KUNST CULTUUR 'Het is nooit verstandig tot de bodem te gaan' i Jan Jaap van der Wal haalt alles uit 'zichzelluf R7 Piet Römer in Festen en nieuwe serie Baantjer ZATERDAG 28 december 2002 ligen zullen het Piet Römer :n: een halve eeuw aan het I en op z'n 74ste nog Tgiek en enthousiast blijven rspelen. Zoals momenteel in ief •door Willem van de Sande q vhuyzen geregisseerde 'Festen', iotheaterversie van de 1 Iknamige Deense film. Gevolgd een nieuwe reeks tv- amen van de politie-serie Intjer', straks in mei. 1 'j ?lMax Smith n met werken om voortaan vrijelijk liet leven te genieten, daar heeft hij nog n trek in. ..Als je wacht tot je oud iet het genieten van het leven, dan te laat. Dat moet je doen, zodra je ren bent." Daarbij huldigt hij het jpunt: „Zolang je kan en wil werken, :je doorgaan. Vooral wanneer het, zo- I mij, tegelijkertijd je hobby is. Er zijn len die beginnen al op hun veertigste len dat ze oud zijn. Waarom zou je ts afineten aan een bepaalde leeftijd? nu misschien wat langer over be- e dingen." u jenwerping dat er genoeg acteurs zijn lf t hoogstaande artistieke en intellectu- jj jiraties in hun vertolking tot op de m gaan en daar soms zelfs overspan- t fin raken, ontlokt bij hem een spot- li, achje. „Het is nooit verstandig om tot l0 bodem te gaan. Het moet wel voor Ij, beheersbaar zijn, wat je doet. Het is n hoor! Het is geen persoonlijke hys- a Seen eredienst! Het is toch belache- I bijvoorbeeld in een sterfscène zo .j, oneel op het toneel te gaan staan, dat j j ma drie dagen je brood niet meer n e strot kan krijgen. Dan ben je toch 0^ieer met toneelspelen bezig!" pj eft toe ook wel eens vreselijk in zak >1 :e hebben gezeten vanwege het ge- n at hij een rol niet optimaal in de vin- ad. Zo serieus en zwaartillend is ook met dit metier bezig, maar dan nog le ij droogjes: „Als dat te vaak gebeurt, jdu ik zeggen: probeer eens een ander deren van beroep, dat heeft hij vanaf - ertiende in zijn jonge jaren dikwijls m. Uiteenlopend van bediende in een ,gj tibleszaak tot leerling-banketbakker. 1 lij zich in 1952 op zijn 24ste aan- e bij de toneelschool in zijn geboor- |u woonplaats Amsterdam was hij al ,n wd en vader van drie kinderen. Dat )njds enige tijd meespeelde bij de ama- reniging De Lekenspelers' maakte sj, ly Pos, de toenmalige directeur van Jïelschool, weinig indruk gezien het ende advies: 'Jongen, waar begin je bent getrouwd, je hebt geen oplei- jj lehalve de lagere school. En wat weet 2 van toneel?' I jmer realiseerde zich dat het een gro- ^jiskante stap was. „Ja, maar ik ben er aan begonnen. Het is een beetje ra araktertrek: niet teveel wikken en we- n ewoon doen. We zien wel wat er van -seIk heb het wel goed overlegd met Yvfrouw. We wisten dat ik tijdens die nq iel opleiding geen makke zou verdienen en het dus armoe werd." Sigrid Koetse en Ramses Shaffy zaten bij hem in de klas. Toneeliconen als Ank van der Moer en Han Bentz van den Berg wa ren aan die school verbonden. Na drie maanden moest Piet Römer het daar voor gezien houden. „Natuurlijk was dat een vreselijke dreun voor me", zegt hij met de pijn alsof dit gisteren is gebeurd. „Ik heb toen een maand of acht gewerkt bij de Wit te Vogel, een jeugdensemble in Den Haag. Echt voor een scheet en drie knikkers. Maar ik moest toch wat. Ik heb nog steeds het sa larisschriftje, waarin met kroontjespen ge schreven staat wat ik verdiende. Toen dat gezelschap over de kop ging, solliciteerde ik in 1954 bij een ander jeugdgezelschap, bij Puck. Voor 'Jacht op een ponnie', een stuk van Mies Bouhuys, hadden ze wat mensen nodig. Daar heb ik auditie voor ge daan. Ik geloof dat bij de artistieke leiding de tanden uit hun bek vielen. Zo stond ik