Anton Heyboer:
:htig, ik ben een
medisch wonder'
^gêhoycöt.Daaromword 'Het volk kwam op
me af en is van
me gaan houden'
ZATERDAG
14 FEBRUARI
2004
Net tachtig geworden, een huis vol vrouwen en
honden, een teiltje en een container als sanitair,
een niet aflatende stroom merkwaardige
gedachten en een dagelijkse productie van
schilderijen. Anton Heyboer dus.
door Malika Sevil
Anton Heyboer komt al twintig jaar
niet meer buiten, maar heeft nu pas
het thuiswinkelen ontdekt. De Otto,
de Overtoom en de Quelle, ze liggen er alle
maal. Een vondst. En dus zit de kunstenaar op
de bank in een bruine lamsleren broek uit de
catalogus van Neckermann. Hij heeft er twin
tig besteld. Verder zeventien leren pilotenjas-
sen, ook handig voor de meisjes, en 25 paar
stevige stappers.
Heyboer, nooit te beroerd te showen, trekt een
lederen set aan - 'even voor the picture' - en
kijkt verwonderd naar zijn kruis, waar het
stugge leer bobbelt. „Dit is geen gezicht, zo
kun je normaal toch niet door het leven." De
man deelt zijn leven met vijf vrouwen en veer
tien herdershonden en heeft zich ontelbare
keren in de meest bizarre tenues uitgedost,
maar die bobbel, nee, die kan echt niet.
Hij geeft er een paar klappen op, tevergeefs.
Het leer veert omhoog. Nog een keer, en nog
een keer, totdat hij zuchtend opgeeft. Een le
ren broek is niks voor hem en hij had het kun
nen weten. De kunstenaar
verklaart zich nader: „De
ellende is allemaal begon
nen toen mannen broeken
begonnen te dragen en ze
hun geslachtsdeel een plek
moesten geven: links,
Groenlinks, of rechts,
WD." En niet, zoals Hey
boer, 'democratisch in het midden'. Maar ja,
hij draagt normaal gesproken altijd een Volen-
dammer-exemplaar met laaghangend kruis,
heeft dus de ruimte en gemakkelijk praten.
Jaren geleden heeft hij een advertentie in de
krant laten zetten: 'gevraagd Volendammer-
broeken'. Hij was bereid er tweehonderd gul
den voor te betalen, dus dat werd een aardig
voorraadje. Comfortabel en rebels. „Als Ameri
ka oorlog voert tegen mannen in dit soort
broeken, dan kan er weinig mis mee zijn."
De leren broek gaat na vijf minuten uit.
140
Knijpen
Tachtig, en nog altijd niet stil te krijgen. Om te
demonstreren dat hij nog steeds een jonge god
is, trekt hij de pijpen van zijn Volendammer-
broek omhoog. Twee stevige witte kuiten ko
men tevoorschijn. „Knijp er maar in, als je
durft." En dan met verwachtingsvolle blik:
„Nou? Hard, hè?" Hij buitelt naar achteren, de
benen in de lucht: „Hallo, ik ben Anton Hey
boer." Vervolgens gaat hij op de bank staan,
ploft neer op de armleuning en constateert:
„Tachtig, huh, ik ben een medisch wonder."
Trouwens, zijn bloeddruk is 90/60, uitmun
tend, dat iedereen het weet.
Wat volgt is een schaterlach. Heyboer beheerst
de kunst van het schateren, compleet met sa
mengeknepen pretogen en geschuddebuik -
hij heeft overigens ook de kunst van het pro
voceren onder de knie.
Voorbeeld: Heyboer begint bevlogen te vertel
len over alle stenen en kristallen die door het
hele huis - een bouwsel dat bestaat uit golfpla
ten, oude bussen en een onduidelijk gangen
stelsel - staan uitgestald. Soms klein, in ket-
tingvorm, maar vaak groot; rotsen van een me
ter hoog zijn geen uitzondering. Ze komen uit
de mijnen van Argentinië, Brazilië, Madagas
kar en Australië, orakelt hij verder.
