'Je wordt vanzelf de toneelvorstin' Ellen Vogel (80) in Nederlandse film De Tweeling 'Tragedie en komedie, heb geboft dat ik beide heb kunnen doen'. 'De meeste dames van onze leeftijd zitten thuis te breien' ZATERDAG 7 DECEMBER 2002 Ze was het koninginnetje van het bal, tot ze ineens voor actreutel werd uitgemaakt. Maar met 'een soort van ijzeren heinigheid' kwam actrice Ellen Vogel de toneelrevolutie van eind jaren zestig te boven. Ze is tachtig jaar oud en vanaf 12 december te zien in de speelfilm De Tweeling. door Marjolijn de Cocq De herfstzon strijkt over de hotelserre en langs haar ge zicht. Ellen Vogel blikt ge nietend naar de rivier die het Am sterdamse Amstel Hotel zijn naam heeft geleend. Ze kwam er eind ja nuari over aanvaren, terwijl 'de hele meute' op het hotelbalkon stond te wuiven en zingen en met vlaggetjes te zwaaien. Even borrelen in het Nieuwe de la Mar, een hapje, een drankje, had ze zich haar 80ste ver jaardag voorgesteld. Maar ze kreeg een grandioos feest. „Nou, dan houd je het niet droog hoor." Haar dictie verraadt een ander tijd perk, bij Ellen Vogel is een regisseur een rezjisseur en worden toneelstuk ken den volke getoond. Ze was, vlak na de Tweede Wereldoorlog, de piepjonge actrice over wie Simon Carmiggelt schreef: „Voor het stuk hoeft u niet te gaan, maar ga toch maar, want dan kunt u tenminste la ter zeggen dat u het debuut van El len Vogel hebt meegemaakt." De bij na 60-jarige carrière is haar nauwe lijks af te zien, de rug kenmerkend kaarsrecht, de observaties scherp en vol ironie. Twee jaar geleden speelde ze haar laatste grote toneelrol, in Verzameld Werk van de Amerikaanse toneel schrijver David Margulies. Ze mist het toneel. „Op een bepaalde manier wel. Aan de andere kant: ik zou het niet meer redden. Dat laatste stuk was heerlijk om te doen, het was een feest. Maar toen voelde ik al: het kan niet meer. Sommige avonden lukte het naar mijn gevoel fantastisch, an dere avonden zat ik er nét onder. Omdat ik gewoon de fysieke fut niet had." Als je een opdracht krijgt, moet je die goed doen, zo is ze opgevoed. „Werk staat gelijk aan discipline. En dan kun je nog wel veel plezier heb ben, hoor. Maar discipline moet er zijn. Ik ben een oud mens, maar als we bijvoorbeeld aan het filmen zijn en er wordt geroepen: 'Dames en heren, aanvang!', dan ben ik altijd de eerste die er staat. En dan probeer ik mezelf nog tegen te houden." Ze lacht, in zelfspot: „Nee, ik erger me niet aan de anderen. Trager dan ik zijn ze allemaal. Alleen als het heel erg lang duurt, denk ik wel: ja kom zeg, oma staat er al een uur." Ze is 'eerstens een toneelmens'. „Ik ben begonnen aan het toneel en dat is mijn wereld. Voor mij blijft het hoogste goed het theater. Ik ben niet zo filmachtig ingesteld. Maar ik ben dol op film hoor, begrijp me goed. Ik vind filmen énig. Twijfels over De Tweeling, naar het boek van Tessa de Loo, had ze geen moment na le zing van het scenario.Als ik een rol lees, of het nou toneel is of film of televisie, en er is opeens een scène die me pakt dan weet ik: ja, daarvoor wil ik het doen. Ik heb het altijd met een scène, of een zin die me iets doet. De meeste mensen kijken bre der. Misschien ben ik een erg opper vlakkig type, dat weet ik niet." De Tweeling is het verhaal van de Duitse tweelingzusjes Lotte en Anna, die als kind uiteen worden gerukt. Lotte komt terecht bij een welgesteld gezin in Nederland, Anna in een slo- venbestaan bij Duitse familie. Bij hun weerzien als jonge vrouwen, te gen de achtergrond van de Tweede Wereldoorlog, wordt een kloof gesla gen die al helemaal niet meer te overbruggen lijkt als Lottes verloofde de dood vindt in Auschwitz. Voor Lotte verpersoonlijkt Anna's gesneu velde grote liefde Martin, een SS-of- ficier, de moordenaars van haar Da vid. Een liefdesgeschiedenis, vindt Ellen Vogel. „Iedere keer worden die twee uit elkaar gereten. Er is al een eeuwig schrijnende wond geslagen doordat ze uit elkaar zijn