Het laatste jaar van Gerard Désar vv Noordwijk 1980 Dat ik die kaksport vrijwel nooit heb afgezeken, kwam vooral door de hockeyers zelf SPORT ZATERDAG 1 MEI 2004 SI i alles komt een eind. Ook, ja zelfs, aan de ïerscarrière van Oerard Désar. De zestig- je Leidenaar is bezig aan zijn zesde sei- bij Voorschoten '97, viert zijn dertigja- rainersjubileum en houdt er dan mee op. licht kan hij stoppen op een van de gtepunten in zijn loopbaan: Voorschoten leeft zich geplaatst voor de nacompetitie een plekje in de hoofdklasse. ir Anton Diedrich Jar voetbalde nog in het eerste elftal van 5 toen hij plotseling tot trainer werd ge moveerd. Dat gebeurde in 1974, Désar pas dertig. Dat was het begin van een ière die hem langs welgeteld twee clubs leiden. UVS en Voorschoten '97. f idee is, meen ik, door journalisten ge tierd", zegt hij. 'Désar hoort bij UVS'. ar ik had in de loop der jaren best inte- \e om ergens anders te kijken.Hij heeft ie afgelopen jaren gesprekken gevoerd diverse clubs in de regio; Alpheuse Boys, asburgse Boys, Kativijk, VVSB, VUC. „En ben ik er zeker nog een paar vergeten. j uiteenlopende redenen kwam het er fit van. sar is docent van beroep. Hij geeft schei- ttde aan het Stedelijk Gymnasium in Lei- ji en is daar ook conrector. Vaardighe id die hij in zijn professionele loopbaan deed, kan hij aanwenden als hij voor een jep voetballers staat. Hans van Leeuwen, -huidige trainer van UVS, debuteerde on- T Désar in het eerste elftal. Het is inmid- 126 jaar geleden, maar Van Leeuwen it nog hoe hij tegen de overstap opkeek, irard was sociaal heel sterk, zeker ook in migang met spelers. Samen met Mario >er kwam ik direct uit de A-jeugd bij de ictie. We waren heel jong toen we te- ht kwamen in de grote seniorenwereld, lar hield dat goed in de gaten, we kregen jemerkt toch extra aandacht van hem." .994 werd Hans van Leeuwen onder lar kampioen van de eerste klasse met S. De club promoveerde - net als dit sei- n - naar de hoofdklasse. „Ik was in de lenliggende zestien jaar als speler na- rlijk veranderd", zegt Van Leeuwen, aar hij was, voor zover ik me herinner, precies dezelfde rustige, sterke per- nlijkheid." Van Leeuwen lette goed op Désar met zijn spelers omging. „Ik had jn al het idee dat ik iets in de 'trainerij' Ie gaan doen. Dus die laatste seizoenen ik mijn ogen open gehouden. Gerard altijd goede oefenstof en hij was tac- :h super, kon goed analyseren. Maar wat 'ooral van hem heb proberen te leren, is hoe je dingen overbrengt op de spelers." Didactisch is Désar een groot voorbeeld, zegt Vdn Leeuwen. „En hij was altijd geïn teresseerd in de mens achter de voetballer. De tijd is natuurlijk veranderd, de maast- schappij ook. Vroeger bleef je na een trai ning vaker hangen, nu gaan de jongens sneller naar huis, mensen hebben tegen woordig wel meer te doen." Hoogtepunt Désar was gedurende twee periodes hoofd trainer bij UVS. De eerste keer was van 1974 tot 1981, zeven jaar onafgebroken in de hoofdklasse. In zijn laatste jaar als trai ner degradeerde de club. Désar deed een stap terug en ging de B-selectie aansturen. De tweede periode van Désar aan het hoofdroer duurde van 1992 tot 1994. Die werd mooier afgesloten dan de eerste: met het reeds genoemde kampioenschap. Dat laatste seizoen ging bij UVS de boeken in als het Jaar van Désar. „Het kampioenschap in '94 was natuurlijk een hoogtepunt", zegt Désar. „Dus dat ze vorige week, tien jaar later, weer de hoofd klasse hebben bereikt, vond ik een mooi mo ment. Maar ik probeer veel mensen duide lijk te maken dat die periode van '74 tot '81, zeven jaar onafgebroken in de hoofdklasse, een langgerekt hoogtepunt