WETENSCHAP maakt plaats voor lichtgevend behang Berghagedis overleeft acht maanden diepvries Wiskundig raadsel lijkt opgelost cf himpansee ruikt slechter maar ziet beter dan mens Boeren voorkwamen met kappen bos nieuwe ijstijden 'Omgekeerd werkt het als een zonnecel' rtvP°rn' u HOC 298 dinsdag 20 januari 2004 san Francisco/ap - Een Russische wiskundige die al jaren een kluizenaars bestaan leidt, heeft ver moedelijk een van de oudste en moeilijkste wiskundige problemen opgelost. Het lijkt er steeds meer op dat Gri- gori 'Grisja' Perelman, die in november 2002 een eerste paper publi ceerde over het 100 jaar oude Vermoeden van Po- incaré, een oplossing heeft gevonden. Sinds 1994, toen wiskun dige Andrew Wiles van Princeton University de al even beroemde Laatste Stelling van Fermat wist te bewijzen, heeft er niet meer zoveel opwinding geheerst in de wereld van de wiskunde. Als Perel- mans rekenkundige be wijsvoering standhoudt, kan het hem veel geld opleveren. Het Clay Ma- thematics Institute in het Amerikaanse Massachu setts heeft voor de oplos sing van zeven grote wis kundige problemen, waaronder het Vermoe den van Poincaré, zeven miljoen dollar uitgeloofd. Sinds de eerste publicatie proberen wiskundigen overal ter wereld in Perel- mans bevindingen fouten te vinden, maar ze zijn daar vooralsnog niet in geslaagd. In maart en april 2003 publiceerde hij twee volgende delen. Geen enkele oplossing heeft ooit langer standge houden dan die van Pe relman en experts zijn optimistisch dat hij voor de definitieve doorbraak heeft gezorgd. De beroemde Franse wis kundige Henri Poincaré formuleerde in 1904 het vermoeden dat formules over tweedimensionale ruimtes overdraagbaar zijn op driedimensionale ruimtes. Amerikaanse wiskundigen probeerden het in lekentaal uit te leg gen: een lus die om een appel ligt, kan worden samengetrokken tot een knoop. Als die lus door een donut ligt, kan dat niet tenzij de koord of de donut breekt. Op deze manier onderscheiden diverse soorten objecten zich in de topologie, de tak van de wiskunde die zich bezighoudt met ei genschappen van objec ten die bewaard blijven bij het vervormen van die objecten. In een tweedi mensionale ruimte is een voorwerp waarbij de lus tot een knoop getrokken kan worden, altijd een bol. Poincaré vroeg zich af of dat bij hogere di mensies ook altijd het ge val was. Perelman is onderzoeker aan het Steklov Instituut voor Wiskunde in Sint- Petersburg. Collega's om schrijven hem als een briljante geest die nogal teruggetrokken leeft. Een tijdlang doceerde hij aan enkele Amerikaanse uni versiteiten. Het geld dat hij daar verdiende bood hem de gelegenheid om zich acht jaar lang te wij den aan het probleem. Het lijkt erop dat Perel man niet geïnteresseerd is in het prijzengeld. Om dat te krijgen, eist het Clay Mathematics Insti tute dat winnaars hun werk in een wetenschap pelijk tijdschrift publice ren en dat het werk twee jaar lang alle kritiek kan doorstaan. Vorig jaar dook Perelman weer op en gaf hij lezingen aan enkele Amerikaanse uni versiteiten. Maar hij heeft zijn bevindingen nog niet naar tijdschriften opge stuurd en weigert inter views te geven. In plaats daarvan zette hij zijn drie papers, waarin het Ver moeden van Poincaré amper bij naam wordt genoemd, op internet. Het oplossen van het Vermoeden van Poincaré kan wetenschappers mo gelijk helpen bij het be studeren van de vorm van het heelal. Andere praktische toepassingen zijn vooralsnog niet be kend. Uiteindelijk leidde het onderzoek tot een apparaat waarbij twee polymeer laagjes worden aangebracht op een