te hijgen en te schreeuwen en te zweten voor die rol van zigeuner. Het sloeg helemaal nergens op. Omdat er al snel gerepeteerd moest worden en ze niemand anders had den, besloten ze om in godsnaam maar die Piet Römer te contracteren." Later maakte hij zeventien jaar deel uit van Toneelgroep Centrum. De meningsver schillen met artistiek directeur en regisseur Peter Oosthoek liepen op een gegeven mo ment zo hoog op, dat Piet Römer besloot daar weg te gaan. „Ik heb in zijn regie hele mooie rollen gedaan, maar op een gegeven moment klikte het niet meer. Ik heb hem ooit de fluwelen stoomwals genoemd. Dat heeft hij als een geuzennaam tot zich geno men. Hij is zachtaardig, maar hij krijgt ge daan wat hij wil, daar zorgt hij voor. En ik voelde me elke keer door hem verpletterd." Vergoelijkend voegt hij eraan toe: „Het was geen breuk voor het leven hoor." Piet Römer muntte vooral uit in stukken van Harold Pinter. In tal van andere voor stellingen uit het klassieke en moderne we reldrepertoire bij diverse gezelschappen bleef hij evenmin onopgemerkt. Toch heeft hij zijn grote populariteit en naamsbekend heid te danken aan het lichtere genre en met name via de televisie. 'Stiefbeen en zoon', met Rien van Nunen als de oudere voddenboer, dat in de jaren zestig alleen nog maar in zwart-wit als tv-serie werd uit gezonden, was de opmaat tot favoriete Be kende Nederlander. Dit werd naderhand versterkt door een an dere televisie-hit: 'Het Schaep met de Vijf Pooten' met Adèle Bloemendaal en Leen Jongewaard. De meezinger "t Zal je kind maar wezen, yeah, yeah, yeah, yeah', zit er bij menig oudere nog geheid in. 'Citroentje met suiker' scoorde eveneens ongekend hoge kijkcijfers. Evenals de laatste jaren 'Baantjer'. „Het liefst heb ik, dat al die mensen mij ook zouden kennen van die andere thea- terrollen. Maar er kijken nu eenmaal veel meer mensen naar de televisie, dan naar toneel in de schouwburg. Bekende Neder lander zijn is soms ook knap lastig en irri tant. Je hebt toch minder privacy. Ik ben niet aan het toneel gegaan met het verlan gen om beroemd te worden. En in die be ginperiode van de televisie werkte je aan die programma's mee voor wat meer beleg op de dagelijkse boterham, en niet doelbe wust voor de roem. Anderzijds is het altijd leuk, wanneer mensen laten blijken dat ze je aardig vinden en dat ze van je werk heb ben genoten. Denk niet dat ik daar een of andere status aan ontleen. Ben je mal, net als ieder ander mens moet ook ik gewoon blijven poepen en piesen." Naast het acteren heeft hij van alles en nog wat gedaan. Hij was discjockey, maakte platen, schreef columns voor het dagblad Nieuws van de Dag, fungeerde dertien jaar Piet Römer: „Ik houd niet van acteurs. Ik houd van komedianten." Foto: GPD/Brand Overeem als hoofd zwarte piet tijdens de intocht van sinterklaas en was gedurende drie jaar bar keeper/eigenaar van het Amsterdamse Café 't Gasthuis. „Ik ben aan dat cafétje begon nen, omdat ik na zo'n lange tijd eventjes genoeg had van het toneel. Al na een jaar had ik er waanzinnig spijt van. Maar ik heb het toch drie jaar volgehouden om het daarna snel te verkopen en weer te gaan spelen." Voordat hij beroepsacteur werd, heeft Piet Römer begin jaren vijftig als inspeciënt ge werkt bij de Utrechtse Opera onder leiding van Carel Birnie. In zijn recent verschenen boek 'Laat het paard maar bovenkomen' vol persoonlijke anekdotes vertelt hij hier over: 'Geen idee wat dat was, inspeciënt. Later bleek dat ik me moest bezighouden met de technische zaken, zoals het decor, het licht, noem maar op. In de schouwburg van Utrecht. Omdat ik niet elke dag op en neer kon reizen, sliep ik daar ergens op een zolder, 's Middags