De alcohol overwonnen Per Olov Enquist kan nog schrijven Ik heb geleerd om stop te zeggen' ZATERDAG 14 JUNI 2003 Na een in alcohol gedrenkt decennium, beleefde Per Olov Enquist in de jaren negentig zijn literaire 'wedergeboorte'. Het Bezoek van de Lijfarts (1999) werd de eerste internationale bestseller van de Zweedse schrijver en zijn grote doorbraak naar het Nederlandse publiek. Volgende week verschijnt De Reis van de Voorganger. „Als je in zo'n dodelijke spiraal bent geraakt, is er altijd het risico dat je hersens zijn aangetast. Maar ik ontdekte dat ik nog kon schrijven. En wel beter dan ooit." door Marjolijn de Cocq Hij gooit het onderwerp vrijwel onmiddellijk op tafel. Zijn alcoholisme in de jaren tachtig, toen hij in Kopenhagen woonde en omringd werd door zijn persoonlijke demonen. Trauma's, deels terug te voeren op zijn jeugd in een sektarische geloofsge meenschap in Noord-Zweden. „Je kunt nooit precies zeggen waarom mensen beginnen met drinken", zegt Per Olov Enquist (1934). „Net zo min als je precies kunt zeggen waarom mensen stoppen met drinken." Sinds 6 januari 1990 heeft hij de drank niet meer aange raakt. Geen biertje meer gedronken. Met hand en tand verdedigt hij nu nog zijn sigaretten. Als laatste zonde, hartoperatie ten spijt. „Ik ben de enige mens op aarde die pas op zijn 54ste is begonnen met roken." Hij zegt het op een toon van 'Ik ben lekker stout'. Zoals hij ook baldadig zijn tong uitsteekt naar zijn mobieltje en her haalde verzoeken van de Zweedse radio om commen taar op het euro-referendum later dit jaar in zijn land onbeantwoord laat. Grijns: „Ik heb u als excuus ge bruikt. Ik heb ze gezegd dat ik de héle dag de pers uit Nederland over de vloer heb." Veranderingen Enquist is boomlang. In zijn jonge jaren behoorde hij als hoogspringer tot de nationale top: 1.97 meter als per soonlijk record. De eerste tekenen van ouderdom dienen zich nu echter aan, speelt hij de scènes voor. Als hij wil lezen op de leren ligstoel in zijn werkappartement, in een opvallend complex (van de Spaanse architect Bofill) waar ooit het 'oudste, smerigste, stinkende' meer van Stockholm was, valt hij binnen een half uur in slaap. „Staande lezen, dat is straks het enige dat erop zit." Een leesbrilletje hangt om zijn nek, en hij heeft zere voeten, van het tennissen. De 'grand old man' van de Zweedse literatuur, wiens naam tot het vaste rijtje Nobelprijs-kan didaten behoort, trekt zijn schoenen uit en reddert op kousenvoeten met oploscappuccino. Twee wanden in het appartement zijn - in zekere staat van wanorde - gevuld met boeken. Met punaises heeft hij een tekst aan de kast geprikt: Alleen een dwaas houdt orde. Een genie kijkt door de chaos heen. „Huwelijken, scheidingen en verhuizingen maken een puinhoop van je boekenkast", is zijn droge toelichting. In 1993 keerde hij na vijftien jaar Kopenhagen en een Deens huwelijksleven de rug toe. Hij woont op veertig minuten rijden van zijn werkplek in het hippe Söderholm, een voormalige arbeiderswijk van Stockholm waar nu de trendsetters toe stromen. Een heel ander Zweden dan het Hjoggböle van zijn jeugd met 'bos, bos, bos, bos, bos en bos'. „Mijn leven veranderde toen ik trouwde met een Zweeds meisje", zegt Enquist over zijn huidige echtgenote, de Zweedse Staatssecretaris van Cultuur. „Mijn derde huwelijk, tussen twee haakjes." Op zijn bureau het laptopje waarop hij zijn essays, no velles, columns, toneelstulcken en filmscenario's schrijft. En de historische romans waarmee hij in Nederland de finitief doorbrak. Sinds hij van de drank af is, zegt