substraat ('onderlaag') die bestaat uit glas en een doorzichtig metaal. Aan de andere kant wordt een metalen con- tactlaag bevestigd om de stroom door het lichtgevend polymeer te geleiden. Het geheel wordt vervolgens bedekt met een afsluitend dekseltje van glas of metaal dat zorgvuldig wordt vastge lijmd, omdat de polymeren hun licht gevende eigenschappen verliezen bij contact met vocht. Vervolgens worden aan weerszijden metalen contact puntjes aangebracht die dienen om de stroom aan en af te voeren die voor het lichtgevende effect zorgt. De vorderingen waren zodanig dat de Philips-afdeling Components in 1994 besloot tot investering in een zoge naamde 'prepilot'-productieafdeling in Heerlen waar het lichtgevende plas tic op kleine schaal tot displays kon worden verwerkt, die aanvankelijk nog vooral voor verder onderzoek werden gebruikt. De Components-managers zagen vooral toekomst voor de PolyLED- technologie in displays. „Daarvoor worden nu nog vooral zogenaamde 'vloeibare kristallen' ('LCD's') ge bruikt", legt mede-onderzoeker Sem- pel uit. „Lichtgevende polymeren heb ben daartegenover een aantal duidelij ke voordelen. Zo leveren ze een hel derder beeld dan LCD's. Bovendien zijn ze een stuk zuiniger in energiever bruik." Waren de eerste PolyLED-beeld- schermpjes nog 'monochroom' ('één- kleurig'), inmiddels zijn de Philips-on- derzoekers al zover dat ze door punt jes op een beeldschermpje te voorzien van LED's in de drie primaire kleuren rood, groen en blauw ook kleurafbeel dingen kunnen maken. Voor de ver vaardiging van zulke beeldschermpjes maken ze gebruik van 'natte' techno logie. Dat houdt in dat de lichtgevende plastics die in de beeldschermpjes worden gebruikt in vloeibare vorm kunnen worden aangebracht. Dat gebeurt met behulp van een 'inkt- jet- printer' die niet zo gek veel ver schilt van de printers die de meeste pc-eigenaren naast hun computer hebben staan. Ieder beeldpuntje bevat drie holtes die door de printer afzon derlijk met een rode, een groene en een blauwe polymeer worden gevuld. Een Philips-medewerker schijnt met een lampje op een PolyLED-schermpje. Daardoor wordt een elektrisch stroompje opgewekt. Foto: Philips Research Door daar stroompjes van verschillen de sterkte doorheen te sturen, lichten de drie kleuren op met verschillende intensiteit. Dat levert een menging op waarmee elke denkbare kleur kan wor den weergegeven. „De eerste toepassing van de Poly- LED-technologie in een product was in monochrome displaytjes op oplaad bare scheerapparaten die aangeven wanneer het apparaat moet worden opgeladen, of de mesjes al aan vervan ging toe zijn enzovoorts", aldus Sem- pel. „Inmiddels zijn we bijna zovèr dat we kleurenbeeldschermpjes kunnen gaan leveren voor bijvoorbeeld mobie le telefoons. De volgende stap is een nog verdere schaalvergroting, naar beeldschermen voor laptops en pe's en uiteindelijk zelfs televisies." Maar dat zal nog wel even duren. Net zoals de ontwikkeling van lichtgevend behang, wat de Philips-technici hopen te verwezenlijken door de lichtgeven de polymeren aan te brengen op een substraat van een ander veelbelovend materiaal: stroomgeleidende, buigza me polymeren. „Dan hebben we het nog niet eens ge had over een andere interessante ei genschap van PolyLED's", vertelt Se- mpel op de valreep. „Ze werken name lijk ook omgekeerd: als je er licht op schijnt, komt er stroom uit. Daarmee zou je dan bijvoorbeeld ooit zonnecel len kunnen maken." door Johan Lamoral 3n gezien verschilt de chimpansee maar een procent met ons. Foto: GPD r de n sl flde Jaeger himpansee