tijd op ze gewacht. En nu gooiden ze bommen." Anderen daarentegen dankten hun leven juist weer wél aan geallieerde piloten. De groot vader van Yves Delaunay bijvoorbeeld, had een landgoed in Croissanville. „Op 7 juni werd het stationnetje van Mézidon, hier vlakbij, onder vuur genomen door Engelse vliegtuigen. Een van de toestellen werd ge raakt door Duits afweergeschut en dreigde neer te storten op de woning. De piloot slaagde er echter in het huis te ontwijken en wist zich vervolgens met zijn schietstoel in veiligheid te brengen. Met zijn actie heeft hij het leven gered van de hele fami lie. We hebben hem kort geleden een brok stuk van de vleugel van zijn vliegtuig kun nen overhandigen, dat bij toeval was terug gevonden. Hij was erg ontroerd." igkundigen helpen een Amerikaanse soldaat, die gewond raakte toen zijn landingsvoertuig zonk voor de kust van IxJië. Foto: AP door Akijn Visser Operatie Overlord, de codenaam voor de invasie in Normandië, werd al sinds mei 1943 voorbereid. Het geallieerde opperbe vel koos ervoor aan land te gaan in een kustgebied ten westen van de stad Caen. De afstand met Groot-Brittannië was hier groter dan bij het noordelijker gelegen Ca lais, maar de Duitse verdediging was er minder sterk. Ook zou het verrassingseffect van een invasie in Normandië groter zijn. In augustus 1943 stemden de Amerikaanse president Roosevelt en de Britse premier Churchill in Quebec met de plannen in. D-Day stond gepland voor begin mei 1944, maar werd een maand uitgesteld omdat niet op tijd genoeg landingsvaartuigen be schikbaar waren. Door slecht weer werd de operatie in de ochtend van 5 juni voor de tweede keer afgeblazen. Een aantal sche pen was toen al op zee en werd teruggeroe pen. Een etmaal later gaf de Amerikaanse opperbevelhebber Eisenhower alsnog het groene licht. Aan de operatie over zee ging een massale luchtlanding vooraf. Kort na middernacht werden op 6 juni circa 25.000 Amerikaanse en Britse parachutisten achter de Duitse li nies gedropt om bruggen en andere strate gische posities veilig te stellen. De succesvolste actie was de verovering door de Britse 6e luchtlandingsdivisie van de Pegasus-brug (vernoemd naar het ge vleugelde paard in het embleem van de le gereenheid) over het kanaal bij Caen. Toch sneuvelden veel parachutisten, vooral Amerikanen van de 82e en 101e luchtlan dingsdivisie, door ongelukken en vijande lijk vuur na verkeerde droppingen. In de vroege ochtend naderde de geallieer de oorlogsvloot in het Kanaal de Norman dische kust. Honderden kruisers en kanon neerboten begonnen de stellingen van de Duitse Atlantikwall te bestoken. Vervolgens zetten ruim 4000 landingsvaartuigen in een paar uur tijd circa 133.000 manschappen aan land.Ook werden ongeveer 20.000 am fibietanks, bulldozers en voertuigen om mijnen onschadelijk te maken, ontscheept. Het landingsgebied was ingedeeld in vijf zones. Op de stranden met de codenamen Utah en Omaha, in het westen, landden de le en 4e infanteriedivisie van de Amerika nen. De stranden Gold in het midden en Sword in het oosten kwamen voor rekening van de 3e en 50e infanteriedivisie van de Britten. Ertussenin, op Juno, ging de 3e Ca nadese infanteriedivisie het strand op. Ook duizenden militairen uit andere landen, vooral Fransen, vochten mee. De Nederlandse bijdrage was met enkele marine- en koopvaardijschepen en een paar gevechtsvliegtuigen beperkt. Pas in augustus 1944 gingen ongeveer honderd mariniers van de Prinses Irene Brigade richting Normandië. De bestorming op 6 juni van Utah, Gold, Sword en Juno verliep relatief voorspoedig en er vielen minder slachtoffers dan ver wacht. Alleen op Omaha richtten de Duit sers met hun beschietingen een ware slachting aan. In korte.tijd sneuvelden circa 3000 Amerikanen of liepen verwondingen op. In totaal zouden op de eerste dag onge veer ruim 4000 geallieerde militairen om komen en meer dan 6000 gewond raken. De Duitse tegenaanval op 6 juni vanuit het achterland kwam te laat. Tegen de avond waren de Britten en Canadezen vanaf hun stranden ongeveer 10 kilometer landin waarts getrokken en bevonden ze zich tus sen het nog niet veroverde Caen en Bayeux. De Amerikanen hadden twee kleinere stuk jes land veroverd. Al snel werd ook hqt ge bied tussen Gold en Omaha ingenomen. Maar het duurde nog tot 12 juni, voordat aansluiting werd gevonden met de Ameri kaanse militairen bij Utah. Er was toen een aaneengesloten gebied van circa 75 kilome ter langs de kust. Omdat er geen havens in de buurt waren om het materieel uit te laden, legden de ge allieerden twee gigantische kunstmatige havens aan. De haven bij Vierville-sur-Mer raakte op 19 juni door een zware storm zwaar beschadigd en werd-niet meer ge bruikt. De haven bij Arromanches is 100 dagen operationeel geweest en bracht 2,5 miljoen soldaten, 500.000 voertuigen en 4 miljoen ton materieel aan land. In de we ken na D-Day vochten de geallieerden een keiharde strijd uit met Duitse legereenhe den. Pas half juli kwam er een doorbraak met de verovering van de steden Caen en Saint-Lö. Na een mislukte tegenaanval trokken de Duitsers zich terug richting de Seine. Velen werden ingesloten ter hoogte van Falaise-Chambois, door Engelsen, Ca nadezen, Polen aan de noordzijde en Ame rikanen en Fransen aan de zuidzijde. De slag van Normandië eindigde 21 augustus 1944 met de geallieerde overwinnning bij Toumai-sur-dives. Drie dagen later trokken ze Parijs binnen. Zie ook elders in deze bijlage

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2004 | | pagina 1