De
onderkant van de taal
'I
Leidse taalonderzoeker Hans Heestermans gaat met de vut
HDC931
De Leidse taalonderzoeker Hans
Heestermans (60) gaat met de vut.
Heestermans is de laatste jaren een
bekende Leidenaar geworden door zijn
rubriek 'Leids Dialect' in deze krant. Op
15 december neemt hij afscheid van
het aan de Universiteit Leiden
verbonden Instituut voor Nederlandse
Lexicologie en op termijn komt er ook
een einde aan zijn rubriek op de
pagina Regio 2. Uitgeschreven is de
fanatieke woordjesverzamelaar en
-beschrijver echter geenszins.
Gewapend met bandrecorder en
opschrijfboekje is hij te vinden op
plekken waar het Leids nog leeft: in
woonzorgcentra, zwembad De Zijl en
op de markt. Daar komt dan ook zeker
een boekje van. „Jüh, hij ken prrate,
hij zeg patat!"
door Wilfred Simons
ZATERDAG
29 NOVEMBER
2003
Taalkundige Hans Heestermans neemt afscheid van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie. „Dialecten, streek- en stadstalen, erotische woorden, scheldwoorden, die trekken zich van het officiële, defti
ge Nederlands weinig aan." Foto's: Henk Bouwman
k ben geboren - nee, niet in Bergen
op Zoom, maar in Oud-Vossemeer
I op het eiland Tholen, in 1943. In
1944 zetten de Duitsers Tholen onder water
en moest ons gezin worden geëvacueerd. We
gingen naar Bergen op Zoom en daar heb ik
tot mijn achttiende gewoond. Ik zou er nu
niet meer willen wonen. Het is toch een
dorp. Nu ja, 40.000 inwoners kun je niet
groot noemen.
Ik ga nooit van mijn leven meer uit Leiden
weg. De stad heeft nét de goede maat. Je
kunt profiteren van het cultuurleven in Am
sterdam en Den Haag en toch met een half
uur weer thuis zijn. De stad is net groot ge
noeg om een stadse sfeer te hebben en net
klein genoeg om er geborgen te zijn. Ik heb
een fijn Jugendstilhuis van de Leidse archi
tect Jesse aan de Rijnsburgerweg en dan is er
natuurlijk de Universiteitsbibliotheek, heer
lijk en onmisbaar voor iemand met mijn vak.
Dat het Noord-Brabantse plaatsje toch
steeds in al mijn geschriften terugkeert,
komt - denk ik - doordat ik er zo'n gelukkige
jeugd heb gehad. Op de middelbare school
had ik twee docenten die mijn leven blijvend
hebben beïnvloed. De eerste was mijn leraar
Nederlands. Hij deed veel aan muziek en
aan poëzie. Hij draaide Debussy's Prélude a
l'après-midi d'un faune en haalde een voor
drachtskunstenaar naar de klas die werk van
Hans Lodeizen voordroeg. Dat greep mij, en
mét mij eenderde deel van de jongens en
meisjes in mijn klas. We gingen literatuur le
zen, zelf gedichten schrijven. De tweede was
mijn leraar Grieks die mij leerde dat woor
den familie van elkaar kunnen zijn. Hij ver
taalde Homerus met ons en zei: Kijk, hier
heb je het woordje 'ergon', als je daar nu een
'w' voor zet, dan staat er 'wergon', ons
woord 'werken'. En ik dacht: Hé, dat is inte
ressant!! Zo kwam ik in aanraking met de
etymologie, de tak
van taalwetenschap
die de oorsprong en
betekenis van woor
den opspoort.
Ik besloot literatuur
wetenschap te gaan
studeren. Dat kon in
Amsterdam, Leiden
en Nijmegen. Am
sterdam vond ik te
groot. Ik dacht: als
provinciaaltje raak ik
verloren in zo'n gro
te stad. In Leiden
doceerde de vreselij
ke hoogleraar Stutterheim, hij was gevreesd
om zijn snijdende opmerkingen. Tegen een
studente Gotisch die haar huiswerk niet had
gedaan, had hij gezegd: 'Bij V&D hebben ze
gebrek aan goed winkelpersoneel'. Dus werd
het de Katholieke Universiteit Nijmegen,
waar Willem Asselbergs hoogleraar oudere
letterkunde was. In zijn tijd was hij ook als
schrijver heel bekend, onder het pseudo
niem Anton van Duinkerken. Laatst liet ik
zijn naam bij studenten vallen. Vertelt u
eens, zegt die naam u iets? Niemand wist
het. Gek is dat, hè?