Tijgerijzer, bergkristal, noem het allemaal
maar op. Honderdtwintig vaten vol, voor één
miljoen gulden. Hij kan er eindeloos over uit
weiden. Hoe hij belde met zijn stenenman, die
in de mijnen de inkoop deed, over de gene
zende werking van de healingstick van de
Dalai Lama en hoe je met bergkristal 'dood
water uit de kraan weer chi-kracht kunt ge
ven'. Heyboer is vooral een meester in het ver
tellen van ellenlange verhalen. Met veel Hey-
boer-logica. Onnavolgbaar dus. Over zichzelf:
„Ik denk niet in een rechte lijn, ik denk in een
driehoek." Over anderen: „Als ik de mensen
niet meer begrijp, worden ze mooier." Prak
tisch: „Ik wil niet denken in euro's. Iedereen
verzint maar, ik doe er niet aan mee." Over
emoties:Als het van buiten koud is, wordt het
binnen steeds warmer." En tot slot: „Voorbij
de pijngrens is geen pijn." Heyboeriaans.
Tussendoor drinkt hij thee uit een flesje. Met
kopjes kan hij niks, daarvoor heeft hij in het
verleden te veel uit de fles gedronken. Hij zet
de thee - gezet van water met chi-kracht uiter
aard - aan zijn lippen op aandringen van
bruid Joke, die telkens geduldig
fluistert: „Neem nou eerst
een slokje." Als hij na een
urenlang relaas loom wordt
en zijn stem droog begint te
klinken, komt Joke met een
oppepper: ze voert hem een
lepel koninginnegeleihoning. 'i&i
Zo gaat dat hier. „Wij zijn goed
voor elkaar."
Er wordt gezellig op los gebab
beld. Anton: „Waaraan is de Dalai
Lama ook alweer geopereerd?" Jo
ke, vanuit de andere hoek van de
keuken: „Volgens mij was het kan
ker." Anton weer: „Kanker. Het is
niet erg Dalai Lama-ach tig om daar
voor in het ziekenhuis te gaan lig
gen." Joke zwijgt verder maar. Ter
loops geeft ze de herder Haswin een tik
op zijn kont omdat hij aan zijn wonden
van een recente operatie likt. Haswin is
een voormalige politiehond met een be
wonderenswaardig dekverleden - en hij
heeft een T-shirt aan. Niets is hier door
snee, ook de honden niet.
Onwrikbaar
Hoe ongebruikelijk dit huishouden ook is, er
geldt wel een onwrikbaar dagschema. Om
half elf 's ochtends komen ze samen bij Joke
en eten ze wat. Daama gaat ieder zijn gang:
Het 'lamme meisje Maria', dat een aantal jaren
geleden werd getroffen door een hersenbloe
ding, rust veel, Marike fotografeert, Lotti ver
taalt Chinese boeken, Petra gaat naar de Hey-
met «ij de Heyboerwinkel aan de overkant. Foto: Hans van Weel
boerwinkel aan de overkant van de straat en
Joke blijft meestal even bij Anton, die 's mid
dags aan het werk gaat.
Dertig tot vijftig schilderijen later, om half vijf,
komt iedereen weer samen voor het avond
eten, klaargemaakt volgens de regels van het
bloedgroependieet. Ze hebben allemaal O, dus
dat treft.
's Avonds kijkt Anton naar 'het Belgenjour
naal'. Want die zijn wat nieuws betreft veel di
recter. Of naar Knevel. En dat Belgische mee-
zingprogramma, De Notenclub, dat vindt hij
ook leuk.
Heyboer is ruim twintig jaar niet meer buiten
geweest, zegt hij, afgezien van onlangs een be
zoek aan de opticien verderop in de straat. Hij
blijft binnen, want buiten verpest zijn geest.