kookte ik dan een pot eten voor de solisten, dat waren de zangers. Een stuk of vier. Kookte ik een stamppot in een afwasteiltje en na de repetitie kwakte ik dat op hun bordjes en gingen we eten. Ja, meer hadden we ook niet.' Tijdens het vraaggesprek doet hij de bekak te stem van regisseur Cees Laseur na, die voor de enscenering van de opera 'Der Kö- nig und die kluge Frau' Thonet-stoelen no dig had. Voor de zoveelste maal brulde hij dan vanuit de zaal: 'Meneer Rööömer! Waar zijn die Thonetstoelen!' „Wist ik veel wat dat waren", bekent Piet Römer la chend. „Tot iemand me zei, dat het van die caféstoelen waren. Toen heb ik ze gauw met de bakfiets ergens opgehaald." Piet Römer heeft vier zonen en een doch ter. De zonen en inmiddels ook twee klein kinderen hebben voor het theater gekozen. „Natuurlijk vind ik het leuk dat ze aan het toneel zijn. Vooral ook omdat ze het daar goed doen. Maar van mij moesten ze dat echt niet. Als ze tramconducteur hadden willen worden, hebben ze evengoed mijn zegen gehad." Zijn ouders zijn overleden. Maar al te graag heeft Piet Römer hen willen laten delen in zijn succes en (financiële) voorspoed. „Vooral met mijn moeder. Mijn vader had thuis altijd een grote bek tegen ons, maar hij zou er trots op geweest zijn. Trouwens, ook op mijn tweelingbroer Paul, die het bij de omroep nog ver geschopt heeft tot chef cameradienst en regisseur van sportpro gramma's." „Ik heb ze zeker meer gegund, dan dat ze toen bezaten. In hun jaren was het een moeilijke tijd. De mensen hadden niet veel. In de laatste periode van haar leven heeft mijn moeder voor haar doen haar bestaan nog een beetje opgeleukt, zonder al dat ge- sloof. Met uitstapjes en feestjes. Bij stukken waar ik in meespeelde, zorgde ik ervoor dat ze zo'n voorstelling kon bijwonen. Zodra ik opkwam, stootte ze in de zaal de mensen die links of rechts van haar zaten aan met de fiere mededeling: 'Dat is mijn zoon'. En bij tv-shows met publiek liet ze er steevast op volgen: 'En zijn broer, die is karreman', want ze kon het woord cameraman niet uitspreken. In de voorstelling 'Festen' gaat het om een familiereünie ter gelegenheid van de zestig ste verjaardag van de pater familias die door Piet Römer wordt uitgebeeld. Wat als een feestelijk samenzijn is bedoeld, ont aardt in ontregelende en schokkende con frontaties. Zijn er elementen in het gegeven die hij uit eigen familiekring herkent? Als door een wesp gestoken reageert Piet Rö mer op deze vraag met een heftig: „Nee, absoluut niet!" Vervolgens olijk lachend: „Ik heb, zoals in dit stuk, nog nooit een van mijn kinderen verkracht. Indertijd heb ik een SS-er gespeeld en die kwam ook niet bij ons in de familie voor. Theater is het leukst als je dingen moet spelen, die heel ver van je bed zijn. Daarentegen vind ik niet dat je kunt zeggen: die en die rol wil ik niet, want het staat te dicht bij me. Toneel spelen is in de kern gewoon een vak. Los van al dat rare modieuze gepsychologiseer tegenwoordig. Daarom houd ik niet van ac teurs. Ik houd van komedianten." De voorstelling Testen' is op vrijdag 14 maart 2003 te zien in de Leidse Schouw- buig. verpletterend gelijkmatig, op 'ledaarde af. ian Jaap van der refo) wikt en weegt, flapt er ies uit. De geboren Leeuwarder volle zalen met de reprise glijn eerste avondvullende k i •etprogramma 'Out now' en is SO euan de 'captains' in het :oi i sche televisieprogramma 'Dit diet nieuws'. Laatst was zijn esi *4e zien bij 'Get the picture'. rd «tekende Nederlanders waren °8 i Op." 30 r 1 i 61 ieantien de Boer e C 'el - Rjk is hij ziel 12fer van thea ziek. Aan tafel in de arties- theater Het Voorhuys in Em- i. id port Jan Jaap van der Wal in zijn e»nasi