was. We moesten er elk jaar keihard voor knokken. De trainer deed wederom een stapje terug, ging aan de slag bij de A-junioren en nam vervolgens een sabattical van een paar jaar. „De bedoeling was dat ik er een jaartje tus senuit zou gaan", vertelt Désar op zijn rus tige, bedachtzame manier. „Ook een jaartje weg van school. We hebben een schitteren de reis gemaakt door China, Indonesië en Australië." Toen hij terugkwam, in mei, hadden alle voetbalclubs in de omgeving de trainersstaf voor het nieuwe seizoen na tuurlijk al rond. Noodgedwongen werd het jaartje er tussenuit verlengd. Voorschoten '97 was een van de clubs die na verloop van tijd aanklopten. Désar had wel weer zin om ergens als trainer aan de slag te gaan. Secretaris Jelle Raap: „Hij is op de eerste plaats een vakman, iemand die heeft bewezen dat hij bij de toptrainers in de Leidse regio behoort. Op zo'n boeg beeld zat de club te wachten, zegt Raap. „En Gerard is iemand die het op zijn eigen manier doet. Het is geen trainer die de spe lers veel inspraak geeft. Hij heeft een inge togen stijl, houdt niet van blabla." „De meest aantrekkelijke aanbieding kreeg ik een jaar of vier geleden", vertelt Désar. Hij kon hoofd opleidingen worden bij SC Heerenveen. Désar had Foppe de Haan ont moet tijdens een trainerscursus en de tivee zijn sindsdien in contact gebleven. Hij wist dat ik thuis was in het onderwijs én in de voetballerij. Eigenlijk was het een baan die me op het lijf geschreven was. De aanbieding kwam voor Désar net op het verkeerde moment. In de zomervakantie. „Begrijpelijk, want het was tussen twee voetbalseizoenen in. Maar ik zat in de schoolleiding, het was het ongelukkigste tijdstip om een andere baan te accepteren. Ik heb er behoorlijk mee gezeten, maar ik deed het niet.Ik deed het niet. Er waren nog wat secundaire redenen om het aanbod af te slaan. Ik had veel liever gehad dat ze me in maart hadden benaderd, of een jaar later waren gekomen. Dan zou ik het wel gedaan hebben. Toen niet." Voorschoten '97 Bij Voorschoten '97 kreeg Désar te maken met een goede bekende als assistent. Naast Piet Mieremet stond zoon Jeroen - voor malig assistenttrainer van UVS - zijn vader terzijde. De twee werken nu zes jaar sa men. Beiden hadden him bedenkingen voordat die beslissing werd genomen. „Thuis is natuurlijk een heel andere situa tie, je moet altijd maar afwachten hoe het is om samen te werken", zegt Jeroen Désar. Het leidde tot grote tevredenheid, zo bleek. „Hij zal de afgelopen 38 jaar, zo lang ken ik mijn vader inmiddels, best veranderd zijn. Maar het is nog steeds een heel rustig, ver trouwenwekkend persoon, die goed en sympathiek overkomt." Tekenend, zegt de zoon, is dat hij zijn va der heel vaak de groeten moet doen van oud-spelers. „Hij kan met iedereen goed omgaan, ongeacht hun voetbalkwaliteiten. Hij schrikt er niet voor terug om onprettige beslissingen te nemen, hij is op de juiste momenten streng, maar altijd rechtvaardig. Recht-door-zee." „Als trainer ben ik in de loop der jaren na tuurlijk veranderd", zegt Désar. „Al is het alleen al door de ervaring, die leert om te onderkennen wat er mogelijk is en wat niet. Als je het tegenwoordig goed wilt doen, moet je de cultuur van een club heel goed kennen. En binnen de club kijken wat haal baar is en wat niet haalbaar. Niemand kan ijzer met handen breken, maar je moet wel vooruit. Als trainer ben je bezig met het eer ste en tweede elftal, met de top van de club. Je krijgt een doelstelling mee, waar je aan gaat werken. Een groot deel daarvan is de hele organisatie om het elftal heen mee krij gen. De club doordrenken van een prestatie- ve cultuur, waarin