Dus zijn in de woning, die zonder ramen met
recht bedompt mag worden genoemd, maat
regelen getroffen. Zo hangen er 54 generatoren
die de zuurstof opnieuw kracht (chi) moeten
geven. Zonnebankachtige lampen aan het pla
fond zouden het gebrek aan daglicht compen
seren, als Heyboer niet zo gek zou worden van
de trillingen die ze teweeg brengen.
Verder: er is geen toilet, want dat trekt alle po
sitieve energie de grond in. Wel is er een teiltje,
en een gootsteen om de boel in te legen. De
poepafvoer is weer een ander verhaal. „Ik wil
niet dat onze uitwerpselen zich vermengen
met die van anderen", zegt Heyboer met de
vluchtigheid alsof het een volstrekt vanzelf
sprekende opmerking is. Eerst was er een
composthoop in de tuin, maar daar waren de
buren van de camping niet blij mee, en nu
gaat de poep van Anton, de vrouwen en de
honden allemaal in een container die elke
week in een speciale wagen wordt geleegd.
Dan de kunst. Heyboer praat er liever niet
over, want zo bijzonder vindt hij het niet. „Als
ik iets met verf doe, vinden de mensen dat
kunst. Ik vind er geen moer aan. Het is geld, en
direct geld. Ik maak een schilderij, breng het
naar de winkel aan de overkant en daar wordt
het verkocht. Kan ik weer schoenen kopen. Zo
makkelijk gaat dat."
Het is een mooie oudedag voor de meisjes,
dat ook. Een 'pensioen' van tachtigduizend
schilderijen ligt opgeslagen in loodsen bij
Sloterdijk, Schiphol en in Zwitserland. De
bruiden sloten een vennootschap onder
firma (VOF), waaraan Heyboer zijn werk
verkoopt. Ze hebben de rechten op zijn
werk en zo hoeven de vrouwen, die nu
rond de zestig zijn, zich de rest van hun
leven geen zorgen meer te maken over
hun financiën. Daar gaat het hem om,
niet om de kunstwereld.
Goedkoop
Weet je wat kunst is? Hijzelf, omdat hij het
goedkoop heeft gemaakt. „Het volk kwam op
me af en is van me gaan houden. En dat is
ook precies de reden, denkt hij, dat geen van
de grote musea ter gelegenheid van zijn tach
tigste verjaardag een overzichtstentoonstelling
van zijn werk heeft samengesteld. „Musea wil
len niet dat ik schilderijen maak voor honderd
gulden. Ik democratiseer kunst en dat mag
niet, want kunst moet eli-
Alsof het zijn fans iets kan
schelen. In het weekeinde
alleen al komen tweehon
derd klanten in het winkel
tje aan de overkant. De
Heyboer-liefhebbers,
schetst de kunstenaar, zijn 'meestal mooie
vrouwen van na de hormoonwisseling'. Jam
mer dat die kerels ernaast lopen, want aan ke
rels heeft hij een pesthekel. Een aversie die een
paar mooie Heyboeriaanse spreuken oplevert.
Eerst maar even de typering: „Ik heb van begin
af aan gedacht dat de man een paardebloem
was." Voor de volledigheid: „En de vrouw een
aangespoeld torre-tje met prachtige haren."
Het mysterie van het mannelijk lichaam: „Cre-
eren doe je vanuit de linker testikel, de rechter
is voor de domme hersenen." Over de ontwik
keling van de man: „Meisjes worden alsmaar
mooier, omdat de mannen alsmaar lulliger
worden." En zijn toekomstperspectief: „Over
125.000 jaar zijn er geen mannen meer, omdat
het zaad op het ogenblik zo slecht is." Sterft de
mens uit dan? „Nee, er zijn twee opties: de
vrouw bevrucht zichzelf."
Vroeger schreef hij zijn stellingen op een groot
bord en zette dat aan de weg. 'Als u wilt weten
hoe het met uzelf is, kijk dan naar het gezicht
van uw vrouw.' Hijzelf hoeft niet meer te kij
ken. Heyboer weet het na tachtig jaar wel: „Ik
ben geen mens. Ik ben een geschoren aap.