Satelliet speurt naar geboorte zonnestelsels ...Pp WETENSCHAP Kleur is het best te zien in zwart en wit Amfibieën in ons kikkerlandje Opkomst van mobie 'geo-informatica' HDC 156 dinsdag 15 april 2oo3 door Joop Peters den haag - Infraroodsterrenkun- de maakt al enkele decennia een grote ontwikkeling door. In deze tak van wetenschap bestuderen astronomen warmtestraling, af komstig van stervormingsgebie- den in ons melkwegstelsel of van de verre diepten van de kosmos waar sterrenstelsels veelvuldig op elkaar botsen. De morgen te lan ceren Amerikaanse infraroodsa- telliet SIRTF moet de geheimen van de infraroodsterrenhemel verder ontrafelen. Infrarode straling vanuit de ruimte wordt grotendeels geab sorbeerd door waterdamp in de aardse atmosfeer. Daardoor konden aanvankelijk alleen van af sterrenwachten op hoge berg toppen en met instrumenten aan stratosfeerballonnen beves tigd zinvolle waarnemingen in dat golflengtegebied worden verricht. Maar dankzij de ruimtevaart is ons venster op de infrarode ster renhemel wijd open gezet. Twee imposante infraroodsatellieten hebben buiten de dampkring van de aarde om de warmtestra ling uit het heelal op te vangen. Deze satellieten, de IRAS en de ISO, hebben hun missie inmid dels beëindigd. Het is de bedoeling dat hun suc ces wordt overtroffen door de Amerikaanse SIRTF (Space In- fraRed Telescope Facility), een infraroodsatelliet die vanaf Ken nedy Space Center in Florida in een baan om de zon wordt ge bracht De telescoop heeft een middellijn van 85 centimeter en moet met behulp van vloeibaar helium worden gekoeld tot even boven het absolute nulpunt van min 273 graden Celsius, omdat de waarnemingen anders be moeilijkt zouden worden door de eigen warmtestraling van het instrument. De levensduur van het observa- Een getekende impressie van de SIRTF-satelliet, die morgen de lucht in gaat. Foto: CPD torium is afhankelijk van de snelheid waarmee het helium verdampt, maar de verwachting is dat de ruimtesonde minimaal 2,5 jaar lang haar wetenschap pelijke taken kan uitvoeren. Gedurende die periode gaat de SIRTF-satelliet met zijn geavan ceerde militaire detectoren nauwkeuriger dan ooit gebieden en objecten aan de hemel in het infrarood waarnemen, waarvan sommige al zijn verkend door zijn twee voorgangers IRAS en ISO. Die plaatsen en objecten aan de hemel zijn warmtebronnen in gas- en stofwolken van ons melkwegstelsel waarin op grote schaal sterren worden geboren. Een bekend stervormingsgebied is de Orion-nevel, die in de win termaanden vanaf een donkere waamemingsplaats met het blo te oog zichtbaar is als een wazig lichtvlekje onder de drie gordel sterren van het sterrenbeeld Orion aan de zuidelijke sterren hemel. Onder invloed van de zwaarte kracht kunnen zulke grote gas- en stofwolken instorten, waarna zich na enkele miljoenen jaren in deze wolken sterren ontwik kelen. Deze sterren in wording zenden de voor ons onzichtbare infrarode straling uit die de SIRTF-verkenner uitstekend kan waarnemen. In een later stadi um van hun evolutie komen de protosterren als stralende ster ren uit de geboortenevels te voorschijn. Veel van die jonge sterren zijn omgeven door stof schijven, waarvan de stofdeel tjes straling uitzenden in het in frarood. De satellieten IRAS en ISO hebben zulke schijven van gruis en stof rondom een aantal sterren gevonden. De veel ge voeliger en nauwkeuriger infra- roodinstrumenten van de sonde gaan deze sterren gedetailleer der onderzoeken. Volgens de huidige inzichten is het mogelijk dat er zich in die protoplanetai- re stofschijven planeten vor men, of dat er al planeten aan wezig zijn. SIRTF kan meer dui delijkheid verschaffen over het groeiproces van stofjes naar pla neten