Overeind
Herman
dankzij
Brood
Heiligenbeelden als steun,
'Mijn moeder
kent me
niet meer terug'
Televisie en internet hebben Michel
Peen in de ban van Herman Brood
gebracht. Het wordt pure fascinatie.
Een lichtpunt in het donkere bestaan: een
teruggetrokken leven, voor zijn omgeving
onhandelbaar, depressief door een jeugd
vol mishandeling. Michel durft nauwelijks
over straat. „Bang hoe mensen over me
dachten. Om het allemaal te vergeten rook
te ik enorme hoeveelheden wiet."
Een ontmoeting - vier jaar geleden - met de
rocker in zijn Amsterdamse atelier, veran
dert Michels leven radicaal. Het persoonlijk
contact is totstandgekomen via zijn neef,
een bekende van Herman Brood. Michel
over de kennismaking: „We praatten over
zijn papegaai en over tatoeages. Ik wilde er
al een tijdje een laten zetten maar ik durfde
niet, ik was bang voor de prikjes. Herman
zei dat als ik het wilde, het moest doen."
Als een herder die een verdwaald schaap
onder zijn hoede neemt, trekt Brood zich
het lot van de jongen aan. Het gaat in die
periode slecht met de kunstenaar zelf, die
zich realiseert dat zijn eigen leven niet
meer op de rails zal komen. „Maar ik had
zoveel in me, zei Herman, dat ik het wel
zou redden. Ik voelde me zó trots toen hij
me dat beloofde."
Bizar
Zijn moeder dringt er bij Michel op aan om
hulp te zoeken, maar naar haar luistert hij
niet. Naar Brood wel, als die hetzelfde
voorstelt. „Juist omdat hij zelf ook altijd in
de knoop zat. Hij hield het leven alleen vol
door zijn positieve houding. Herman heeft
het echte leven geleefd."
Na het eerste gesprek heeft Michel dage
lijks contact met Brood. Op internet voert
het tweetal gesprekken. Geheel in de ban
van Brood, gaat Michel hem imiteren. „Ik
stelde me net als hij zelfverzekerd op,
kleedde me hetzelfde. Het was wel een
beetje bizar. Ik luisterde steeds vaker naar
zijn liedjes. Langzaam maar zeker werd hij
mijn King."
Troost, hoop en betekenis put de verwarde
jongen uit de teksten van de Koning. Veel
van Broods songs over seks, drugs en ande
re typische rock&roll-thema's zijn van de
hand van tekstschrijver Pé Hawüikels, die
ook de bijbelboeken Job en Prediker ver
taalde. Maar de bijbel zegt Michel volstrekt
niets; hij vindt antwoord op zijn levensvra
gen bij zijn idool. De tekst van Dope sucks
zet hem ertoe aan zijn eigen leven op de
schop te nemen:
I hate to see you fade away in a Heartbreak
Hotel room
I don't like to see you running hot like a di
sease in the doom
We search for an honest answer
See what you
You better do it from the heart
And don't you do it from the head
Michel luistert goed naar Herman Brood
en trekt zijn conclusies. Hij vertrekt bij zijn
moeder en gaat in observatie. Een tijd
woont hij in een huis met andere jongeren
die met problemen kampen. Terwijl Michel
van de wiet probeert af te blijven en onder
begeleiding opkrabbelt uit zijn depressie,
gaat het met Brood geleidelijk steeds min
der. „Als een opgevoerde brommer ga ik
sneller naar de knoppen", verklaart hij in
een interview. Een ontwenningskuur doet
de zanger/kunstenaar geen goed. Terwijl
Michel zich van zijn depressie ontworstelt,
valt Brood erin terug. Michel: „Hij kwam
steeds minder op internet. Als we wél con
tact hadden, wilde hij niet zeggen waar hij
zat. Ik was ontzettend bezorgd. Om hem
Ik ben de Here, uw
Cod, die u uit het land
Egypte, uit het
diensthuis, geleid hebt
Gij zult geen andere
goden voor mijn
aangezicht hebben
Kerstbij lage 2002
niet zo te missen, zette ik dan maar een cd
op of keek ik naar een van zijn films. Bij
'My way' en 'Never be clever' begon ik zó te
janken."
Michel is op vakantie als Brood op 11 juli
2001 van het dak van het Hilton springt,
'bungee-jumpen zonder elastiek' in de
woorden van zijn afscheidsbrief.
Michel: „Toen Uc het hoorde heb ik uren
heel stil voor me uit zitten staren. Ik dacht
eerst dat het een typische Herman-grap
was. Toen begon ik keihard te janken. Om
het te verwerken heb ik dagenlang naar zijn
muziek geluisterd. Ik doe het nog steeds."
De dood van Herman Brood doet Michels
bewondering omslaan in verering. Vanaf
dat moment wil hij alles van de zanger we
ten, leest alles wat hij over hem kan vinden.