Ik kwam er al snel achter dat literatuurwe
tenschap ontzettend veel geleuter is. Na een
jaar ben ik overgestapt op de Nederlandse
en Indogermaanse taalkunde, dat was toch
interessanter. Professor AA. Weijnen gaf dat
vak, hij deed veel aan dialectkunde en dat
boeide mij."
Jüh! - Een raadselachtig Leids woord Komt
het van joh, jongen? In het Italiaans heb je
'giii', wat 'let op' betekent. Wie het zegt,
iraagt aandacht. Op de markt hoorde ik
laatst een Leidse, die tegen haar man sprak
over haar kleuter: 'Jüh, hij ken prrate, hij
zeg patat!' De markt is een onuitputtelijke
bron van inspiratie.
„In 1968 ben ik afgestudeerd. Weijnen zei te
gen mij dat ik kon promoveren als ik mijn
eindscriptie omwerkte tot een dissertatie. Ik
kreeg twee jaar pro
motieverlof van de
universiteit en be
steedde de helft van
mijn tijd aan het on
derzoek en de andere
helft aan de revolutie.
Het waren roerige
linkse jaren, de uni
versiteiten moesten
worden gedemocrati
seerd en ik heb mij
daar in Nijmegen in
tensief mee bemoeid.
Het resultaat was dat
niks opschoot, de re
volutie niet en de promotie niet. Ik kreeg van
allebei flink genoeg.
Ik zat vast en besloot Weijnen te vragen om
met mij naar een baan te zoeken. Ik had
twee mogelijkheden: als onderzoeker bij het
P.J. Meertens Instituut in Amsterdam of als
redacteur bij het Woordenboek der Neder-
landsche Taal in Leiden. Voor Amsterdam
voelde ik nog steeds niets en daarom koos ik
voor Leiden. Maar goed ook! Anders had ik
nu gefigureerd in de romans van JJ. Voskuil.
Uiteindelijk ben ik wel gepromoveerd hoor.
Op De betekenisontwikkeling van de voor
zetsels na, naar, naast, langs en in.
Het woordenboek
werd vanaf 1967 ge
maakt door het In
stituut voor Neder
landse Lexicografie.
Het zat aan het Ra
penburg 68, pal
naast de Universi
teitsbibliotheek. Er
was zelfs een gange
tje dat de panden
onderling verbond.
Het was een enorme
domper voor mij. Ik
was gewend aan vrij
heid en daar zat ik
dan. Je kreeg een woord en een vindplaats,
bijvoorbeeld: Hooft, dl 1, pagina 62. Dat
moest je opzoeken en dan het citaat op
schrijven waar het woord in voorkwam. Je
mocht niet zelf bedenken wat het woord be
tekende, dat deed de redacteur. Nu was het
de bedoeling dat ik zelf redacteur zou wor
den, maar dat wisten de assistenten ook. Zij
dachten: We moeten 'm nu afknijpen, straks
is hij onze baas.
Het Woordenboek der Nederlandsche Taal,
het 'WNT', was een initiatief van neerlandi
cus De Vries en schoolmeester Te Winkel,
die ook een nieuwe spelling voor het Neder
lands bedachten. In 1852 begonnen ze al
met woordjes verzamelen en in 1864 teken
den ze een contract met de uitgever. Het
eerste deel kwam pas in 1882 uit! De traag
heid waarmee het WNT vorderde, was al in
de negentiende eeuw berucht. Er werd ge
spot over een woordenboek dat in bijna der
tig jaar niet verder was gekomen dan het
woord 'ajuin'. Het moest alle Nederlandse
woorden bevatten die tussen 1500 en 1920
in het Nederlands zijn opgetekend, maar dat
is niet gelukt, hoor. Na de voltooiing in 1998
zouden er supplementen op komen. Het
geld was op!
Toen ik erbij kwam, was het woordenboek
gevorderd tot ergens achter in de 't'. Ik be
gon aan het woord 'tuig', een heel leuk
woord omdat het zoveel betekenissen heeft.