in stofschillen bij die pril le zonachtige sterren in de kos mos. Dat zou belangrijke informatie kunnen opleveren over de ge schiedenis van ons eigen zonne stelsel, de verzamelnaam van de zon en de negen planeten, die ongeveer 4,5 miljard jaar gele den ook is ontstaan uit zo'n ro terende wolk van gas en stof. Uit dat verre verleden stammen tevens de kometen die bestaan uit een mengsel van bevroren gassen en ijs met gruis en stof. Wanneer zo'n klein hemelli chaam de zon nadert, wordt het opgewarmd door de zon waar door een deel van het komeetijs verdampt. De zonnestraling blaast daarop het verdampte materiaal van de komeetkem weg, zodat de ka rakteristieke komeetstaart ont staat. Uit waarnemingen is gebleken dat het materiaal van de staar ten van kometen rondom de zon grote overeenkomsten ver toont met het door het ruimte observatorium ISO waargeno men materiaal van stofschijven rond verre jonge sterren. De ge gevens zijn van groot belang voor de reconstructie van het ontstaan van ons planetenstelsel uit de stofschijf rond de zon die toen nog moest gaan schijnen. door Peter de Jaeger wageningen - Een rozenkweker zet graag nieuwe rassen op de markt Maar dat gaat er niet al tijd eerlijk aan toe. Soms wor den bestaande rassen onder een nieuwe naam aangeboden. Dankzij een nieuwe methode lopen fraudeurs tegen de lamp. „De doorstroom van snijrozen is erg hoog. Rassen die drie jaar geleden nog te koop waren in de bloemenstalletjes zijn al ver drongen door nieuwe", zegt Ge- rie van der Heijden van Biome- tris, onderdeel van de Wagenin gen Universiteit en probeert de natuur wiskundig te beschrij ven. „Per jaar komen er honder den nieuwe rassen bij. Voor elk nieuw ras probeert de verede laar kwekersrecht te krijgen, een soort patent waarmee de kweker per opgeplante roos een be paald bedrag vangt." Elke aanvraag voor een kandi daatras wordt uitvoerig onder zocht door de Raad voor het Kwekersrecht, en straks de Raad voor Plantenrassen. Een gewas expert onderzoekt de 'nieuwe' plant op ongeveer vijftig uiterlij ke kenmerken. „Belangrijkste kenmerk is de kleur", aldus Van der Heijden. Nu wordt de kleur bepaald door een kleurenwaai- er, vergelijkbaar met die in een verfwinkel, bij de bloem te hou den. „Een probleem is dat het minieme kleurverschil soms niet te zien is. Bovendien is het te veel werk en te duur om alles te kunnen vergelijken. Daar komt bij dat rozen vaak kleurenpatro- nen in zich hebben van binnen naar buiten. Die kun je met die kleurkaarten niet vastleggen. Hooguit spreekt men over een hoofd- en een bijkleur. Daarom is gezocht naar een objectieve meetmethode." Eerst is gekeken naar kleuren opnames met een digitale kleu- rencamera. Maar dat is niet wa terdicht. De kleur is anders bij daglicht, tl-buizen of kaarslicht en bij een ander type camera. Van der Heijden en zijn groep maken nu opnamen met een zwart-wit camera van bovenaf. Hierbij wordt de bovenkant van de bloem lijn voor lijn gescand. Onder de camera schuift de bloem telkens een halve milli meter op, zodat na één a twee minuten de bloem volledig in beeld is gebracht. Een spectro- graaf zet via een prisma elke op genomen lijn om in spectrale grijze lijnen. Het gereflecteerde licht wordt hierbij uiteengera feld in golflengtes die corres ponderen met bepaalde kleu ren. Alles wat bijvoorbeeld tus sen de vierhonderd en vierhon derdvijftig nanometer ligt is blauw, en alles rond de vijfhon derd nanometer is groen. „Het is de bedoeling dat de ge standaardiseerde methode straks wereldwijd wordt toege past." Doel is niet alleen om werkelijk nieuwe rassen te on derscheiden van reeds bestaan de, maar ook om fraude tegen te gaan. Er is gekozen voor de roos om dat dat de