'De armoede trof mij het meest' Geschiedenis Kinderwetje van Van Houten te boek gesteld ZATERDAG 17 JANUARI 2004 Meisjes werkzaam in de productie van jutezakken, ca. 1900. Foto: Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis Amsterdam. Kinderen aan het werk in de lijnbaan, geschilderd door J. Herst, ca. 1795. Foto: Museum Het Catharina Gasthuis, Gouda. ving in stand. De wet sloot wel goed aan bij het personeelsbeleid van de grote, moderne bedrijven. Die werk gevers namen in veel gevallen kinde ren pas aan als die hun school had den doorlopen. Zij deden dat niet uit nobele motieven, maar kinderen hadden met een diploma meer waarde voor het bedrijf. Vanuit de ministeries zijn op dit ter rein de jaren daarna meer wetsont werpen naar de Tweede Kamer ge stuurd, maar de politiek vond die meestal te ver gaan. In 1889 werd de Arbeidswet van kracht, waarin ook wetgeving voor oudere kinderen en vrouwen was opgenomen. Er werd een landelijke arbeidsinspectie inge steld, met drie inspecteurs. In 1900 kwam de Leerplichtwet tot stand." Volgens Schenkeveld is het terecht dat schoolkinderen al die jaren het belang van het Kinderwetje van Van Houten werd voorgehouden. „De wet is belangrijk als eerste vorm van sociale wetgeving in de Nederlandse M geschiedenis. Het effect van de wet is op zichzelf niet groot geweest. De kinderarbeid is niet door de wetge ving uitgebannen, maar vooral door dat het onderwijs verbeterde en de welvaart toenam, zodat mensen het minder nodig vonden om hun kin deren te laten werken." De bedenker van de wet haalde daarna nooit meer op een dergelijke spectaculaire manier de publiciteit, maar bleef wel actief in de politiek. „Van Houten was een bewust, soci aal kamerlid en de eerste van een nieuwe generatie liberalen. Hij is 25 jaar in de Kamer gebleven en be schouwde zichzelf als 'een parle mentariër in hart en nieren'. Hij was ook nog even minister en stierf pas toen hij 93 jaar was." Het Kinderwetje van Van Houten, Willemien Schenkeveld, Uitgeverij Verloren bv Hilversum. Prijs 10 euro. bijsterend", zegt Willemien Schen keveld. „Extreem lange werktijden - twaalf uur of meer per dag -, werk nemers hadden geen rechten en de fysieke omstandigheden waren zeer zwaar. Het werk was handwerk, dat zich afspeelde in vochtige werkke- ten, bedompte vertrekken of op ijs koude lijnbanen. Die arbeidsom standigheden golden in de eerste helft van de negentiende eeuw voor alle werknemers, maar kinderen moesten dikwijls dezelfde werkda gen maken. Het was normaal dat kinderen rond hun tiende jaar enkele uren per dag gingen werken. Het kwam ook veel voor dat kinderen thuis hielpen, bij voorbeeld in de landbouw. Ze gin gen nog wel vier jaar naar school, maar daar werden ze door de ouders dan vanaf gehaald. In de meeste ge vallen gingen kinderen tussen de twaalf en veertien al volledig werken. Er waren zelfs uitzonderingsgevallen van kinderen die al op vijf- of zesja rige leeftijd aan het werk werden ge zet." Wat het oordeel der betrokken arbei ders zelve aangaat, zeker zouden zij hunne kinderen liever niet laten wer ken, ware het niet dat zij de inkom sten daaruit voortspruitende hoog nodig hadden voor het gezin', zei één van de ondervraagden in een en quête van de Maatschappij tot het Nut van het Algemeen in 1872. „De lonen waren heel laag en verder was het levensonderhoud erg duur. Er werd bovendien op elementaire levensbehoeften, zoals turf en brood, belasting geheven. Mensen hadden het moeilijk om rond te ko men, in het westen van het land was veel werkloosheid en er was vanaf het einde van de achttiende eeuw overal enorme armoede. Het werd pas iets beter vanaf 1870. Die armoede trof mij het meest. Ik heb mij bij het onderzoek en het schrijven voor het eerst gerealiseerd wat voor een 'welvaartsboom' wij hebben doorgemaakt. Onze groot ouders hebben die periode van ar moede en gebrek aan welvaart nog meegemaakt. Zij gingen vaak al op veertienjarige leeftijd werken." Dronkaards Nederland heeft veel van de huidige wetgeving overgehouden uit de pe riode van 1795 tot 1813, toen Napo leon grote delen van West-Europa bezet hield. Die wetgeving besloeg grote delen van het strafrecht en burgerlijk recht, maar het zou nog tot de tweede helft van de negen tiende eeuw duren tot er wetten en regels kwamen op het gebied van ar beidsomstandigheden, die werkge vers voorschreven hoe zij hun fa brieken moesten inrichten en met hun personeel moesten omgaan. „Er was één wet van 1813 dat kinde ren niet in de mijn mochten werken. Die wet was niet gemaakt ter be scherming van de kinderen, maar voor de veiligheid van de mijn en om te voorkomen dat het werk ver traging zou oplopen. In diezelfde wet stond ook dat dronkaards niet in de mijn mochten." De eerste wet die werkelijk iets deed aan de werkomstandigheden en in het bijzonder voor kinderen was het Kinderwetje van het liberale Kamer Willemien Schenkeveld. Foto: Ton Kastermans