Na drie jaar werd
ik inderdaad re
dacteur. Ik vond
het er inmiddels
een stuk leuker,
vooral doordat
mijn baas, Nienke
Bakker, mij be
greep. Ze zag in
dat ik vrijheid no
dig had, ze zei: 'Je
gaat je gang maar',
en zat me niet op
de huid. Toen ik
eenmaal gewend
was, vond ik het
ideaal werk. Ik ben geen theoreticus, ik vind
het leuk om uit het taalmateriaal en uit mijn
eigen taalkennis betekenissen te ontdekken.
Nu nog! Geef me een heerlijke bak vol fiches
en dan ga ik! Muziekje erbij. Je moet er wel
voor kunnen zitten en dat kan ik hoor, uren
lang.
Ja, hoe werkt dat nou. Het gaat erom dat je
de grootste gemene deler vindt. In elke zin
betekent een woord wat anders. In 'mensen
met een uitdaging' betekent 'mensen' ge
handicapte. In 'dat is nu eenmaal de cultuur
van die mensen' betekent het allochtonen.
Wat moet je daarmee? Er zijn hier wel men
sen gillend gek weggelopen omdat ze die
grootste gemene deler niet konden vinden.
Dan heb je woorden die van betekenis ver
anderen. Een uil is een vogel, maar kan soms
ook 'hetero' betekenen. Nou is het zo dat in
Amsterdamse homokroegen in de jaren '40
boven de tap een stenen uil stond met een
lampje erin. Als er dan een hetero binnen
kwam, dan deed de kroegbaas snel het
lampje aan en dan deed iedereen even 'nor
maal'. Het is leuk als je daar achter komt."
Op de schobberdebonk
- zeer verwaarloosd,
vuile nagels, haveloos,
verwaarloosde kleren.
Netten - van het Fran
se lunettes, nu bete
kent dat alleen nog
bril, maar van oor
sprong: glazen ramen.
„Ze hebben me de net
ten ingeteerd". Van in
teren is de oorsprong
onbekend Misschien
is er verwantschap
met 'intreden' of'ver
teren'.
„Ik heb altijd belangstelling gehad voor de
onderkant van de taal. Die is onderbelicht.
Dialecten, streek- en stadstalen, erotische
woorden, scheldwoorden, die trekken zich
van het officiële, deftige Nederlands weinig
aan. Voor het WNT beschreef ik het Stan
daardnederlands, in mijn vrije tijd wilde ik
mij bezighouden met een ander aspect van
taal, waarmee je je officieel niet bezig mócht
houden. De geest van '68, de geest van ver
zet, dat zal het wel wezen. Ik ben de enige
niet. Mijn collega Piet van Sterkenburg heeft
een vloekwoordenboek geschreven, die heeft
ook dat vrijheidsvirus.
In 1988 schreef ik in het tijdschrift Onze Taal
een artikel over scheldwoorden. Dat kwam
omdat er in het archief van het WNT een
scheldwoordenlijst lag van de Utrechtse
hoogleraar De Vooijs, daar ging ik mee aan
de slag. Nou, ik heb het geweten! Dat zo'n
keurige heer zich serieus bezighield met zo
iets plats. De hele vaderlandse pers heeft aan
de lijn gehangen. Ik kwam bij alle omroepen
op televisie! Behalve bij de EO.
In het programma Jongbloed en Joosten
mocht ik een oproep doen om mij scheld
woorden toe te sturen. Ik kreeg een postzak
met 1200 brieven, ongelooflijk. Dan lees je in
een brief uit Roodeschool: overdwars uit de
baarmoeder gerukte stoephoer. Dan denk je:
dat kan niet waar zijn. Maar vervolgens lees
je datzelfde scheldwoord in brieven van
mensen uit Maastricht, Rotterdam, Middel
burg. Dan weet je: dat
is dus echt, dat wordt
gezegd. Ik heb daar
een boekje van ge
maakt dat is uitgege
ven bij Thomas Rap.
Ik wilde het Graten-
kut! noemen, maar
dat ging Rap te ver.
Het werd Luilebol!,
dat kwam toch iets
neutraler over in de
boekhandel.
Van dat vrijheidsvirus
komt ook mijn be
langstelling voor het
Leids. Er was, ook op het WNT, een lijst van
Leidse woorden van A. Beets, de zoon van
schrijver Nicolaas Beets. Hij was onge
trouwd en had een Leidse huishoudster, uit
wier mond hij héél wat Leids heeft opgete
kend. Nu had ik voor het Brabants Nieuws
blad vijftien jaar een rubriekje over het West-
Brabants en het Bergs geschreven. Dat was
afgelopen, maar ik kwam Ton van Brussel
tegen, toen hoofdredacteur van het Leidsch
Dagblad. Die vroeg mij, wil jij dat niet voor
ons doen? Nou, heel graag, ik was vooral be
nieuwd om te we
ten welke woor
den van meneer
Beets nog in het
Leids van nu te
vinden zijn.