gehaald. En dan lijkt het helemaal kapot, wordt bij wijze van spreken de hele schuld van het nazidom op de schouders van Anna geladen. Het zijn twee totaal beschadigde men sen. Maar toch blijft de gevoels stroom tussen die zusters bestaan." Reldekedel Als hoogbejaarde dames komen Lot te en Anna elkaar weer tegen in een kuuroord. In de film achtervolgt An na, gespeeld door de Duitse actrice Gudrun Okras, de tegenstrevende Lotte in een schreeuw om begrip en erkenning. Maar de verzoening komt pas in de dood - de slotscène die El len Vogel overtuigde dat zij de oude Lotte moest spelen. „Een moeilijke scène? De mooiste scènes zijn vaak het makkelijkst om te spelen omdat ogel wordt door oud-actrice Mary Dresselhuys gefeliciteerd met haar tachtigste verjaardag, foto: GPD/Roland de Bruin ze zo verweven zijn met je eigen ge voelens. Ik dacht: die Lotte speel ik. Lotte is complex, een beetje dichtge timmerd. Dat geslotene zit in de aard van het beestje. Door die schei ding van haar zusje is de helft van haar ziel haar afgenomen." Even dwaalt de blik van Ellen Vogel naar verre verten, worden haar ogen vochtig alsof ze het verlies persoon lijk doorvoelt. De film is emotioneel, zegt ze. „Ik heb de rough cut gezien. Na vijf minuten had ik de zakdoek in de hand. Maar de kracht is dat het nergens sentimenteel wordt. De tita nenstrijd tussen de zusters blijft on derhuids, één keer slechts komt het tot een uitbarsting. We houden het heel ingetogen, ook aan het slot. Ook al omdat je als je tachtig bent de kracht niet meer hebt om zo'n ont zettende reldekedel te maken." Voor de opnamen in Luxemburg hadden de oude actrices alle twee 'een stevige kerel toegemeten gekre gen' ter ondersteuning. „Want je hebt geen idee. Heuvels! Dalen! Klimmen en klauteren! We zijn schattig, engelachtig opgevangen. Ik wil ook wel dat dat erin staat. Stoel tjes altijd meteen onder je billen. Kopjes thee. Het is natuurlijk een beetje lastig als er twee heel oude dames meedoen, die oudjes worden moe. Maar als we dachten dat we écht niet meer konden, zei ik altijd tegen Gudrun: de meeste dames van onze leeftijd zitten thuis te breien. En wij maken een avontuur mee." Modderbad De vrouw die wordt geroemd als Ne derlands toneelvorstin moest voor de film plaatsnemen in een modder bad. Als je maar oud genoeg wordt en je de enige bent die overblijft, word je vanzelf de toneelvorstin. Het is zo betrekkelijk als ik weet niet wat. Die modder kon me geen moer schelen. Als je tachtig bent en je vindt het nog steeds een waanzinnig punt hoe je den volke wordt ge toond, dat is natuurlijk onzin. Vroe ger moest je er als sterretje, whatever that may be, mooi en stralend uit- zien. Dat was een must gewoon. Het was een hele andere tijd met hele andere waarden. Nu zie je de beel- digste vrouwen zich helemaal ver- schminken om een raar wijfie te spe len." Samenzweerderig: „Ik had al tijd gehoord dat het zo heerlijk was, een modderbad. Ik hoef nooit meer." Dat haar fysiek de tachtig levensja ren glorieus heeft doorstaan, is vol gens haar geen verdienste. „Gewoon boffen. Ik ben ontzettend gezond, heb geen kwalen. Ik ben een snoep ster, soms denk ik wel: dat achtste chocolaatje moet je nu écht laten liggen. Het is natuurlijk wel leuk om nog een beetje model te houden. Maar ervoor lijden, nee, dat heb ik nooit hoeven doen. En ik ben gebo ren met een goede huid, die heb ik van mijn moeder. Ze werd 94 en je moest goed kijken wilde je een rim pel zien. Maar ik ken ook mensen die echt oude koppen hebben, en die vind ik soms prachtig. Van die gegroefde koppen. Een smoel. We hoeven de heren niet meer aan onze voeten te hebben, dat is allang voor- bij." Ze heeft zich altijd afgevraagd wat het doet met je lijf als je 'opgaat'. Ze klopt op haar borst, in een imitatie van premièrepaniek. „Oh, dat hart. Dat er nog nooit een acteur op het toneel is doodgebleven van angst, begrijp ik nog steeds niet. Het is zo ontzaglijk, het is voor het