WETENSCHAP Stormachtige opmars reageerbuisbevruchting Jongleren op de miljoenste millimeter Bewoners maken het Nederlandse landschap De computer als onderdeel van de evolutie dinsdag 20 MEI 2003 Nederlands eerste reageerbuisbaby in de armen van een kraamver zorgster. Foto: GPD door Henk Hellema Rotterdam - Op 15 mei 1983, nu 20 jaar geleden, werd in Rotterdam de eerste Nederlandse reageer buisbaby geboren. Dat was nog geen vijfjaar nadat op 25 juli 1978 in Engeland Louise Brown, 's werelds eerste, het levenslicht zag. De Rotterdamse gynae coloog dr. Bert Labberdaan ziet nog steeds met trots op 'zijn' eerste reageerbuisbaby terug. „Maar medisch-technisch gezien ging het eigenlijk niet eens om een zo bijzondere prestatie." Al in de jaren vijftig deed de Engelse embryoloog Robert Edwards onderzoek naar de mogelijkhe den om eicellen buiten het lichaam te bevruchten. Aanvankelijk nog met die van muizen, vanaf de ja ren zestig ook met die van mensen. Zijn samen werking. vanaf 1968. met de gynaecoloog Patrick Steptoe. pionier op het gebiexl van kijkoperaties in de eierstokken, leidde tien jaar later tot de geboor te van Louise Brown. Die gebeurtenis, bijna 25 jaar geleden, baarde al om opzien. Voor het eerst leidde de versmelting van een eicel met een zaadcel in het laboratorium en als achtcellige embryo teruggeplaatst in de baarmoeder, tot de geboorte van een baby. „Het verhaal van de ontwikkeling van de reageerbuis bevruchting is er één van vallen en opstaan, van frustraties, van het bedelen om geld", aldus Ed wards in een interview uit 1986. Op 15 mei 1983 volgde in Rotterdam de eerste Ne derlandse baby, die via een reageerbuisbevruch ting oftewel in-vitrofertilisatie (IVF) werd geboren. Dat was het resultaat van een succesvolle samen werking tussen de gynaecoloog Bert Alberda, nu werkzaam in het Rotterdamse Sint Franciscus Gasthuis, en de eind vorig jaar overleden em bryoloog prof. Gerard Zeilmaker. Alberda: „Nog vóór de geboorte van Louise Brown waren we al bezig met de bevruchting van mense lijke eicellen. Maar het ging nog om experimen ten. Het was een initiatief van Zeilmaker, in de wereld een autoriteit op het gebied van de em bryologie. Wat hem bij muizen was gelukt, wilde hij ook met menselijke ei- en zaadcellen uitprobe ren. Hij zocht een gynaecoloog die met hem wilde samenwerken." „Vooraanstaande Nederlandse gynaecologen wil den om uiteenlopende redenen die uitdaging niet aan. Ik was toen nog een jonge assistent, ik wilde wel. Eind 1981 zijn we de methode echt bij on vruchtbare vrouwen gaan toepassen. In augustus 1982 ontstond de eerste zwangerschap, in mei 1983 werd 'onze' eerste IVF-baby geboren." De behandeling sloeg aan. Veel paren die met de bestaande vruchtbaarheidsbehandelingen geen kinderen konden krijgen, wierpen zich op dit laat ste redmiddel. Zelden is een medische behande ling zo snel door ongewenst kinderloze paren om armd. Alleen al in Nederland worden elk jaar rond de 13.000 IVF-behandelingen uitgevoerd. Naar schatting 1 tot 1,5 procent van de baby's die jaar lijks in ons land worden geboren, zijn in het labo ratorium verwekt. Vooral tot het midden van de jaren tachtig is de IVF-methode nog sterk verbeterd, aldus Alberda. „Door het gebruik van hormonen werd niet alleen het aantal rijpe eicellen dat kon worden 'opgepikt' vergroot, maar was men ook in staat het moment van de eisprong nauwkeuriger te bepalen. De rijpe eicellen moeten vlak vöör de ovulatie worden weggenomen. In onze begintijd gebeurde dat nogal eens te laat, hadden de vrouwen al geovu- leerd." Die hormonale behandeling is belastend voor de vrouw. Er werden pogingen ondernomen om be vruchte eicellen die niet werden teruggeplaatst, in vloeibare stikstof in te vriezen. Deze zouden dan, na ontdooien, bij een volgende poging om een zwangerschap tot stand te brengen kunnen wor den gebruikt. In 1984 werd in Nederland, door het werk van Zeilmaker, de eerste 'diepvriesbaby' ge