Een jaar na de sprong laat Michel een ta
toeage van Brood op zijn arm zetten, zodat
hij zijn dode held altijd bij zich draagt. Om
lijst door de woorden I did it my way kijkt
Brood bedenkelijk de wereld in. „Hij is zó
belangrijk voor me Ik zal nooit afscheid
kunnen nemen."
En niet alleen op zijn arm is Brood aanwe
zig. Op alle muren in zijn kamer hangen fo
to's, tekeningen, zelfs op de spiegel staan
de contouren van Broods hoofd geschetst.
Op de boekenplank pronken alle Brood-
boeken, in de cd speler draait een Brood
ed.
Verandering
Vrienden en familie hebben zich - zegt hij -
verbaasd over de verandering die zich na
de ontmoeting met Herman Brood in hem
heeft voltrokken. Hij voelt zich goed en
werkt op een kinderboerderij voor gehan
dicapten.
„Mijn moeder kent me niet meer terug.
Vóór ik Herman ontmoette, hoefde ze maar
iets verkeerd te zeggen en ik ging uit mijn
dak. Aanvankelijk was ze bang voor de in
vloed die Herman had. Het was tenslotte
een junk en een alcoholist. Na een tijdje zei
ze: 'Hij is wel gestoord die Brood, maar
kennelijk zit er toch iets goeds in'." Dat
'goeds' was volgens Michel het vertrouwen
dat zijn idool hem gaf in de medemens en
de noodzaak om respect te hebben voor
anderen.
Is het niet vreemd dat uitgerekend een ver
warde verslaafde, die zelf uit het leven
stapt, hem de inspiratie geeft zijn proble
men te ontworstelen? Volgens Michel niet.
„Het geeft me juist heel veel kracht dat
Herman het ondanks zijn problemen zo
lang heeft volgehouden." Dankbaar stelt hij
vast: „Als ik Herman niet had leren kennen
was ik nog steeds depressief, dat weet ik
heel zeker. In het beste geval was ik opge
nomen."
'Je bent ontvankelijker voor de religieuze ervaring'
Michel Peen: een gelukkiger leven dankzij Herman Brood, zijn idool. Foto: Jos van Leeuwen
Wie in een crisis raakt, zoekt niet meer vanzelfsprekend
steun in zijn geloof. God moet stevig concurreren in een
wereld waar Hij niet meer de enige speler is op de zingeving-
markt. Andere idolen geven eveneens inhoud en doel aan
het sterfelijk bestaan. Michel Peen (22) raakte met zichzelf in
de knoop en vond de diepste vervulling van zijn leven in de
persoon van Herman Brood. „Als ik Herman niet had leren
kennen was ik nog steeds depressief, dat weet ik heel zeker.
In het beste geval was ik opgenomen."
door Ilse Keuenhof en Silvan Schoonhoven
Gij zult u geen gesneden
beeld maken, noch enige
gestalte van wat boven in
de hemel, noch van wat
beneden op de aarde,
noch van wat in de
wateren onder de aarde is.
Gij zult u voor die niet
buigen, noch hen dienen
In de jaren zeventig heeft er in Neder
land een ware beeldenstorm gewoed. De
ontkerkelijking kwam, de flower power
had meer kracht dan het goddelijk
woord en in vele godshuizen ging de slo
persbal. Voor de gewijde beelden was
geen plaats meer. Martin van Dam (41)
uit Asten (bij Eindhoven), die in zijn ate
lier meer dan zevenenvijftig verschillen
de heiligenbeelden maakt: „Ze kwamen
in de afvalbak terecht. Waarna ze stuk
gegooid werden door kinderen, zodat ze
met de gipsen brokstukken hinkelbanen
konden tekenen. Maar in de jaren tach
tig kwam de belangstelling voor heili
genbeelden terug. Mensen gingen ze ko
pen op rommelmarkten, bij antiquairs.
Ze zijn weer zeer gewild. Een jaar of wat
terug kocht een Leidse student er een bij
me. Een week later stond er een heel
stelletje op de stoep en kon ik de beel
den niet meer aanslepen. Overal in
Leiden vind je ze nu terug. Die
studenten zetten ze in de hal.
Als kapstok."
Martin van Dam is het proto
type van een handwerksman.
Binnenkort houdt hij ermee
op en doet hij de zaak over
aan een sociale werkplaats.
Een jaar of wat geleden heeft
hij een ernstig auto-ongeluk
gehad en sindsdien doet zijn
rug het niet zo goed meer. „En
sommige van die beelden zijn
echt loodzwaar. Ik heb een
paar engelen in de kelder
staan, die zijn niet te tillen. Ze
zijn dan wel erg hemels, maar
ze komen uit zichzelf nog geen
millimeter van de grond."
