'Nee, je kan natuurlijk
niet alles verzamelen'
Zeven Leidse jongenskamers geportretteerd in 'Paleizen van het geheugen'
ZATERDAG
31 JANUARI
Dick Witteveen
in een opgeruim
de kamer.
foto's: Bert
Teunissen, uit
besproken boek
Let niet op de rommel
poezelige krochten zijn het. Kamers van
;rote, verzamelzieke kinderen. Tot de nok
oe volgestouwd met boeken, papieren, re
producties, verwijskaartjes, ongeordende
jdschriften en misschien nog een leeg glas
ggnac. De eruditie is er te snijden; de lucht
zwaar van de geur van papier en sigaren,
toffige gordijnen voor het raam houden de
oze buitenwereld buiten. Vandaag signeert
udy Kousbroek het peperdure fotoboek
'aleizen van het geheugen' over deze Leid-
jongenskamers. Ach, wie het boek koopt
an het vast nog wel ergens kwijt. Ergens
Dvenop een stapel.
>or Silvan Schoonhoven
r komen hier bij het anti
quariaat voortdurend mannen langs
die zeggen: ik heb ook zo'n kamer."
Boekhandelaar Lodewijk van Pad
denburgh, die 'Paleizen van het ge
heugen' samenstelde, ontmoet de
- soms excentrieke - kamerbewoners
dagelijks. Zelf hoort hij ook tot de
geportretteerden.
Bert Teunissen maakte de foto's en
Kousbroek schreef de tekst. Van
Paddenburgh: „We dachten eerst
aan Boudewijn Büch, maar die over
leed. Bovendien was hij duur en las
tig. Kousbroek is een Leidenaar en
eigenaar van een échte jongenska
mer. Zoals er zoveel zijn in deze
stad."
De andere kamerbewoners kent de
boekhandelaar vooral van de Burcht.
In de regel zijn het vrijgezellen en de
sociëteit beschouwen ze als hun
huiskamer. „Een normaal mens
vindt het leuk om mensen te ont
vangen. Zij niet, alles staat thuis vol
met boeken en troep, soms hebben
ze niet eens een deurbel. De échte
jongenskamers, die krijg je dus nooit
te zien. Ik ken iemand uit de Burg-
steeg - je moet z'n naam maar niet
noemen - die wil domweg geen
mens meer in zijn kamer. Een soort
hol is het geworden, een nest."
Het idee om jongenskamers te ver
eeuwigen, komt van een man die
vijfentwintig jaar lang in een meis
jes-studentenhuis woonde op het
Steenschuur. „Hij had de mooiste
kamer aan de voorkant, een échte
jongenskamer. Als de televisie kapot
ging, zette hij er gewoon een andere
bovenop. Hij had er uiteindelijk drie
op elkaar staan. Op zijn bureau had
hij één vakje dat schoon was, daarop
schreef hij zijn giro's uit. De rest was
allemaal verstoft. Door zijn kamer
liep alleen nog een pad waar hij
doorheen kon. Hij moest op een ge
geven moment het huis uit en be
dacht: wat jammer dat ik er geen fo
to's van gemaakt heb."
De werkelijkheid is nog erger dan de
foto's die uiteindelijk het boek ge
haald hebben. Een van de mannen
bezat de moeder aller jongenska
mer maar hij overleed en zijn
krocht staat er dus niet in. „Die man
was het toppunt. Hij had zoveel boe
ken dat ze niet meer in zijn kamer
pasten. Die was vier bij vier. Hij had
geen andere keuze dan met zijn boe
ken steeds zijn vloer een stukje op te
hogen. Het plafond kwam steeds
dichterbij."
De ondertitel luidt wat misleidend
'Leidse jongenskamers'. Kousbroek
had de benaming 'herenkamers'
voorgesteld, dat vond hij chiquer
klinken. Van Paddenburgh: „Hij
maakte groot bezwaar tegen de term
'jongenskamers'. Hij zei: als je dat in
de titel zet, trek ik mijn verhaal te
rug. Hij had associaties met iets ran
zigs, met Joop Schafthuizen, en
dacht meer aan iets stijlvols. Zelf
vind ik herenkamers juist naar iets
onfris rieken."