boren. Nog belangrijker was de invoering van echografie bij het oppikken van rijpe eicellen. „In 1983 brachten we de vrouwen nog onder volledige nar cose om rijpe eicellen via een kijkbuisoperatie weg te nemen. Ik lag in die tijd regelmatig in de clinch met chirurgen die een operatiekamer claimden. Ik moest opboksen tegen ongevallen. Met echografie konden we in een andere ruimte onder plaatselijke verdoving via een punctie eicel len weghalen." Door verbeteringen in de medische techniek, maar ook in het kweken van de embryo's in het laboratorium is de kans op succes van de IVF de afgelopen 20 jaar sterk toegenomen: van bijna 7 procent zwangerschappen per vrouwelijke cyclus in 1983 naar ruim 20 procent nu. „Mensen vinden die succeskans nog altijd laag. Maar ze vergeten daarbij dat het natuurlijke bevruchtingsproces nauwelijks succesvoller is. De kans dat twee pa rende konijnen in één keer kleintjes maken is zo'n honderd procent Maar de kans dat een m een vrouw die op het juiste moment met naar bed gaan, een kind maken is niet grot 25 procent." In 1991 kwamen Belgische onderzoekers 0 leiding van prof. André van Steirteghem op opzienbarende idee zaadcellen niet 'gewoc een kweekbakje bij een eicel te doen, maar zaadcel direct in de eicel te injecteren. Dez niek staat bekend als intracytoplasmatisch ma-injectie of ICSI en is in feite een verfijn de IVF. Ze bood mannen met slecht zaad t mogelijkheid een eigen kind te verwekken De aanvankelijke vrees op een hoog percej embryo's met erfelijke afwijkingen, is nieti men. Die vrees was gebaseerd op de omzei van het natuurlijke bevruchtingsproces en gebruik van 'zwakke' zaadcellen die anden een eicel zouden bevruchten. Onderzoek laatste jaren heeft uitgewezen dat ICSI niet delijker is dan IVF. Via deze technieken gel kinderen scoren op tweejarige leeftijd over gemeen even goed wat betreft hun geesteli lichamelijke ontwikkeling als kinderen die tuurlijke wijze zijn verwekt. Door het succes van de behandeling kwam de jaren negentig enkele minder gunstige i ten van IVF meer op de voorgrond. Zoals d van rond de 30 procent op een meerlingzv schap, het gevolg van het terugplaatsen va vankelijk drie tot vier, later van twee embq Momenteel wordt in sommige centra bij a tal vrouwen daarom nog slechts één embr baarmoeder geplaatst. door Peter de Jaeger den haag - Veel Nederlandse achternamen zijn ontleend aan het ons omringende landschap. Denk maar aan namen als Meijer, Asperen, Brink, Scholte en Maat. Dat valt op na lezing van het boek Het Nederlandse landschap. Dit boekwerk hoort bij de gelijk namige zesdelige Teleac-serie die vanaf juni is te zien. Het Nederlandse landschap, het boekwerk bij de gelijknamige Teleac-cursus, bestaat uit een aantal systematisch geordende hoofdstukken. Auteur Paul Burm, historisch geograaf en journalist, vertelt telkens de ge schiedenis van de verschillende landschappen en haar bewo ners aan de hand van vier over zichtelijke thema's: bewoning agrarische functie, waterstaat kundig gebruik en winning van delfstoffen. Meest bepalend voor het Neder landse landschap zijn uiteraard de bewoners. Jammer genoeg komen die in het boek niet aan het woord. De mensen in het door hen gevormde cultuur landschap komen overigens wel aan het woord in de televisiese rie. Het boek meldt leuke wetens waardigheden over bijvoorbeeld de invloed van de winning van delfstoffen op het landschaps beeld. Genoemd worden rivier- klei (baksteen), kolen, turf en grind. Opmerkelijk is de mede deling dat de meeste (689 van de 910) Friese terpen zijn afge graven als nuttige meststof voor de veenkoloniën. Met een hec tare terpaarde werd liefst 375 hectare schrale veengrond vruchtbaar gemaakt Alleen de terpen waar een kerk op stond bleven gespaard. Pas later werd ingezien dat deze activiteit de cultuurhistorie aantastte. Veel waardevolle cultuurele menten zijn nog zichtbaar in het landschap, zoals houtwallen. De Frankische samenleving in de