verschil- sch slechts één pro- ISverschil zit hem voor- en proefvermogen ing$>tzaakt door een an- bedfUrsmenu, ontstaan en levenstijl. Zo blijkt me die van wetenschap- bl e Cornell universiteit ilev New York dat is gepu- t ci 'hettijdschrift Scien- ligi e al :omplete vergelijken- le vf tussen twee prima- naar de genetische I tussen mens en i se. Hiertoe zijn 18 ladd ia-volgordes, gelegen i n genen, met elkaar /oni Dat is tweederde hi) rk dat nodig was om hal g menselijk genoom etzf brengen. It n oekers stuitten op vol verschillen in vaar- m geuren waar te ne- interpretetén. „We nderden genen met mde dna-volgorde, idie een verandering als gevolg van aanpassing door onze voorou ders", zegt evolutiebioloog An drew Clark. Geurwaarneming is van belang om voedsel te vinden. Het ver schil in geurwaarneming tussen primaten en mensen ontstond volgens de onderzoekers op het moment dat onze voorouders vleeseters werden, ongeveer twee miljoen jaar terug. Dat is gekoppeld aan een andere om zetting van aminozuren en ei witvertering door het menselijk lichaam. Niet alleen de geurwaarneming is anders, ook het gehoor en de eigenschap tot spreken en taal begrip. Het bewijs hiervoor komt van een gen dat codeert voor een eiwit in het midden oor. Een bepaalde vorm van doofheid bij de mens komt door een afwijking van dit gen dat bekend staat als alpha tec- torine. Deze afwijking wordt, in mindere mate, gevonden bij al le mensapen. „Het is net of de klankkast van een Stradivarius is vervangen door een stuk triplex", zegt Clark. Dit zou tevens verklaren waarom apen moeilijk te trai nen zijn om menselijke spraak te begrijpen. Aanvullend heeft een Duitse studie aan het Max Planck In stituut voor Evolutionaire An tropologie in Leipzig ontdekt dat de mindere geur en gehoor bij primaten wordt ingeruild voor een beter gezichtsvermo gen. De Duitse genetici vonden, samen met Israëlische collegae, een oorzakelijk verband tussen het verlies aan de moleculaire basis voor reukvermogen en verbetering van kleurenwaarne- ming. Apen van de oude wereld bezit ten twee genen voor full color beelden, terwijl de 'moderne' mensapen over drie zogenoem de trichromatische kleurgenen beschikken. De evolutie van meer kleuren zien was volgens de onderzoekers nodig om be ter voedsel te kunnen vinden in de natuur. Die verbetering hing nauw samen met veranderin gen in het klimaat. door Martijn Hover De mens is al bezig het klimaat te veran deren sinds hij met landbouw begon. Boeren hebben gezorgd voor de opmer kelijke stabiliteit van het wereldklimaat gedurende de afgelopen tienduizend jaar. Als zij niet op grote schaal bossen hadden gekapt om landbouwgrond vrij te maken en rijstvelden aan te leggen, zouden we inmiddels allang weer mid den in een ijstijd hebben gezeten. Dat concludeert de Amerikaanse kli maatonderzoeker William Ruddiman in een artikel in het tijdschrift Climatic Change. Ruddiman, emeritus hoogleraar aan de universiteit van Virginia, ontdek te iets opvallends aan de hoeveelheden van de 'broeikasgassen' kooldioxide en methaan in oude ijslagen op Groenland en Antarctica. Tijdens drie voorgaande 'interglacialen' (de betrekkelijk warme tijdvakken tussen twee ijstijden) hield de afname van die gassen in de dampkring gelijke tred met de afname van de hoe veelheid zonnestraling in de zomer. Die is het gevolg van schommelingen in de baan van de aarde om de zon. Op grond van die trend had vier- tot vijfdui zend jaar geleden een nieuwe Ijstijd moeten beginnen. Na het einde van de laatste ijstijd, ongeveer 12.000 jaar gele den, veranderde het patroon. De