belangrijkste snij bloem is in ons land met de meeste rassen. Maar de metho de is in principe geschikt voor alle siergewassen waarbij kleur een rol speelt. „Het leukste is een ingewikkelde bloem als alstroemeria. Een waterdichte beschrijving van deze bizarre bloem met rare vormen en kleu rige strepen is onmogelijk. Maar dankzij onze methode kunnen de bloemen wel objectief wor den vergeleken." door Peter de Jaeger wageningen - Satellietbeel- den van de aarde leveren een schat aan gegevens, ook voor de individuele mens. In combinatie met geografische informatiesystemen zijn nieuwe toepassingen moge lijk. Zo kan geo-informatie de politie helpen bij opspo ring van verdachten. En de archeoloog kan ter plekke onder de grond kijken zon der zijn spa in de grond te zetten. Geomatica, de koppeling van informatica en geografi sche kennis, is in Nederland een booming business. De omzet in deze sector groeit sinds 1995 jaarlijks met 22 procent. Het aantal mensen werkzaam in deze weinig bekende sector is in die pe riode verzesvoudigd en be draagt nu bijna vijftigdui zend. „Dat is erg veel, als je bedenkt dat we honderddui zend boeren hebben", zegt Arnold Bregt (43), pas be noemd hoogleraar geo-in- formatiekunde aan Wage ningen Universiteit. De grootste commerciële toepassing van satellietbeel- den is nog steeds de klimaat- en weervoorspelling. Inven tarisatie van landgebruik is een goede tweede. Maar de ze grootschalige toepassin gen worden binnen tien jaar naar de achtergrond ge drukt, verwacht Bregt, om plaats te maken voor gericht gebruik door individuele personen. „Daarbij gaat het om de combinatie van plaatsbepaling met een in formatievraag", zegt Bregt. „Je staat bijvoorbeeld voor een historisch gebouw en je wilt meteen weten wanneer het gebouwd is en door wel ke architect. Dat kan door een druk op de knop van je 'digital personal assistent', een zakcomputer die draad loos toegang biedt tot ver schillende databestanden op internet." Omgekeerd kan een persoon in het veld gegevens verza melen en die verzenden naar een database. Die mo biele geo-informatie is vol gens de jonge hoogleraar een ware doorbraak en kan op alle terreinen worden ge bruikt. Als bijvoorbeeld de politie een verdachte auto ziet passeren, kan hij het nummerbord intypen en meteen weten of hij tot actie moet overgaan. Er zijn legio andere voorbeelden te ver zinnen waarbij de gebruiker direct over de gewenste in formatie beschikt. Een meer wetenschappelijke toepassing van geomat door een archeoloog in veld. Deze kan op basis computermodellen kar locaties bepalen om iet vinden. „Het is denkba de vorser met een virtu driedimensionale bril o dimentlagen, bodemaf tingen in de tijd, afzoek naar restanten van stad ren, grachten en dergel Hierdoor kan hij de bes plek om te graven voor; nauwkeurig bepalen. D klinkt als science fictioi maar door een driedim sionale bril te koppelen geografische informatie temen is het technisch mogelijk." Binnen de landbouw w geëxperimenteerd met kers voorzien van boon computers. Door plaat! paling kan de boer nau keuriger en dus zuinige zaaien en bemesten. Er volgens Bregt meer bui; worden gewerkt door o zoekers en planners. W schappers en beleidsmi in het veld kunnen met snelle intemetverbindii gewenste data in comp op afstand oproepen. Ze brengen minder tijd ter hun bureau door. worden verkeerde kaarl meegenomen naar het Dat kan worden vermei door ter plekke rechtstr de gewenste gegevens 1 nen te krijgen op je zak puter." De meeste tijd is de leerstoelgroep nog altiji kwijt aan het interprete van de beelden die op 1 derden kilometers hoo{ worden gemaakt. „Dat natuurlijk omdat je alle bepaalde reflectiewaarc van een straling meet. I