vroege middeleeuwen verander de het zandlandschap ingrij pend, bijvoorbeeld door het hofetelsel in de Achterhoek. De feodale landheren waren groot grondbezitters die leefden op herenboerderijen. Ook kloosters hadden soms enorme lappen grond in eigendom. Het systeem werkte met horige boeren, die een deel van hun inkomsten moesten afstaan aan de scholte, Het Nederlandse landschap is zeer gevarieerd - en beïnvloed door mensen. Foto: GPD de vertegenwoordiger van de grondbezitter. De bewoners van de hoofdhoven, de opvolgers van de oorspronkelijke scholten, behielden hun belangrijke rol. Zo versterkten ze hun positie doordat de oudste zoon het hele bedrijf overnam. Hierdoor ont stonden steeds grotere hofgoe- deren, zoals nog te zien is rond om Winterswijk. De ruimtelijke structuur van het landschap van laag-Nederland is volgens Burm niet wezenlijk veranderd tot aan de Tweede Wereldoorlog. Anders lag dit voor de hoger gelegen delen. Vanaf de achttiende eeuw wer den daar de woeste gronden ontgonnen, en vanaf het einde van de negentiende eeuw ge beurde dat zelfs op grote schaal. De tot dan toe gemeenschappe lijke gebruikte grond kwam in particuliere handen en werd omgezet in weiland of akker land. Dit proces kon op gang komen, omdat het gebrek aan mest - tot dan de beperkende factor - ver dween na 1840 door de op komst van guano, vogelmest uit Zuid-Amerika. De woeste gron den verloren hun functie als mestleverancier (via schapen op de gemeenschappelijke brink) en werden nu zelf bruikbaar voor de verbouwing van rogge en haver. Tijdens de ontginning ontstonden ook nieuwe dorpen. De verwevenheid tussen boek en programma is tegelijk de grootste beperking. Noodge dwongen komen bepaalde land schappen en zelfs hele provin cies niet aan bod. Zo is de be spreking van het zeekleigebied beperkt tot de Friese terpen. Het zandlandschap wordt vertegen woordigd door Drenthe en de Achterhoek. Een beschrijving van het Zeeuwse kleilandschap en het Brabantse zandland schap ontbreken jammer ge noeg volledig. Terwijl juist de ei genheid van dezelfde typen landschappen in verschillende regio's hun meerwaarde be paalt. Omgekeerd krijgt het duinlandschap veel aandacht, al ontbreekt ook hier een essenti eel punt: de commerciële konij nenteelt sinds de veertiende eeuw. De Hollandse graven ver pachtten destijds hiervoor grote duinstroken aan kwekers. Geen woord hierover. Waarom bepaalde onderwerpen wel en andere niet worden be schreven, is onduidelijk. Louter willekeur en plaatsgebrek wel licht. Want waarom komen wel de buitenplaatsen in de duinen aan bod en niet de fraaie land goederen langs de Vecht en de IJssel? De auteur heeft duidelijk gekozen voor de grote lijn, waardoor leuke kleinschalige landschappen zoals in de kop van Overijssel, op de Waddenei landen en de Friese Wouden niet eens worden genoemd. Paul Burm, Het Nederlandse landschap - 2000 Jaar mensenwerk, ultg. Kosmos Z&K. 24.99 door Peter de Jaeger wageningen - De computer wordt ons straks de baas. Bioloog Gerard Jagers op Akkerhuis ziet dat als een logische vol gende stap in de evolutie. „Maar de mens kan blijven bestaan om zich dienstbaar te maken aan het hoogstaan de elektronisch brein." Dat idee sluit aan bij ideeën van anderen, zoals de Ameri kaan Ray Kurzweil. Jagers' visie dat de computer ons gaat overvleugelen is niet gebaseerd op huidige trends in compu terwetenschap, maar op een stappenplan in de evolutie. De gedachte daarover ontstond tien jaar geleden toen Jagers de overgangen in de evolutie op een rij zette. Hij stuitte op een star schema. Bij elke overgang ont staat een nieuwe eenheid. Zo gaat een r atoom over in een molecuul, eenrnolë^-moeten weerdooFervaring hun-kennis cuul wordt een levende cel. Meer cellen opbouwen." bij elkaar vormen een plant of een me- Binnen het Wageningse onderzoeksinsti- mon, een organisme met een brein of tuut Alterra houdt Jagers zich bezig met neuraal netwerk. Mens en dier zijn hier mee