Paleizen van het geheugen werd uit
eindelijk de titel. Kousbroek be
schrijft het wroeten in de boeken-
chaos, beter gezegd, het zorgvuldig
ontleden ervan. Zoals een archeo
loog omzichtig laagje voor laagje van
het verleden pelt, zo doet een heer
van tijd tot tijd raadselachtige vond
sten als hij zijn bureau afgraaft. Een
nooit teruggebracht bibliotheek
boek, een recept, een telefoonnum
mer op een briefje. Waar was dat
ook alweer van?
Hoe dieper een archeoloog graaft,
hoe donkerder en interessanter het
wordt. Daar treft hij fossielen van al
uitgestorven levensvormen. „Zoals
een treinkaartje, gemaakt van kar
ton", schrijft Kousbroek. „Een tijd
schrift gewijd aan poëzie, een te
goedbon van een niet meer bestaan
de winkel."
Elke ordening of systeem in de sta
pel is al lang geleden verwaterd,
maar geen nood. In het hoofd van
elke jongenskamerjongen bevindt
zich een driedimensionale platte
grond van de opgraving. „Dat stelt
hem in beginsel in staat om bijna
blindelings naar de plek te lopen
waar zich het boek bevindt dat hij
zoekt: hier ergens moet het zijn, in
deze stapel, een dun boekje met een
blauwe kaft. Zonder dat herinner-
mechanisme is hij verloren, want
een andere ordening is er niet. Zie
daar dus de diepere betekenis van
deze foto's: het zijn paleizen van het
geheugen."
Slechts enkelen van de bewoners
staan met hun leesnest op de foto.
De meeste kamerbewoners zijn niet
trots op hun boekengebergtes.
Van Paddenburgh: „Ze willen er niet
mee geassocieerd worden. Het laten
fotograferen van de kamer zónder
dat ze er zelf op staan is al een hele
concessie. Een van de heren wil nog
een kans maken op de huwelijks
markt, vandaar. Die had zijn losslin-
gerende ondergoed al opgeruimd
voor de foto. Als je je kamer niet
blootstelt aan bezoek, stel je hem ze
ker niet bloot aan lezers van een
boek. Witteveld wilde wel zelf op de
foto, maar die had dan ook driftig
opgeruimde De kamer op de foto is
eigenlijk té netjes. Inmiddels is de
ruimte overigens teruggevallen in de
oude staat; op dit moment kan hij er
al niet eens meer zitten."
Vrouwen
Ook al ontbreekt de bewoner op de
foto: in een oogopslag zie je dat het
een man moet zijn. Vrouwen zullen
hun nest nooit onder boeken bedel
ven. Ze kunnen wel verzamelen,
weet Kousbroek, maar boekenfana-
ten moet je onder mannen zoeken.
Van Paddenburgh kent een uitzon
dering. „Vorige weekwas hier een
mevrouw, die zei dat ze ook zo'n ka
mer had, ja met kunstboeken en al.
Waarschijnlijk is ze een uitzonde
ring. Ik heb haar nummer.
Een van de mannen is psychiater
Frank de Wever die op de Breestraat
woont. Hij heeft de luxe van een
werkster. „Een mens van tachtig, dat
elke ochtend met de fiets uit Oegst-
geest komt om studentenhuizen
schoon te maken. Die jongens we
ten: om negen uur moeten alle mei
den weg zijn. Als ze die ziet, gooit ze
bleekwater de kamer binnen. Ze zet
koffie en om elf uur is ze weer weg.
Een keer per week komt ze ook bij
de psychiater schoonmaken. Ze
heeft volledig respect voor de kamer
van die man. Zijn moeder heeft haar
eens opgebeld. Of ze hem er niet
eens toe wilde bewegen een echt
huis te kopen. De werkster zei:
houdt u van uw zoon? Ja? Laat hem
dan hier wonen. Hij is hier geluk
kig."
Rudy Kousbroek presenteert 'Palei
zen van het geheugen - Leidse jon
genskamers' vanaf half vijf in socië
teit De Burcht. Het fotoboek is
handgebonden en verschijnt in een
beperkte oplage van veertig. Een
door auteur en fotograaf gesig
neerd exemplaar kost 550 euro.