hoe veelheid kooldioxide in de atmosfeer be gon ongeveer achtduizend jaar geleden te stijgen. Datzelfde gebeurde vanaf on geveer vijfduizend jaar geleden met het methaangehalte. Volgens Ruddiman ko men die tijdstippén niet toevallig over een met respectievelijk het ontstaan van de landbouw in het Midden-Oosten en het aanleggen van de eerste rijstvelden in het Verre Oosten. Om landbouw te bedrijven moesten op betrekkelijk grote schaal bomen worden gekapt die nor maal gesproken C02 zouden hebben ge absorbeerd. Bij de aanleg van de natte rijstvelden kwam veel methaan vrij. Ook groeiende kuddes gedomesticeerde hoefdieren zouden aar de methaanpro- ductie hebben bijgedragen. De onder zoeker stelt dat menselijke activiteit heeft gezorgd voor een toename van de gemiddelde temperatuur op aarde van 0,80 Celsius tot aan het jaar 1700, het begin van de eerste industriële revolutie. Opmerkelijk is dat hij met zijn hypothe se ook een tijdelijke afkoeling van het klimaat aan het einde van de Middel eeuwen weet te verklaren. Die zoge naamde 'Kleine Ijstijd', aldus Ruddi man, was het gevolg van de 'Zwarte Dood', de grote pestepidemie die begon in de 14de eeuw en die aan minstens eenderde van de Europese bevolking het leven kostte. Daardoor veranderden eer der ontgonnen landbouwgronden weer in bossen. rke irtijn Hover ew :pjë onderzoekers van Philips is iaand, samen met een aantal uit'het Verenigd Koninkrijk, Juitsland en Zweden vereerd )escartesprijs van de Europese prijs, ter waarde van 700.000 •d toegekend voor baanbre- \ij derzoek dat een 'revolutionaire e ak' teweeg zal brengen op het h^an beeldschermen, de ntf kl li five!r< Jaag de dag een donkere ka- reedt, verwacht dat door be- van het lichtknopje een lamp [aan. Of het nu een gloei- of np of een tl-buis betreft, het 01 ntmin of meer uit één punt. an de onderzoekers van Phi- larch ligt, zou daar binnen niet e tijd wel eens verandering in ,e irehers werken aan zogenaam- ers imitting diodes (lichtgevende lie uiteindelijk een vorm van °*>nd behang mogelijk moeten idat in plaats van één punt rek, de hele muur of het hele icht geeft. In theorie moet het gelijk zijn een lichtgevend be- maken dat daarnaast als tele- huisbioscoop kan dienstdoen, ven meezit binnen afzienbare 4; 1 nog nooit meegemaakt dat een |]iieuwe uitvinding zó snel al tot haar product heeft geleid", van de onderzoekers. Voorlo- 0 en hij en zijn collega's echter an displays, de beeldscherm- og|e tegenwoordig aantreft in zo- pparaat, van mobiele tele- tschootcomputers en van iparaten tot magnetrons, iding is de zogenaamde 'Poly- Ol arbij poly staat voor 'poly- verjen deftige naam voor wat de lensen kennen als 'plastic', mige plastics licht uitstralen ïen elektrisch stroompje door- aier urt, werd eind jaren 80 ont- pn r scheikundigen van de uni- van Cambridge in Engeland, ag al snel in dat dat een veel- Cai Iprincipe was, zodat het be- 1 Fi 1991 begon met zijn eerste derzoek naar het verschijnsel. Ti e drie jaar dat we ermee be en 1, was het vooral een spel", :etliavHaskal. „We moesten de pi gie in de vingers krijgen en bran of echte praktische toepas- ogelijk waren. Aanvankelijk amelijk nogal behelpen met alen. De lichtopbrengst was loog en hetzelfde gold voor de In de uiterst noordwestelijke punt van Finland leeft een zeld zame soort hagedis die een merkwaardige overlevingsstra tegie heeft ontwikkeld. In dit Finse deel van Lapland zijn de zomers kort en koel en de win ters lang en ijzig. De tempera tuurverschillen tussen beide seizoenen kunnen tot 60 gra den Celsius bedragen. Weini gen die daar