met gesneden kip. Om de ha- ïsl» snuit hij zijn neus in een stuk wc - De wc-rol neemt hij mee het toneel an af en toe achter de gordijnen te >nli snotteren. volamt hij. „Dat is altijd zo", zegt hij lat)p het podium voel ik me goed, izdaama komt de verkoudheid twee d» hard terug." Hij oogt pips, als hij o fct met een gestreepte muts tot op inkbrauwen. Logisch. „Ik heb zes- fd mensen meegesleept." Jan Jaap geldt min of meer als een wonder kind. Na het christelijk gymnasium in Leeuwarden vertrok hij op zijn zeventiende naar Amsterdam om kunstgeschiedenis te gaan studeren. Hij nam zichzelf voor om ooit aan 'een of ander cabaretfestival' mee te doen, maar tijdens de introductiedagen voor studenten ontdekte hij de Comedy- train, het stand-up-gezelschap van Raoul Heertje. „Veertien dagen later was ik aan genomen." Al als eerstejaars op het gymnasium be klom hij het podium tijdens schoolfeesten. Hij wilde gezien worden, was 'redelijk druk en irritant'. Het podium was zijn plek, merkte hij. „Het was onprofessioneel wat ik deed, maar het voelde goed." Pas later, toen hij een jaar of vijftien was, ontdekte hij 'dat je moet luisteren naar wat anderen zeggen om echt goede grappen te kunnen maken. Toen werd ik beter'. Nog nooit is hij op zijn gezicht gegaan. Niet bij de Comedytrain en ook niet in zijn eer ste eigen theatervoorstelling 'Out now'. Hij is zelfverzekerd, niet eens zenuwachtig als hij op moet. Hij geniet van stand up come dy, van improvisaties.Als mensen halver wege al lachen, terwijl jij weet: zo meteen komt er nog een betere grap." In Emmeloord pikt hij een man uit de zaal. Het is Hans, een landmeter. „Zooooooo, Hans, hoe ver ben je al?" De zaal giert. Hu mor ligt in details, zegt Jan Jaap later. Neem de schaatsploeg van Gianni Romme, bij wie hij laatst op visite was. „Ik stond daar, en ineens dacht ik: wat is eigenlijk het nut van een schaatscoach? Die jongens we ten hoe ze moeten rijden, het enige wat zo'n man kan is 'harder, harder' roepen.". Zo'n gedachte is grappig, merkt hij, hele maal als hij hem eruit flapt. „Ik haal alles uit mezelluf', bekent hij qua si-diepzinnig. Hij kijkt anders dan anderen naar dingen. Ernstig: „Ik voel me niet een jongen, heb me eigenlijk nooit een jongetje gevoeld. Ik ben een oude ziel in een jong li Jan Jaap van der Wal: „Ik ben een oude ziel in een jong lichaam.' Foto: GPD/Caecilia van der Drift chaam. Het was niet zo dat ik vroeger met vrienden met brillen op zat te filosoferen, maar ik ben wel altijd betrokken geweest. Dingen raken me. Het raakt me bijvoor beeld dat er voor de kust van Spanje een tanker in tweeën op de bodem ligt." Hij vindt daarom dat het op het podium er gens over moet gaan. Hij geniet er heus van om hilarisch te vertellen over de Efteling, maar het moet niet te vrijblijvend worden. Heftig: „Sinds ik aan cabaret doe, heb ik er eigenlijk een enorme hekel aan gekregen. Iedereen doet maar cabaret tegenwoordig. Flikker maar op met je grapjes, denk ik vaak. Dan vind ik het inhoudelijk helemaal niks." Met een lang gezicht: „Dan krijg je een liedjeeeeh, een stukjeeeeh, weer een geinig liedjeeeh. Vaak zitten mensen achter de piano een liedje te zingen, omdat ze thuis dachten dat het leuk zou zijn. Maar het voegt niks toe en het is oninteressant, zeker in deze tijd. Er is te veel aan de hand om gemakzuchtig te zijn, vindt hij. Er zitten 'incapabele men sen op belangrijke posten in Nederland, ons land is niet in orde', en daar wil hij grappen over maken. Daar moet hij grap pen over maken, ook al is hij 'nog maar 23, en weet ik het ook allemaal niet, weet je wel'. Dit jaar is hij gerijpt, merkt hij. Hij is be geesterd geraakt, na de moord op Pim For- tuyn, de