ook ruimte moet zijn voor recreatieve voetballers. Dat is bijna een levenswerk!" De vraag wat de zoon als trainer van de va Gerard Désar: „De club doordrenken van een prestatieve cultuur, waarin ook ruimte moet zijn voor recreatieve voetballers. Dat is bijna een levenswerk." Archieffoto: Dick Hogewoning der heeft opgestoken, is Jeroen Désar al ve le malen gesteld. Nog steeds vindt hij het moeilijk om daar antwoord op te geven. „We zijn anders. Ik ben meestal wat sneller in mijn oordeel dan hij. En uiteindelijk blijkt dat hij het vaker bij het rechte eind heeft." Dat zijn vader nu besloten heeft er een punt achter te zetten, komt voor Jeroen Désar niet als een grote verrassing. „Piet, mijn vader en ik waren de trainersstaf van Voorschoten '97. Elk jaar overlegden we of we nog een seizoen door zouden gaan. In het begin waren we daar in een halve se conde mee klaar, per jaar duurde het lan ger. Hij had al besloten dat hij na volgend seizoen zeker zou stoppen. Met zijn drieën hebben we besloten dat dit jaar het laatste zou zijn. Het is een goed moment, het is ook goed voor de selectie van Voorschoten '97 dat er eens andere gezichten voor de groep komen." Gerard Désar stopt. Definitief. In elk geval, als hoofdtrainer. Voetbal laat je nooit meer los", zegt hij. Het kan natuurlijk altijd ge beuren dat er ergens bij een club iets mis loopt met de trainer. Als ze me dan vragen om een probleem op te lossen, zeg ik niet bij voorbaat 'nee'. Maar de gebondenheid moet eraf." De club heeft nog wel geprobeerd om het drietal langer te behouden, zegt Jelle Raap. „Met zijn ervaring en zijn visie heeft hij voor doorbraken gezorgd, hij was heel be langrijk in het groeiproces dat we als club doormaken." Désar en Voorschoten '97 vormden, zegt de secretaris, een hechte combinatie. „Hij heeft lang nagedacht over onze vraag of hij langer wilde blijven. Zijn kennis van het voetbal in z'n totaliteit is onbetaalbaar." De drie trainers zetten er toch een punt achter. Het tijdperk-Désar is na dit seizoen bij Voorschoten voorbij. In het besluit speelde mee dat Gerard Désar de pensi oengerechtigde leeftijd nadert. „Mijii moe der is al met de VUT gegaan", zegt Jeroen Désar. „Ze wilden meer tijd samen gaan besteden. Als je in het dagelijks leven naar je pensioen toe gaat, ga je ook nadenken over je hobby. Zeker als die zo intensief is als het trainen van een voetbalclub." Ieder een moet, zegt hij, een keer stoppen. „En dit kan een heel mooi einde zijn." „Het behalen van de nacompetitie met Voorschoten '97 is prachtig", zegt Gerard Désar. „Maar het is iets dat eigenlijk niet kón. We hebben tien, vijftien punten min der dan de nummer twee, en we mogen toch knokken voor een plekje in de hoofdklasse. DOTO en JAC zijn wel sterker dan wij, maar je weet nooit hoe een koe een haas vangt. Er is een statistische kans en we gaan ervoor. Maar eerlijk gezegd is het halen van de nacompetitie het maximaal haalbare. Als we dan volgend jaar een kanshebber zijn in de nacompetitie en het jaar erop, tja, wie weet.Dat lijkt me een heel mooi sce nario." V.L.N.R. RANDJE BUITENSPEL taand v.l.n.r: Reginald Hagendoorn (verzorger), Jan Vieveen (leider), Sjoerd Boot, Kees van der Wiel (reserve-keeper), John van Dijk, Hans Westgeest, Albert Spaanderman, aap van Kesteren, John Eelman sr. en jr. en Dick Dortmundt. Gehurkt v.l.n.r: Jan-Siem Klinkenberg, Jaap Plug, Timo Gerlof, Jan-Willem Bogers, John Manuputty, Siem van Be teren, Frans van der Veen en Sjaak Sluys. Foto: archief w Noordwijk Iet elftal van toen en dat van (laten zich moeilijk vergelij- !n. Het tempo van het spel ligt ger, maar ik heb het idee dat