kunnen leven. Be halve dan de berghagedis. Hij kan zich laten invriezen zonder dood te vriezen. Geen wonder dat de biologen zich afvragen hoe hij dat klaarspeelt. De berghagedis of Lacerta vivi- para is het meest noordelijk le vende reptiel. Hij leeft hoofdza kelijk boven de 69ste graad noorderbreedte op de zuid westflank van de Saana-berg- vlakte. Daarheen trokken we tenschappers van de Etövös Lo- rand universiteit van Budapest en van de universiteit van Hel sinki, om de leefgewoonten van deze krachtpatser te onderzoe ken. In hét wetenschappelijk vak- tijdschrift Polar Biology be schrijven zij eerst de grote kli matologische verschillen in dit gebied in de poolcirkel. Zelfs in de korte poolzomer daalde de temperatuur in juni 's nachts tot het vriespunt terwijl zij 's middags tot 40 graden Celsius kon stijgen. De middaghitte schijnt de hagedissen niet te hinderen en zij gebruiken de De zeldzame berghagedis in de poolcirkel kan zich volledig laten bevriezen zonder dood te vriezen. Foto: GPD schaarse uren warmte om uit gebreid te zonnen. Indien no dig zoeken zij de schaduw van de berkebomen op. Hun ideale lichaamstemperatuur schom melt dan tussen de 25 en 35 graden. Niet de hitte is echter een pro bleem, wel het te sterk en te plots afkoelen. In de zomerse nachten met temperaturen rond het vriespunt zoeken de berghagedissen dan ook een vorstvrije schuilplaats op. In zo'n droog en windbeschut slaapplaatsje kan hun li chaamstemperatuur tot min 3,5 graden dalen zonder dat hun li chaamsvocht bevriest. Anders is het gesteld in de ijzige temperaturen van de lange winter. Gedurende meer dan acht maanden is het gebied met sneeuw en ijs bedekt en dalen de temperaturen gemid deld tot min 20. De berghage dissen graven zich dan zo diep mogelijk in en lijken tot ijs klompjes te verstarren, om bij het begin van de poolzomer uit hun ijsmantel te ontdooien en weer langzaam tot leven te ko men. Precies dat intrigeerde de we tenschappers. Hoe kunnen de ze reptielen acht maanden lang bevriezen zonder dood te vrie zen? De Hongaarse en Finse biologen ontdekten dat de die ren tijdens de wintermaanden hun bloedsuikerspiegel fors la ten stijgen. Het zoete en suiker- rijke bloed onttrekt het water uit de lichaamsweefsels en be let op die manier dat er zich in de cellen ijskristallen vormen, wat de bevriezingsdood tot ge volg zou hebben. Wanneer het vocht uit de cellen is verwijderd, bevriest het wei nige resterende lichaamsvocht geleidelijk, het hart houdt stil aan op met kloppen en de ademhaling valt stil. Dat de in wendige organen niet langer van zuurstof worden voorzien, schijnt de hagedissen in hun gedehydreerde toestand niet te deren. Wanneer de dieren dan eindelijk weer ontdooien, ne men zij weer water op en be ginnen langzaam weer te func tioneren. Dat ontdooien en weer tot le ven komen duurt minstens twee dagen. Het wonderlijke daarbij is dat de dieren in de korte zomer maar weinig tijd overblijft om gedurende drie tot vier maanden weer op krachten te komen, voldoende eten te vinden, te groeien, te paren, het nageslacht ter wereld te bren gen en het groot te brengen. Want de jonge hagedisjes moe ten snel fit en sterk genoeg zijn om op hun beurt de lange diep vriesperiode door te komen. Het is dan ook niet verwonder lijk dat de berghagedissen op de Saana-hoogvlakte dun ge zaaid zijn en tot de zeldzame diersoorten behoren. Tijdens hun lange observatieperiode hebben de Hongaarse en Finse wetenschappers apiper vijf exemplaren kunrfhi vinden en bestuderen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2004 | | pagina 19