uitgerust. De volgende stap lijkt kof fiedik kijken, maar Jagers heeft wel een idee. „De overgangen vormen samen een strak geordend schema voor systeemtypen. Daarom is het mogelijk de lijn door te trekken naar nog niet bestaande organis men." Hersenen van computers en men sen behoren volgens de visie van Jagers tot dezelfde klasse. „Er is immers geen verschil tussen cellulaire en technische breinen. De verbindingen zijn precies hetzelfde en beide breintypen reageren op zintuiglijke waarneming", zegt hij. „Het computerbrein heeft een groot voordeel. De vergaarde kennis kan een voudig worden doorgegeven aan een nieuwe generatie computers. Wij kunnen onszelf alleen kopiëren via kinderen. Die het zoeken naar overlevingsstrategieën van dieren. Elk dier heeft zijn eigen plek in de natuur veroverd. Die biologische wet gaat volgens Jagers ook op voor toe komstige intelligente computers. „Ze ge dragen zich net als dieren en zoeken hun eigen niche. Bij hun gaat de strijd niet om voedsel, maar om het bemachtigen van stroom." Bij die overlevingsstrijd ontstaan er volgens Jagers verschillende typen computers die allemaal uitblinken in iets anders. „Er zal een markt ontstaan voor de meest uiteenlopende 'computer rassen' met elk hun eigen karaktertrek ken." In de visie van Jagers kunnen computers zelfs met elkaar kruisen. „Dat kan door codes voor neurale netwerken met elkaar te mengen in wat je een seksprogramma zou kunnen noemen. Die codes zijn voor de computer wat DNA is voor mens en dia." De analyse van systeemovergangen levert soms verrassende uitkomsten. Zo ziet hij ook de mens als een opeenvolging van systeemtypen. Het menselijk leven be gint als een eencellige, een samensmel ting van een eicel en een zaadcel. Door deling komt hij in de klasse van meercel lige kolonies, waarbij de cellen nog los van elkaar kunnen opereren. Vervolgens worden 'afspraken' gemaakt tussen de cellen, ze kunnen niet meer zonder el kaar en vormen een echt meercellig or ganisme. De volgende stap is het ontstaan van een neuraal netwerk in het embryo. Hoger komt de mens niet. En als je sterft val je weer uiteen in atomen en moleculen, de laagste systeemklassen. Vergeleken met computerbreinen zijn wij een lagere soort. Jagers acht het niet uitgesloten dat computers ons ooit kunnen manipuleren - misschien hebben ze wat aan ons, en laten bepaalde denktaken aan ons over, zodat zij tijd hebben voor belangrijker zaken. Medewerkers van het bedrijf LioniX met hun mini-apparatuur. Foto: GDP/Wouter Borre door Jan Ruesink enscheoe - Ze bouwen al comple te laboratoria op een enkele chip. Acht bedrijfjes die hun brood ver dienen met acrobatiek op de mil joenste millimeter, opereren sinds afgelopen week samenge klonterd in een bedrijfsverzamel gebouw op de Universiteit Twen te. Samen met het Mesa+-insti- tuut gaan ze daar proberen gro ter te worden door het pietepeu terige kleine op te zoeken. Voor schoonmaakploegen valt er weinig eer te behalen in de clean room van het Mesa+-insti- tuut op het terrein van de Uni versiteit Twente. Het aantal stof deeltjes per kubieke voet blijft er beperkt tot honderd, tegen vele miljoenen in een gewone huis kamer. Na het stofzuigen dan. De clean room moet zo schoon blijven omdat er patronen wor den aangebracht op bijvoor beeld silicium, en materiaal wordt weggeëtst op het niveau van een micrometer (een dui zendste millimeter) tot een na nometer (daar weer een dui zendste van). En op die schaal kan het kleinste stofdeeltje zo veel onheil aanrichten dat de beoogde chip of sensor niet werkt. De clean room, vijftien jaar geleden geopend door prins Claus, is het technische hart van het Mesa+-instituut en tevens de belangrijkste reden waarom acht jonge bedrijfjes in de mi cro- en nanotechnologie er on langs hun kantoor/bedrijfsruim te in hebben genomen. Voor het grote publiek zijn het onbeken de namen (LioniX, TSST, Aqua marijn Microfiltration, Med- spray, Microflown, C2V, Idéfix