techniek van de spelers niet pieegegroeid. Doordat het pller gaat, heerst er weinig st en zie je heel veel balver- p. Daarnaast merk ik nog an- re verschillen. Wij hadden p prima melange van jong en tjd en van studenten tot uwvakkers. Tegenwoordig jg ik de indruk dat het alle- tal studenten zijn. Stuk voor ik zijn ze goed genoeg voor hoofdklasse, maar het lijkt tof de saamhorigheid ont- jeekt die juist zo kenmerkend is voor ons elftal. Onlangs, na (oop van een verliespartij, De w Noordwijk was eind jaren zeventig en begin jaren tachtig toonaangevend in het zaterdagvoetbal. De club haalde diverse afdelingstitels en veroverde in 1980 het algemeen amateurkampioenschap. Sjoerd Boot (51) maakte deel uit van Noordwijks beste generatie. Voor zover mogelijk probeert hij zijn elftal te vergelijken met de ploeg van nu die met het treffen tegen Quick Boys op het programma nog altijd niet in veilige haven is. kwam ik alleen Leonard van Utrecht tegen, de rest was al verdwenen. Ook verlies moetje met z'n allen en met de suppor ters delen. Ik heb gezellige en unieke jaren meegemaakt. Veel succes en veel lol met een aparte groep. Op vrijdag gingen we heus wel eens in Leiden stappen in de Koets-o-theek en dan waren we de volgende dag niet helemaal fris. Toch redden we het samen. Opmerkelijk hoeveel je vergeet want zoveel speciale wedstrij den kan ik me niet meer voor de geest halen. Met Ruud Bröring, Kees Karstens - beiden staan niet op de foto - en Jan- Willem Bogers heb ik nog regel matig contact en Manuputty zie ik af en toe. Met Bogers heb ik binnenkort een reünie van het studentenelftal. Hagendoorn is nog steeds de man van de tape- jes om de enkels en ook Sjaak Sluys, Albert Spaanderman en de huidige keeperstrainer Jaap van Kesteren zijn altijd bij de club betrokken gebleven. Binnen een paar seizoenen zijn we vier keer kampioen gewor den. Ik was een van de aanja gers op het middenveld. Als het niet draaide, waren er verschil lende jongens die hun bek opentrokken. En dat bedoel ik in positieve zin. Bröring, Kar stens, Sluys, Bogers en 'Manu' namen om beurten het voor touw. Leiderschap is ook iets dat ik bij het huidige elftal niet kan ontdekken. In vergelijking met onze tijd gaat er heel veel meer geld in de selectie om en dan mag je ook prestaties verwachten. Dick Dortmundt komt me ophalen en dan gaan we samen de wed strijd bij Quick Boys volgen. Van Katwijkers krijgt Noordwijk nooit iets cadeau en de roulette van degradatiewedstrijden dreigt. Voor zover ik weet is Noordwijk een van de weinige clubs die altijd op het hoogste zaterdagniveau heeft gespeeld. Ik zou er niet minder door sla pen, maar het wel een blamage vinden als ze degraderen." Het was al behoorlijk na middernacht toen Tom van 't Hek en ik het clubhuis van ASC verlieten. Het had geregend, de wind was gaan liggen en het veld van de 111-jarige lag aan genaam te dampen. Van 't Hek snoof de ouderwetse graslucht op, wees op de silhouetten van de woningen die het voetbalveld omgeven en sprak één woord: mooi. Daarna verdween de oud hockeyer, de oud-bondscoach en de ex-huisarts in de nacht. Vast besloten om nog eens terug te keren naar de Duivenvoorde straat in Oegstgeest. ASC en hij hadden zojuist vriendschap ge sloten. Tom van 't Hek kan lullen als zijn broer Youp. Niet tussen te komen. Ik heb een keer met die twee aan de bar gestaan. Ver moeiend, Vreselijk gelachen, maar volledig ondersteboven ge tetterd, heb ik uiteindelijk een goed heenkomen gezocht. Dins dagavond was Tom te gast bij de Vrienden van ASC, om een praatje te houden, vragen uit de zaal te beantwoorden en een biertje te drinken met de wel doeners