En quist, heeft hij meer gepubliceerd dan in de eerste dertig jaar van zijn schrijversbestaan. Binnenkort verschijnt ook zijn eerste kinderboek, een kerstcadeautje voor zijn vier kleinkinderen. Verlekkerd: „Over een berg met grot ten. Met wolven en beren. En politiehelikopters." Als hij maar ongestoord kan werken, vandaar zijn zelfverkozen forenzen.Mijn echtgenotes zijn, moet ik zeggen, altijd aardige, intelligente dames met een baan geweest. Maar ik moet er niet aan denken dat ze thuis zouden komen en zouden vragen: 'En, ben je al opgeschoten?"' Per Olov Enquist: „Ik wist: het is een grote berg, maar ik ga hem beklimmen." Foto: GPD/Johan Adelgren Proces In 1993 begon hij aan 'De Reis van de Voorganger', over de stichter van de Zweedse pinkstergemeente Lewi Pethrus (1884-1974). 'Lewis Resa', heet het boek in het Zweeds, Lewi's reis. Maar na drieënhalf jaar gaf hij het op. „Het was zo verwarrend, ik kon geen grip krijgen op het materiaal." Het was hem eerder overkomen dat hij zeker wist: dit is shit, wég ermee. „Ik heb begin jaren ze ventig eens duizend bladzijden geschreven die het licht nooit zullen zien. Dat is pijnlijk. Maar ik heb geleerd om stop te zeggen." 'Lewi' bewaarde hij 'voor later', hij voel de dat hij iets belangrijks in handen had. „Ik realiseerde me dat het over mijn eigen achtergrond ging", zegt En quist. „Wij waren in ons dorp van een andere sekte, de Evangeliska Fosterlands Stiftelsen. Veel saaier dan de Pinkstergemeente, lang niet zo extatisch. Je groeit op, je verandert en je vergeet de eerste achttien jaar. Ik heb in Uppsala gewoond, in Berlijn, in Parijs, in Los Angeles, in Kopenhagen. Een lange reis voor een jongen uit een klein dorpje. Je kunt me beschrijven als een verlicht man, als een rationalist. Ik ben sociaal-democraat. Maar ik sta toch nog met één been in dat piëtisme." Eerst publiceerde Enquist 'Het Bezoek van de Lijfarts', over de Duitse verlichtingsdenker Struensee die in 1770 lijfarts wordt van de Deense koning Christian VII en een fluwelen revolutie doorvoert voor hij twee jaar later ter dood wordt gebracht. Het is eigenlijk een historische zij lijn uit zijn epos over de twintigste eeuw van Lewi, dat voor Enquist begint op een dodenakker in Chistiansfeld, 'de stad die zijn naam dankte aan de kleine, onaanzien lijke, misschien geesteszieke Deense koning Christian VII, wiens lijfarts Johann Friedrich Struensee heette'. Het verhaal over de duistere machtsstrijd aan het Deense hof en Struensees liefdesrelatie met Christians jonge konin ginnetje, werd Enquists eerste, internationale bestseller. Na Struensee kwam hij toch weer terug bij Lewi, en volg den anderhalf jaar van herschrijven. Dat was een geluk kige tijd, zegt Enquist, en slaat ter illustratie met de hand op zijn hart. Een tijd van iedere ochtend wakker worden en weten hoe verder: „Dat gevoel van zelfvertrouwen. Van controle. Ik wist: het is een grote berg, maar ik ga hem beklimmen." Om de Enquist-honger te stillen werd ondertussen in Nederland 'De Vijfde Winter van de Magnetiseur' uit 1964 uitgebracht, met als hoofdpersoon Friedrich Meisner, gebaseerd op de achttiende-eeuwse magnetiseur Franz Anton Mesmer. Volgens Enquists be proefde recept: gedocumenteerde historische feiten ver smolten met fictie. Het zou hem een lief ding zijn, zegt hij, als ook 'Kapten Nemos Bibliotek' (1991) alsnog zou worden vertaald. Het is zijn meest persoonlijke boek, zijn 'wedergeboor te'. En juist niet over grote historische figuren, maar over de jeugdtrauma's die hij pas op schrift kon stellen toen de betrokkenen