op de bestaande literatuur, die sterk verouderd is en fragmentarisch. Het meeste onderzoek naar kinderarbeid is gedaan in de jaren twintig van de vorige eeuw. In de jaren zestig heeft iemand nog een aantal boeken over het onderwerp geschreven. Die had zelf als kind nog als lijndraaier ge werkt op een lijnbaan in Gouderak. Hij werkte zich later op tot vak bondsman." Verbijsterend Uit het literatuuronderzoek ont stond na enige tijd een beeld van wat kinderarbeid nu eigenlijk in hield. Als je daar met hedendaagse ogen naar kijkt, is het compleet ver lid Samuel van Houten. Maar die wet kwam ook niet zonder slag of stoot tot stand. „In het buitenland bestonden allerlei wetten op dit ge bied. Mensen die pleitten voor kin derwetgeving kwamen steeds met hele lijsten uit het buitenland. Er wordt wel gezegd dat de landen waar de eerste industrialisatie plaatsvond, ook als eerste wetgeving over arbeidsomstandigheden had den, zoals Engeland en Pruisen. Ik vraag mij af of dit klopt, want België was al vroeg met de industrialisatie, maar laat met wetgeving. Het is er in Nederland heel lang niet van gekomen. Historici hebben ver schillende hypothesen waarom maatregelen in Nederland lang uit bleven, maar dat is uiteindelijk nog een onbeantwoorde vraag. In de pu blieke opinie werd er steeds meer op aangedrongen om wat te doen aan de schrijnende toestanden van de kinderarbeid. Het werd bovendien mode onder weldenkende burgers om zich te interesseren voor de slechte levensomstandigheden van de lagere klassen. Men kreeg zo doende steeds meer oog voor de misstanden." Afgezwakt De regering bleef intussen onder zoek doen, maar nam geen initiatief om te komen tot wetgeving. De libe raal Samuel van Houten was de eer ste politicus die zich het lot van de kinderen aantrok. Hij drong aan op wetgeving, maar regeringsleider en collega-liberaal Thorbecke zag dat niet zitten. Hij spoorde wel Van Houten aan zelf met een wetsvoor stel te komen. „Het oorspronkelijke wetsvoorstel ging veel verder en wilde veel meer vormen van kinderarbeid verbieden, zoals in de landbouw, de huisnijver heid of de visserij. Dit voorstel ging een meerderheid van de Tweede Ka mer veel te ver. De wet is er, ernstig afgezwakt, toch gekomen. De kem van het Kinderwetje van Van Houten van 29 april 1874 is: het is verboden om kinderen jonger dan twaalf jaar in dienst te hebben in werkplaatsen en fabrieken. Ik heb niet de indruk dat de handha ving van de wet goed is verlopen. In de kleine traditionele bedrijven - de grote meerderheid- bleef veel kin derarbeid door gebrek aan handha Samuel van Houten, geschilderd door zijn zwager H.W. Mesdag, ca. 1875. Foto: Groninger Museum. kinderen aan het werk in een steenbakkerij, ca. 1819. Foto: Koninklijke Bibliotheek Den Haag. Beelden van zeer jonge kinderen die onder vaak erbarmelijke omstandigheden moeten werken, worden meestal geassocieerd met landen in de Derde Wereld, maar in Nederland was het anderhalve eeuw geleden ook heel gewoon. Werkgevers zetten kinderen aan het werk in tochtige fabriekshallen, stoffige sigarenmakerijen en bedompte kledingateliers. Historica Willemien Schenkeveld stelde de geschiedenis te boek van het Kinderwetje van Van Houten. door Bert-Jan Klein In haar onlangs verschenen boek 'Het Kinderwetje van Van Hou ten' beschrijft Willemien Schen keveld het werk dat kinderen moes ten verrichten, het uitblijven van maatregelen tegen kinderarbeid, de komst van de Kinderwet in 1874 en het effect van de wetgeving. Zij pluisde de bestaande (schaarse) lite ratuur na, diepte onbekende gege vens op en stelde zo doende een overzicht samen. Het boek is geïllus treerd met originele prenten, schil derijen en documenten. De publicatie van Schenkeveld be wijst nog eens dat economische waarden vaak belangrijker zijn dan menselijke waarden. Kennelijk be stond er bij het bedrijfsleven in het 'keurige' Nederland weinig gewe tenswroeging over de negatieve ef fecten van kinderarbeid op de ge zondheid of men wist gewoon niet beter. Het is in dat opzicht tekenend voor de maatschappelijke verhou dingen in Nederland in de negen tiende eeuw. De schrijfster is de laatste jaren vooral actief in de dagbladjournalis tiek (bij deze krant), maar wilde weer iets met haar studie geschiedenis doen. „Ik ben toen op zoek gegaan naar een onderwerp. Ik heb het Kin derwetje gekozen, omdat ik de soci ale geschiedenis van de negentiende eeuw interessant vind. De tweede reden voor mijn keuze is dat er erg weinig wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar kinderarbeid. Ik vind dat heel gek, want ik beschouw kin derarbeid als een belangrijk histo risch onderwerp. Het wetje kent ie dereen bovendien wel, maar wie Van Houten was, hoe het allemaal pre cies zat; daar weten wij maar weini gen wat van af. Ik aanvankelijk even min. Het boek is bijna geheel gebaseerd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2004 | | pagina 7