Dick Witteveld's monumentale huis
aan de Van der Werfstraat is groot en
duister als het inwendige van een ge
zonken VOC-schip. Via een hal vol
rommel en boeken slingert zich onder
houten balken een trappetje omhoog.
Boeken, tijdschriften, affiches, beel
den en een fiets belemmeren de door
gang; prote delen van het huis zijn
onverlicht of niet toegankelijk. Het
geurt er naar vermolmd hout en pa
piervezel. „Ik ben met een soort per
manente verbouwing bezig", veront
schuldigt de gastheer zich voor de
rommel.
Zoals de meeste geportretteerden in
het boek is Wittevelds huis niet de
plek om bezoek te ontvangen. „Ik kan
zelf al nauwelijks ergens zitten." Op
naar de Burchtsociëteit, waar hij deze
avond toevallig psychiater en Picasso-
verzamelaar Frank de Wever treft, ook
een van de geportretteerden. „Door al
die stapels, plastic zakken op en bo
ven elkaar, denk je: nu moet het afge
lopen zijn, ik kom mijn eigen dakter
ras niet meer op." Verhuizen naar een
keurig nieuwbouwhuis in de Stevens
hof en met een schone lei beginnen?
Daar moeten de heren niet aan den
ken. Witteveld is 'liever een curieuze
kluizenaar'. Hij, De Wever en de ande
re 'jongens' uit het fotoboek zijn geen
van allen degelijke huismannen. Wit
teveld: „Daarom zijn het allemaal vrij
gezellen. Samenwonen, laat staan
een gezin, dat kan niet, het komt in
hun taalgebruik niet eens voor. Het
zijn ouwe kerels, die als kind in een
kamertje zitten te freewheelen. Een
kinderlijke instelling, eigenlijk."
Witteveld verzamelt 'fotoboeken,
boeken over architectuur, ouwe hui
zen, bouwtechniek'. „Verzamelen be
tekent snuffelen, veilingen en markt -
jes aflopen. Het is een primitief jacht-
Antiquaar Lodewijk van Paddenburgh: „De échte jongenskamers krijg je niet te zien."
instinct. En als je eenmaal hebt ge
vonden watje zocht, kijkje het soms
nauwelijks meer in. Dan verdwijnt het
in dozen. Je begint een verzameling
met een beetje, en dan gaat het uit
dijen. Soms explodeert het. Maar je
kan onmogelijk alles verzamelen.
Hoeveel boeken zouden er wel niet
zijn? Het is immens."
De Wever: „Alleen al de zwart-wit fo
toboeken over Picasso, dat is een mer
a boire."
„Watje in die kamer van mij aan boe
ken ziet, dat is misschien tien procent.
De rest staat ingepakt, keurig in do
zen, zodat het niet kapotgaat. Tja, uit
eindelijk vergaat het toch. Net als wij
zelf."
Sommige verzamelaars bewaren hun
kostbare eerste drukken in vitrines,
achter UV-werend glas. Ze ordenen en
archiveren hun collectie nauwkeurig.
„Dat is het uiteindelijke ideaal wel",
zegt Witteveld bedachtzaam en zon
der veel overtuigingskracht. „Maar",
voegt hij er aan toe alsof het om een
natuurverschijnsel gaat, „we hebben
er geen ruimte voor. En weetje: het
herontdekken is ook leuk, als je ha
vijftien jaar een doos openmaakt. Je
bezoekt je eigen boekenmarkt."
De Wever: „Ik heb niets van mijn ver
zameling op schrift staan, ik doe niet
aan archiefvorming. Ze zeggen wel
eens: rubriceer het nou, anders vind je
niks meer terug. Dat zijn mensen die
met je mee willen denken. Maar ru
briceren, daar zijn wij het type niet
voor, hè."
Witteveld: „Een volwassene is serieus,
denkt aan de toekomst en aan zijn
kinderen. Dit is vagebonderij. Een vol
wassen man heeft een keurige biblio
theek, waar alle boeken keurig geor
dend zijn. Alles op volgorde en een
keurige sofa en een fles goede wijn
ernaast. Bij ons is dat niet gelukt. Nog
niet. Om verschillende redenen."
vaai
nwij