Er zijn mensen,
die vinden het
Leids lelijk. Ach,
dat wordt van alle
dialecten en
streektalen ge
zegd. Niemand
vindt het dialect
van de ander erg
mooi. Mijn vader
en moeder vonden Bergs verschrikkelijk. Ik
mocht het thuis ook niet spreken, alleen met
carnaval. Leidenaars vinden Katwijks ver
schrikkelijk, terwijl ik het best aardig vind.
Op taalniveau heb je het ook. Nederlanders
vinden Duits afschuwelijk, maar het Frans
heet een mooie taal te zijn. Als je dan vraagt
waarom, dan komen er allemaal drogrede
nen. Het is natuurlijk erg subjectief."
Scharrebak - een heel mager meisje. Van
schar, een magere platvis. Scharrig - mager
Als je het Leids wilt beschrijven, kun je heel
snel klaar zijn. Het Leids telt misschien vijf
unieke woorden. De meeste Leidse woorden
komen ook wel ergens anders voor. Toch
valt er wel iets meer over te zeggen. Je moet
je voorstellen dat de reismogelijkheden
vroeger beperkt waren. De meeste mensen
bleven hun hele leven in hun eigen streek of
zelfs stad. Dat betekent dat dialecten zich
ongestoord in een relatief isolement kunnen
ontwikkelen. Mijn definitie van Leids is: het
wordt in Leiden gezegd en het is geen alge
meen Nederlands. Dan kom je toch op heel
veel woorden, hoor. In het WIT staan woor
den met de aantekening: 'in de zeventiende
eeuw uitgestorven'. Ik denk dan nee! Dat
wordt in Leiden nog gezegd! Of ze staan er
helemaal niet in.
Nu is het zo dat Leiden aan het eind van de
zestiende eeuw en in het eerste deel van de
zeventiende eeuw haast is overlopen door
vluchtelingen uit
Vlaanderen, Bra
bant en Henegou
wen. Zestig procent
van de Leidenaars
kwam op een gege
ven moment uit het
zuiden! Dat heeft
diepe sporen in het
Leids getrokken. Ik
ben er zelfs van
overtuigd geraakt
dat het Leids eigen
lijk een soort
Vlaams is. Neem
het woord 'aardig'.
In het Leids, maar ook in het Vlaams, bete
kent dat 'vreemd, raar, onguur'. Niet zo gek,
als je bedenkt dat 'aardig' een verbastering is
van 'eigenaardig'.
In de jaren dat ik voor het Leidsch Dagblad
de rubriek 'Leids dialect' heb mogen schrij
ven, heb ik heel wat oude Leidse woorden
kunnen vastleggen. Ik heb nu een clubje van
acht, negen mensen, die mij helpen bij het
vinden van nóg meer Leidse woorden en uit
drukkingen. We gaan binnenkort bijvoor
beeld met een cassetterecorder naar Woon
zorgcentrum 't Huis op de Waard, waar
Leidse mensen wonen die veel oude woor
den kennen, over huwelijk en geboorte bij-
voorbeeld. Ze vinden het bovendien leuk onA
over vroeger en over hun leven te vertellen.
Ik hoorde laatst dat er een mevrouw is die
bij demente dames probeert herinneringen
op te roepen met oude Leidse woorden. Ik
vond het prachtig, toen ik dat las. Het is mijn
bedoeling om uiteindelijk een boekje te ma
ken over de Leidse woorden die ik in de af
gelopen jaren verzameld heb.
Ja, het Leids gaat eruit. Dat is niet alleen in
Leiden zo, alle dialecten worden minder.
Het heeft te maken met de mobiliteit van de
mensen en met radio en televisie. Uitspraak
en woordgebruik is grotendeels nadoen. Lei
denaars werken nu vaak buiten de stad en
komen in aanraking met allerlei mensen. Er
is ook veel import van mensen die het Leids
niet kennen. Een 'bledder' voor bal zeggen
kinderen wellicht nog wel, maar 'netten'
voor ramen? Ik denk het niet. Alleen de
tongval blijft."