en Micronit), maar ze zijn in hun sector wereldwijd bekend en stuk voor stuk met zeer ge avanceerde technieken bezig. Hun kennis en producten wor den toegepast in onder meer de telecom, de medische technolo gie, de ruimtevaart en de voe dingsmiddelenindustrie. Ze re kenen zich daarom tot de ena bling industrie: bedrijven die het mogelijk maken dat anderen hun producten nog beter of kleiner maken. Aquamarijn Microfiltration bij voorbeeld maakt microzeefjes die Grolsch voor het filtreren van bier gebruikt, LioniX heeft voor Unilever een sensor ge maakt die registreert wat er pre cies met het water gebeurt tij dens de was en Medspray werkt aan een verbeterde inhaler voor carapatiënten op basis van mi crotechnologie. Soms zijn het eigen producten, maar veel va ker werken dit soort bedrijven in opdracht van de grote research afdelingen van multinationals. Het zijn bedrijven die veelal uit de Twentse universiteit zijn voortgekomen, maar die wel al lemaal hun eigen broek moeten ophouden. Ze zitten liever dicht bij elkaar dan op een gewoon bedrijventerrein, want ze kun nen zo van elkaar profiteren (echte concurrenten zijn het niet van elkaar) en gebruikma ken van de technische facilitei ten en kennis die de 330 we tenschappers van Mesa+ zelf ontwikkelen. Die onderzoekers uit de hele wereld werken in al lerlei vakgebieden, zoals biosen sors, chipontwerp, halfgeleider componenten, optische tech nieken en chemische analyse. Enschede is met al die activitei ten naast Delft en Groningen een van de drie grote nanocen- tra in ons land. De nanotechnologie heeft een grote toekomst voor zich liggen, want de huidige technieken in de micro-elektronica stuiten te gen hun natuurlijke of economi sche grenzen aan. Steeds maar kleiner is geen doel op zich, maar de nanotechnologie maakt wel nieuwe producten mogelijk. Ze kan worden ingezet in de DNA-technologie, maar ook in reguliere medische toepassin gen. Zo hoeft verwijderd materi aal van een kankerpatiënt niet meer twee weken op kweek ge zet te worden, maar kan de uit slag al na twintig minuten uit het lab on a chip komen, zodat de resultaten ervan nog tijdens de ingreep kunnen worden ge bruikt. Bij nog kleiner gaat het dus niet alleen maar om het zo veelste extra speeltje in een mo biele telefoon. Maar naast de grote tech uitdagingen doemt nu vc nanobedrijven ook eenf eel probleem op. En niet kleintje. „De verschaffen durfkapitaal zijn schuw f den", zegt Daan Bijl diel verantwoordelijk is vod vercommercialisering va nis. „Na het uiteenspatte de intemetzeepbel en de comhype en natuurlijk d te economie, is er weinig kapitaal los te peuterent ken of particuliere invest Voor projecten van vele 1 nen is gek genoeg wel ge vinden, maar als het om paar ton gaat, zoals bij a het geval, dan wil niemai daar een buil aan vallen komt voor de nanotechn bij dat het heel moeilijk i ontwikkeltijd van een nit toepassing goed in te set De UT beschikt weliswat een schat aan octrooien gebied van micro- en na nieken, maar volgens Bij industrie niet te wachten tenschappelijke vondsta je een techniek hebt ontv om picoliters heen en wt bewegen, dan zegt dat ni als je aantoont dat je daa vloeistoffen kunt analyse mengen, er een printplai hebt en de goede softwa ontwikkeld, dan beginne praten. Maar al die ontw gen kosten wel tijd en ge Bijl gaat daarom probere zijn nieuwe bedrijf geldv krijgen om beschermde I om te zetten in marktrijp passingen. Dan kan daar zelfstandige spin-off onts zoals de acht al bestaand drijven in Mesa+. Een eerste proeve daarva wordt Idéfix, een samern met LioniX, dat onder mi superdunne naald op de gaat brengen die de aton krachten op materiaallag meten. „Ook weer zo'n v beeld van een enabling p We vergelijken het al mei houwelen die gemaakt w voor de gold rush. Toen goudkoorts in Amerika 0 hoogtepunt was, waren kers daarvan de enigen d goed aan verdienden."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2003 | | pagina 20