neergang van de gevestigde poli tieke orde en de opkomst van de LPF. Hij maakt zich kwaad, misschien is hij volwas sen geworden, ja. Hij heeft het gevoel dat hij mensen moet wakker schudden, vindt dat hij 'zijn ziel' in zijn optredens moet leg gen. „Dat moet van mezelf, en voor me zelf." Vanaf februari heeft hij vrij, dan gaat hij aan een nieuw programma werken. En hij heeft er zin in want dit jaar wil hij de stap zetten die hij eerder met 'Out now' niet heeft gezet. Hij wil steviger staan, nog meer indruk maken op het podium. „Ik hoop dat het lukt, anders heb ik wel een probleem." Ach, dat wonderkind-verhaal. Jazeker, Raoul Heertje vindt hem geweldig, maar 'Raoul kent me al heel lang'. Natuurlijk vindt Jan Jaap het 'best fantastisch' dat hij zo snel is doorgebroken, maar hij weet dat het beter kan, krachtiger. Hij hoopt alleen niet dat hij op zijn dertig ste 'een zuur mannetje' is. Nu al denkt hij soms dat het geen ziri heeft wat hij doet. Peinzend: „Het lijkt me erg als dat gevoel doorzet." Hij hoopt ook dat hij zijn dromen kan bewaren, want er zijn er al zoveel ver vuld. Neem dat bezoek aan Gianni Romme en zijn ploeg. „Dat was leuk, maar ook verschrikkelijk. Die schaatsers zie ik normaal gesproken op televisie, daar juich ik voor en nu ineens merk ik dat het ook gewoon mensen zijn. Mensen die hun werk doen. Dat is raar. Al weer een droom die vervlogen is. En nu dan? Nieuwe dromen maken of zo?" Amsterdam, anderhalve week later. Hij komt aanslenteren in een lichtbruine hout- je-touwtje-jas, met mopshond Aad aan een tuigje. Hij heeft iets breekbaars, is nog steeds niet fit, maar hij is gelukkig, zegt hij later. „Ik heb de leukste vriendin, een leuke hond en het mooiste huis ter wereld." Hij is trots op zijn koophuis, dat hij anderhalf jaar geleden betrok nadat hij jaren op een studentenkamertje had gewoond. Dat koophuis tekent hem. Jan Jaap van der Wal is geen beginneling meer. Hij heeft naam gemaakt, ook dankzij de televisie. Twee jaar geleden werd hij 'captain' bij 'Dit was het nieuws' toen Marc-Marie Huij- bregts ermee op hield. Nu zitten er in de theaterzalen iedere keer minstens honderd mensen die hem willen zien omdat hij op televisie is. Dat is het publiek dat 'Oe oe' roept als hij op komt, dat al lacht voor hij zijn mond open trekt. Hij neemt ze op de hak, want het is niet goed als de zaal te gre tig is, vindt hij. „In het theater doe ik iets anders dan op televisie. Daar wil ik iets op bouwen." Hij zet grote ogen op. Welnee, hij voelt zich helemaal geen bekende Nederlander. Door die televisieoptredens is hij echt geen grote naam geworden, denkt 'ie. „Kijkers kunnen zich hooguit 35 minuterifcehter elkaar con centreren. Vaak horen ze niet eens wat je zegt, en veel mensen weten trouwens ook echt niet hoe ik heet. Als mijn naam voorbij komt, gaan ze net naar de keuken, of naar de wc." Dat neemt niet weg dat hij geniet. En bij 'Dit was het nieuws' kijkt hij nog altijd te gen zijn gasten op. Het ligt hem daarom niet altijd gemakkelijk, om teamleider te spelen. Neem Bram Peper, die tijdens de voorbereidingen voor een uitzending zei dat hij alles wel wist. „Nou, wie ben, ik dan? Möet ik zo'n man dan vertellen hoe het moet?" Toch blijft het grappig, vindt hij, om sommige gasten te zien wegglijden. Als Raoul, Harm Edens en ik aan de gang gaan, gaat het ineens heel erg hard. Dan zie je mensen schrikken, dan zijn ze even tien minuten weg." Het gesprek loopt ten einde en we hebben het nog niet eens over zijn hazenlip gehad. De grappenmaker stokt.Ach, die lip. Dat is een plaklip, die is niet echt. Volgend jaar haal ik hem er af."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2002 | | pagina 17