dood waren en hij uit zijn alcoholische nevels verrees.Als je in zo'n dodelijke spiraal bent ge raakt, is er altijd het risico dat je hersens zijn aangetast. Maar ik ontdekte dat ik nog kon schrijven. En wel beter dan ooit. Het was een positieve shock. Een wederop standing. Het heeft me nog zeker dertien jaar erbij gege ven in dit leven." Kapten Nemos Bibliotek gaat over twee jongetjes die na hun geboorte in het ziekenhuis verwisseld zijn en later weer worden 'teruggewisseld'. Het overkwam zijn vierja rige neefje, dat niet de markante 'Enquist-look' had maar met zijn donkere koppie bleek thuis te horen in een familie vier kilometer verderop. De tweede lijn is wat hij eufemistisch 'het droevige verhaal van mijn moeder en halfzusje' noemt. Zijn moeder, die weduwe werd toen Enquist een halfjaar oud was, nam een meisje in huis dat zes jaar ouder was dan hij. In Kapten Nemos Bi bliotek sterft het halfzusje als tiener, ongewenst zwanger en door de 'moeder' uitgestoten, na een miskraam. Nie mand uit het dorp die om haar rouwt. Zijn moeder Maja was sterk en mooi, zegt Enquist. Maar wat moet ze eenzaam geweest zijn, dat Ideine boeren meisje dat dorpsonderwijzeres werd, met de geloofsge meenschap als enige vorm van sociaal leven. Ze stierf in 1992 en was in het laatste jaar van haar leven niet meer in staat om Kapten Nemos Bibliotek te lezen. Maar hij heeft De Reis van de Voorganger aan haar opgedragen. „Ze wilde dat ik priester zou worden en vond het jam mer dat ik geen theologie wilde studeren. Toen ik boe ken ging schrijven, zei ze: 'Ik hoop dat er geen vloek woorden in voorkomen'. Niet zo heel erg veel, ant woordde ik." Wees niet sturpodig, hield ze hem altijd voor in haar Zweedse dialect. Wees niet hoogmoedig. Werelden Als jongetje tuurde Per Olov Enquist, languit op zijn rug in de sneeuw, naar de sterren. En hij tekende kaarten, zijn tweede obsessie. Eerst van het dorp, heel precies, maar later verzon hij ze, met 'een huisje hier en een bergje en een stroompje daar'. Achteraf gezien, zegt hij, waren die fictieve werelden zijn eerste romans. In De Reis van de Voorganger laat hij Lewi Pethrus de plaatsen van zijn jeugd in kaart brengen, om zijn vertwijfeling de baas te worden. Ook zo'n jongetje uit een klein dorpje, daar begon de fascinatie van Enquist die uitgroeide tot affectie. En ook Lewi maakte een lange reis. „Hij stichtte een geloofsgemeenschap die tot een imperium uitgroei de en werd zo de enige grote religieuze leider die we in Zweden hebben gehad." Een 'marskramer' was Lewi, zoals hij zijn geloof aan de man wist te brengen. De kenschets met een ondertoon van verwijt in De Reis van de Voorganger komt van Sven Lidman, Lewi's grote vriend die een nog grotere vijand wordt. Maar Enquist ziet Lewi's werkwijze zonder enige bitterheid als een vorm van het typisch Zweeds onder nemerschap waardoor zijn land zich in de twintigste eeuw razendsnel ontwikkelde van 'negentiende-eeuws Derde Wereldland' tot een van de rijkste en modernste samenlevingen ter wereld. „Je hebt de 'arme kleine man' die Ikea oprichtte. De 'arme kleine man' die Volvo op richtte. De 'arme kleine man' die Ericsson oprichtte. Le wi past in die lijn." De combinatie van Lewi-de-organisator en Lidman-de- schrijver die een charismatisch verkondiger werd, is voor Enquist de 'ruggengraat' van het verhaal over de Pink stergemeente. In De Reis van de Voorganger wordt hij op hun spoor gebracht door het nagelaten levensverhaal van Effaïm Markström, Lewi's vriend van het eerste uur die zich opzijgeschoven weet door Lidman en