van de good old. Hek, zoals zijn hockeyvrienden hem noemen, hield drie kwartier lang een sterk en vooral geestig betoog over coaching waarna hij nog eens een halve voetbal wedstrijd lang naar hartelust pingpongde met de vragenstel lers. Snel, slim, handig en alert als in zijn beste hockeyjaren. Geen steek veranderd, alleen is er in de maagstreek een kilo of wat bijgekomen. Toen ik eind jaren tach tig van het Leidsch Dagblad naar De Volkskrant overstapte, vond ik behalve voetbal en wielrennen ook hockey in mijn portefeuille. Ik zuchtte en kreunde als Leo Beenhakker die een lastige vraag is gesteld. Als ik aan één soort sporter de schurft had, was het wel aan de hockeyer. Ver wend, verwaand en te bedon derd om na het sporten fatsoen lijk te douchen. Hockey, daar was ik klaar mee. Maar toen leerde ik Tom van 't Hek ken nen. Een openbaring. Mijn eerste grote interview voor De Volkskrant was met hem. In Het Huis de Bijlen nota bene, mijn stamcafé. Het was een za- terdagmiddag in het voorjaar. Hek had met de nationale ploeg geoefend op het kunstgras van HGC in Wassenaar. Praten in het clubhuis zag hij niet zitten. Te onrustig. Hij stelde voor om er koffie en een broodje bij te doen, ergens tussen Wassenaar en Amsterdam, waar hij woon de. Een tentje waar jij je op je gemak voelt, zei hij er bij. Zo kwamen we in De Bijlen terecht. Mooi interview werd het en dat was vooral de verdienste van Van 't Hek die de prille hockey- verslaggever met een paar stevi ge uitspraken geriefde. Ik had nog geen potje hockey op niveau gezien of ik was al om. Dankzij Tom.Van het wereld kampioenschap in Lahore in 1990 tot en met de Olympische Spelen van Atlanta zes jaar later heb ik zeer tot mijn genoegen het hockey gedaan. Ik begon met een wereldtitel en eindigde met Olympisch goud. Dat hielp natuurlijk. Maar dat ik die kak sport, want dat blijft het na tuurlijk wel, vrijwel nooit heb afgezeken, kwam vooral door de hockeyers zelf. De topspelers dan. Goed getrainde, snuggere en vaak grappige gasten die dus gewoon naar jou stamkroeg ko men om zich te laten intervie wen. Ik mocht ze ook graag aan het werk zien, de hockeyers van Oranje. Want op het hoogste ni veau is dit behendigheidsspel een bezienswaardigheid. Komt door de moeilijkheidsgraad die je er aan afziet. Je hoeft maar vijf minuten naar doorsnee hoc key te kijken of je snapt het bij zondere aan pingelaars als Van 't Hek, Van den Honert en De Nooijer. Publieksspelers die vroeger voor, na en misschien wel tijdens schooltijd alleen maar met dat balletje aan het pielen waren. Zo'n Van 't Hek heeft niet eens de kdns gehad om uit te groeien tot een ver wend en verwaand nest. Die was er alleen maar mee bezig om controle over de bal te krij gen. Van speler werd hij coach en van student medicijnen huis arts. Maar de dorpsdokter Van 't Hek is al weer met pensioen, een jaar of twintig vervroegd Liever dan mensen horen uitiveiden over hun kwalen, kletst hij ze de oren van de kop. Daarom is hij sportprogramma's op de radio gaan presenterenmanifes teert hij zich in hetlezingencir- cuit. Dat verdient lekker, maar als een prachtclub als ASC bij hem aanklopt, doet hij het voor een vriendenprijsje. En reken maar dat hij zich er niet met een Jantje van Leiden van af maakt. Als hij dan ook nog wordt uitgedaagd door een paar Feyenoord-sym path isa n ten staat Hek meteen op scherp. De beste voetbalcoach aller tijden? Dat zal toch zeker wel Ernst Happel zijn geweest? Want die wist zelfs met die stumpers van Feyenoord de Europa Cup te Jaap Visser Reageren? sportredactie.ld@hde.nl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2004 | | pagina 19