om moet je eerst uitvini of een groen vlakje op c kaart nu bos, aardappel of water is. Dat gebeurt meestal handmatig doe controles op de grond, wordt volop gewerkt aa tomatisering. Dat kan v maar is minder nauwke Voor uitgestrekte en du volkte gebieden in de tr zijn satellietbeelden va< enige bron van informa Erosie en misoogsten ir wikkelingslanden kunn langs die weg worden v speld." Voor ruimtelijk! planning in het dicht bi te Nederland, is autom; sche beeldherkenning r nauwgezet genoeg. „Ee foute interpretatie leidt snel tot vervelende misi standen. Handwerk blij nodig", besluit Bregt. (advertenties) door Peter de Jaeger den haag - In het voorjaar kunt u ze horen, zo tegen de sche mering. In weilandpoelen en in bosvennen lokken mannelijke kikkers en padden hun vrouw tjes om te paren. Overigens, de eerste communicatie op het land was waarschijnlijk een kwakende kikker. Dit amfibie is namelijk het eerste gewervelde dier dat een deel van zijn tijd op het land doorbracht. In tegenstelling tot vissen ade men amfibieën door longen. Amfibieën moeten echter wel waken niet uit te drogen en houden zich daarom veelal op in een vochtige omgeving. Het woord amfibie betekent dan ook letterlijk dubbelleven. Ze leven op het land en in het water. Ons land telt zestien soorten amfibieën, waarvan elf kikkers en vijf salamanders. Deze koud bloedige dieren worden door biologen vaak tegelijk bestu deerd met reptielen, waarvan er zeven soorten in ons land leven (vijf slangen en twee hagedis sen). De Koninklijke Nederlandse Na tuurhistorische Vereniging voor Veldbiologie heeft een handige zakgids gemaakt van alle amfi bieën en reptielen in ons kikker landje. In dit herpetologisch werk wordt uitgelegd hoe de verschillende soorten herkend kunnen worden - met fraaie illu straties - en hoe ze leven. Rond deze tijd van het jaar trekken kikkers en salamanders naar het water om te paren en eitjes te leggen. Bij salamanders worden de ei tjes inwendig bevrucht. Om het vrouwtje te overreden voert het mannetje een balts uit. Hij trilt over zijn hele lichaam, buigt zijn staart en verspreidt speciale geuren. Daarna zet het manne tje sperma af op de bodem of een waterplant. Het vrouwtje neemt dit pakketje op en be vrucht daarmee haar eitjes die ze vervolgens afeet op een blad of een grasstengel in het water. Bij kikkers en padden worden de eitjes pas door het mannetje bevrucht nadat ze zijn gelegd. Daarom zit het mannetje, soms dagenlang, in afwachting op de rug van het vrouwtje. Enkele da gen nadat de eitjes zijn gelegd verlaat het vrouwtje het water. Mannetjes blijven bij het water en paren opnieuw. Daarom zit ten er altijd meer mannetjes langs de waterkant dan vrouw tjes. De mannetjes omklemmen in de paartijd alles wat het geschik te formaat heeft, zelfs schuim- plastic of vissen. Het mannetje heeft tijdens de voortplantings- tijd dikkere voorpoten en speci ale knobbeltjes aan de tenen. Hiermee kan hij het vrouwtje beter vasthouden. De achterpo ten dienen om belagende con currenten weg te trappen. De kikkervisjes of dikkopjes zijn moeilijk van elkaar te onder scheiden. Deskundigen zien het aan de vorm van de bek en de ligging van de anus. Bij padden ligt de anus rechts van de staart en bij kikkers onder de staart. Dit is alleen met een loep en veel ervaring te ontdekken. Een voudiger hulpmiddel is de pe riode van het jaar waarin de larf- jes worden gevonden. Die van de gewone pad en de bruine kikker omstreeks april, dikkop jes van de Rugstreeppad vanaf mei en die van de groene kikker pas in juni. 'Amfibieën en reptielen in beeld', Frank Bos, ISBN 9050111653, 4,75 n verras pri.is

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2003 | | pagina 8