Werken aan een 'brede natuur' Indringend gejank van kettingzagen; in de koude maanden vaak dag in, dag uit. Het gaat veel natuurliefhebbers door merg en been. Meestal zie je ze niet eens, de houthakkers van vandaag de dag. Diep in de Vuursche bossen doen ze hun werk. Het resultaat valt des te meer op: gigantische stapels hout langs de wegen in het gebied rond Baarn en Lage Vuursche, klaar om getransporteerd te worden naar zagerijen en verpulveraars. Tekst: Henk Runhaar Foto's: Ton Kastermans De foto's geven een impressie van de kap van zo'n 14.000 bomen de afgelo pen maanden in de percelen van Staatsbosbeheer rond camping De Zeven Lin den. Dat levert een massa hout op, bijna 10.000 kubieke meter. Maar dat is nog niets vergeleken met de totale houtconsumptie in Nederland van maar liefst veertien miljoen 'kuub' per jaar. Daarvan levert Staatsbosbe heer - de organisatie heeft het in ruim de helft van de Nederlandse bossen voor het zeggen - slechts zeven procent, oftewel 300.000 kubieke meter. Anders dan veel mensen denken, heeft de bo- menkap niets te maken met geld verdienen. Dat was vroeger misschien zo, maar tegen woordig levert het simpele Nederlandse hout niet veel meer op. De oogst die op de foto's is te zien, was goed voor zo'n 160.000 euro. En dat is dan nog veel, omdat de Vuursche bossen over het algemeen goed hout opleveren. Maar om houtverkoop is het niet begonnen. Nee, een boom gaat pas om als dat goed is voor de ontwikkeling van het bos. De Vuur sche boswachter Rein Berends kan het niet ge noeg benadrukken. Hij is verantwoordelijk voor 1200 hectare bos rond Lage Vuursche. De boswachterij is opgedeeld in vakken, waar eens in de vijf jaar zorgvuldig wordt gekeken welke bomen moeten worden omgehaald. Be rends: „We werken met toekomstbomen. We kiezen ongeveer honderd toekomstbomen per hectare, bomen waarvan we vinden dat die minstens vijftig jaar moeten blijven staan. De bast krijgt een blauwe stip. Maar die boom heeft natuurlijk wel ruimte nodig. Daarom kij ken we rondom welke bomen in de weg staan, die moeten om." Berends weet dat de kap van bomen veel men sen tegen de borst stuit. Maar hij heeft het ge lijk aan zijn zijde, daarvan is hij overtuigd. „Het publiek vindt bijvoorbeeld dat we be hoorlijk hebben huisgehouden langs de Hil- versumsestraatweg. Maar nu al zie je dat het door het uitdunnen aardiger oogt en dat het beter afbakenen van bosranden goed is voor de vogeltjes. Dat is ons streven: zo breed mogelijke natuur, biodiversiteit. Dat betekent ook dat we open plekken maken om loofbomen ook een kans te geven. Variatie, dat is leuk voor de recreant en goed voor het bos. Vroeger waaiden bij een flinke storm hele bospercelen om, allemaal de zelfde hoge bomen. Een bos met bomen en struiken in alle soorten en maten is stabieler, ook bij zwaar weer. Uit de cijfers blijkt dat de bossen bij Baam per saldo groeien. Jaarlijks komt er, door de groei van de bomen, gemiddeld twaalf kubieke me ter hout bij per hectare. Daarvan wordt er ge middeld acht gekapt. Kappen is goed, is de boodschap van Staatsbosbeheer, als het maar zorgvuldig wordt geregisseerd. Eenmaal van het merkteken 'deze moet om' voorzien, is het een peulenschil. Een aannemer wordt inge huurd en zet speciale zaagmachines in. Ne gentig procent van de 'oogst' bij De Zeven Lin den was in zes weken binnen. Pas daarna is een complete kapploeg nodig, die in een paar weken 'met de hand' de moeilijk te bereiken bomen te lijf gaat. Nazorg hoort er in boswachterij De Vuursche ook bij. Berends maakt hele series foto's van missers bij het hakwerk. Te hoog afgezaagde bomen, die in feite nog 'staan', beschadigin gen aan bomen die helemaal niet om mogen, enzovoorts. „Vinden ze niet leuk, maar netjes werken hoort erbij." ZATERDAG 17 JANUAS 2004

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2004 | | pagina 6