getuige is van een liefde die omslaat in machtsstrijd. De fictieve Ef- raïm is Enquists 'lanceerinrichting van de raket', optel som van drie authentieke bronnen: een graf in Christi- ansfeld, het archief daar met de levensverhalen van tien duizenden gelovigen, en Enquists gesprekken met een man die de jonge Lewi na stond maar een van zijn dui zenden dissidenten zou worden. In zijn eigen land was Lewis Resa toen het twee jaar ge leden verscheen een sensatie, zegt Enquist, omdat hij Lewi neerzet als een man met twee gezichten. Het be kendste - en door velen gehate - is Lewi's culturele con servatisme. Maar door Enquists portret herontdekte Zweden ook Lewi's lang vergeten, radicaal-sociale ge zicht. Hij was een man uit de arbeidersverenigingen, met een passie voor sociaal werk. Het hart van de stich ter van de Pinkstergemeente, oprichter van het Christen- Democratisch Verbond, klopte links. Het kwam ook voor Enquist als een verrassing, zijn jeugd gedomineerd door dezelfde 'zondencatalogus' die Lewi in zijn veldtocht om de moraliteit te veroveren, met zijn droom van reinheid, zijn volgelingen oplegde. Per Olov Enquist steekt nog een sigaret op. Somt dan op. Bioscoop- of theaterbezoek: was verboden - maar in zijn dorp hadden ze geen bioscoop, laat staan een theater, 'en wat je niet kent mis je niet'. Dansen: verboden - want op de dansvloer zou de zonde de jonge mensen beslui pen. Drank: verboden - soms vraagt hij zich af of hij niet uit een soort rebellie aan de fles is gegaan. En seks! Tij dens de oorlog, gnuift Enquist, moest iedereen konijnen houden, bij wijze van voedselvoorraad. „En wat doen konijnen? Hophophop, met van die snel bewegende achterlijven. Wij kinderen speelden dat in onze on schuld na, we gingen op elkaar liggen. Met onze kleren aan, dat wel. Maar konijnenimitaties werden dus ook al snel verboden in Hjoggböle." Verontrust Geloofsvragen houden hem nog steeds in de ban, zegt hij, al verwerpt hij de 'antwoorden' die hem werden op gelegd in de fundamentalistische omgeving van zijn jeugd. „Maar later in je leven kun je je eigen antwoorden zoeken." Hij pakt van het bureau de bijbel van zijn moe- Ir» Hp k) p I der. Een zwarte slappe kaft, niet de gro- 1,1 L/ IJ L/1.1 te familiebijbel met tekeningen van w H i 11 Gustave Doré van de naakte vrouwen- VI M Q I0 31105 lijven waarnaar hij als jongetje zo stie- kern zondig lustte. „In de bijbel vind je alles. De prachtigste verhalen, en de gruwelijkste stupi diteiten. Soms denk ik dat ik antwoorden kan vinden in de bijbel. Maar wat mij zeer verontrust, is dat de bijbel ook zulke apert onjuiste antwoorden geeft. Hoe kan ik er dan zeker van zijn dat het antwoord waarvan ik denk dat het het juiste is, ook écht het juiste is?" Aan de andere kant: zijn moeder en grootmoeder had den een heilig vertrouwen in de 'duimverzen' die ze uit de bijbel haalden. Vraag stellen, duim op een willekeuri ge plaats in de bijbel steken, en voilé een antwoord. „Moet ik ervoor waken sturpodig, hoogmoedig te zijn?", legt hij de oude raadgeving van zijn moeder voor. De bij bel valt open op Jesaja 29, zijn duim rust op vers 22: „Ja kob zal nu niet meer beschaamd worden, en nu zal zijn aangezicht niet meer bleek worden." Even vervalt En quist in stil gepeins, als hij de woorden op zichzelf be trekt. Dan keert met een brede grijns zijn kwajongens- bravoure weer: „Ziet u wel. Het werkt altijd!" De Laatse Reis van de Voorganger; Per Olov Enquist; Uitgeverij Ambo/Anthos; €24,90; Verschijnt 16 juni.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2003 | | pagina 35