Het atelier van Van Dam is ge
legen aan de Prins Bernhard-
straat, de enige verkeersader
in Asten. In zijn woonkamer
kijken de heiligen elk ogenblik
van de dag mee. „Ik ben be
gonnen met spreuken", zegt
Van Dam. „In de hemel is geen
bier, daarom drinken wij het
hier. Dat soort teksten. Op een
gegeven ogenblik kreeg ik een
verzoek of ik niet eens een
kerstgroep wilde maken. En
van lieverlee is dat uitgegroeid
tot dit bedrijf.
Je hebt wel twintig verschillen
de soorten Maria's. Er zijn er
met een een lijdende gelaats
uitdrukking en met een vrien-
Honderden Christus-, Maria- en
heiligenbeelden staan devoot en
geduldig op een koper te wachten
in het witbestoven atelier van
beeldenmaker Martin van Dam in
het Brabantse Asten. Hij heeft niet
te klagen over zijn afzet. „Er blijft
een gebied bestaan waar de mens
in nood en crisis toch weer
teruggrijpt naar hulp of voorspraak
van buitenaf."
door Cees van Hoore
delijke. Ik vind het heel belangrijk hoe de
ogen staan. Ik heb in mijn collectie één
Maria die ik nooit zal verkopen. Op de
een of andere manier geeft dat beeld mij
rust. In wenende en bloedende beelden
geloof ik niet. Ook naar Lourdes zal ik
niet gaan. Allemaal commercie. Wat ik
wel geloof, is dat de beelden je in een
stemming kunnen brengen waarin je
ontvankelijker bent voor de religieuze
ervaring. Van zo'n stil beeld word je van
binnen ook een beetje stil. Ik ben dan
ook blij dat ik mijn zaak heb verkocht
aan een sociale werkplaats. Dat het niet
alleen maar om de commercie draait. En
ik voorspel u dat er straks in de kerken
weer van deze beelden staan. Onlangs
heb ik er nog acht verkocht aan een pa
rochie in Gerwen. Die pastoor daar wil
de traditie in ere herstellen."
De heiligenbeelden hebben in de twee
duizend jaar dat het christendom be
staat talloze malen gewankeld op hun
voetstuk. In het Byzantijnse rijk werden
ze en masse stukgeslagen omdat men
vond dat de wereldse praal in de kerken
de boventoon ging voeren. Maar tijdens
het Tweede Concilie van Nicae in 787 na
Chr. besloot de synode dat afbeeldingen
van het kruis en de heiligen, van Jezus
Christus en Maria, een vaste plaats
mochten krijgen in de kerken. En niet al
leen daar: ook in woonhuizen, op de
openbare weg en op deuren en muren.
daardoor een behoorlijke artistieke ach
terstand hebben opgelopen. In de ka
tholieke kerk heeft de kunstenaar alle re
gisters open kunnen trekken.
„Het is gek", zegt Martin van Dam, „dat
mensen in tijden van nood en crisis
weer teruggrijpen op die beelden", zegt
Van Dam. „Tijdens de MKZ-crisis heb ik
een enorme vraag gekregen naar het
beeld van de abt Antonius, de schutspa
troon van de varkenshoeders. We leven
dan wel in een tijd waarin alles door de
techniek lijkt te kunnen worden gecon
troleerd, maar er blijft een gebied be
staan waar de mens toch weer terug
grijpt naar hulp of voorspraak van bui
tenaf."
Martin van Dam, bezig met de restauratie van een Antonius-beeld. Foto: Mavada
Een gelovige die dit niet accepteerde en
deze beelden niet met de nodige eerbied
tegemoet trad, kreeg de banvloek over
zich heen. De beelden fungeerden als
een soort gids naar God. Later wees Cal-
vijn, die zich beriep op het oud-testa-
mentische gebod dat wij geen gesneden
beelden mogen maken en die afgoderij
vreesde, de beelden weer af. Hij koos
voor het Woord, 'dat onzienlijk was en
leidde tot verinnerlijking'. Ook God was
immers onzichtbaar. In het Oude Testa
ment, in Exodus 33,20, wordt daarover
duidelijke taal gesproken. 'God laat zich
niet zien, zijn gelaat mag men niet zien,
hij verbergt zich, hij zegt: Mijn gelaat
kunt u niet zien. Men zou sterven als
men Hem ziet en daarom is hij Deus In-
visibiles'.
Het zou tot in de 13de eeuw duren voor
dat de stoffelijke voorstellingen van de
Heilige Drievuldigheid in het westen al
gemeen werden aanvaard. En met on
derbreking van de beeldenstorm is dat
nog steeds zo.
Binnen de islam zijn beelden taboe. De
religieuze kunstenaars verfraaien de
moskeeën wel, maar alleen met geome
trische figuren en arabesken. In het jo
dendom zijn de voorstellingen mondjes
maat. Er wordt wel eens gezegd dat de
islamitische en joodse kunstenaars die
zich bezighielden met de religie - verge
leken bij de katholieke kunstenaars -