eerst dat je den volke laat zien wat jij - en de re gisseur en je medespelers maar op dat moment bestaat alleen jij - hebt gemaakt. En dan denk je: hoe heb je het lef om daar te gaan staan en mensen ervoor te laten betalen. Die zijn van huis gegaan en die hebben een parkeerplaats moeten zoeken en misschien wordt het niks." Haar ouders waren voordrachts kunstenaars, haar vader de be roemdheid. „Albert Vogel. In Den Haag staat een monumentje voor hem, ik rijd er altijd wel even langs als ik in de stad ben. Ik heb de ont hulling ervan gezien, twee jaar na zijn dood. Toen was ik dertien. Het is net of dat zes eeuwen geleden is. Want de oorlog is daartussen geko men en die heeft alles in tweeën ge knipt. Het is alsof de zon vijf jaar niet heeft geschenen. We waren jong, dus natuurlijk hebben we ook gela chen. We zaten op de toneelschool, 's avonds kwamen we thuis, hier schuin aan de overkant op een zol der aan de Amsteldijk. Dansen bij Ellen Vogel: „Ik ben ontzettend gezond en heb geen kwalen." Foto: GPD/Phil Nijhuis een oude koffergrammofoon. Maar 's nachts hoorde je de trams rijden van de Hollandse Schouwburg naar het station. Gruwelijke tijden." Na de hongerwinter had ze tbc. „In lichte mate hoor. Maar ik kreeg toen wel extra boter- en extra vleesbon nen. Dat was natuurlijk iets... Ik weet nog wel dat ik met armen vol pakjes boter en vlees thuiskwam, toen ik de achterstallige bonnen had gekregen, want het duurde een tijdje voor je ze echt had. Mijn toenmalige vriend en later vader van mijn zoon zei: terug brengen, dat bederft. Wat een gek, dacht ik, binnen is binnen. Ia, dat was een toestand hoor." Cor Her mus, haar leraar aan de toneel school, vroeg haar voor zijn nieuwe gezelschap Comedia. „Hij zei: je kan bij mij komen. Heerlijk! De oorlog afgelopen en maar spelen." Ze begon als het zielige romantische meisje, maakte naam als tragédienne „Ik ging over naar de koninginnen met de kronen en de slepen en de tragische maskers, zoals ik het altijd noem. Ik geloof dat ik 32, 33 jaar was, toen de directie tegen mij zei: je zit in Feydeau. Een klucht. Ik zei: oh jongens, enig hoor, maar dat kan ik niet! De regisseur, Bob de Lange, was een meester in blijspel en ik heb gewoon aan het handje meegelopen. Eerst herkenden de mensen me niet, want ik was totaal verschminkt. Maar toen de eerste lach kwam - ik vónd dat toch heerlijk. Een goed blij spel, dat is moeilijk hoor. Tragedie en komedie, ik heb geboft dat ik alle bei heb kunnen doen. Actreutel De hele zaal aan haar vingertoppen, daar deed ze het voor. „Mensen zeg gen wel dat het applaus heerlijk is. Maar applaus is totaal onbelangrijk! Het is leuk en als het niet komt, is het jammer. Echt geweldig is het als je voelt: ze gaan mee. Dan wordt de hele zaal één." Ze kreeg in 1961 een Theo d'Or, werd in 1967 uitgeroepen tot Actrice Van Het Jaar. Maar toen kwam de Aktie Tomaat, de toneelre volutie van 1969. Ineens werd ze ver guisd, Ischa Meijer noemde haar 'actreutel'. „Veel mensen weten nu niet meer dat ik de basis ben voor dat woord. Ischa was waanzinnig begaafd, waanzinnig intelligent. En daardoor neem ik het hem ook zo kwalijk dat hij zo vreselijk veel men sen heeft beschadigd. Nee, daar kan ik niet veel goeds over zeggen. Dat jonge mensen vinden dat de boel anders moet, bespiegelt ze, is zo oud als de wereld. En dat dat met geweld gaat, is óók zo oud als de we reld. „Maar het hangt er van af tot in welke graad. En als dan zo iemand als Ischa Meijer en nog een paar dat op zo'n rücksichtsloze manier doen, zodat je tot in je wortels beschadigd wordt... Dat was een hele nare tijd en ik ben er een paar mensen van wie ik heel erg hield door kwijtge raakt. Ank van den Moer, Han Bentz van den Berg, een paar zeer grote mensen. Dan staat er breeduit in de krant dat Roel Bentz van den Berg zegt: mijn vader is helemaal niet ge storven door de Aktie Tomaat - maar ik weet beter, dat is wél zo. Wij, die dat allemaal hebben meegemaakt, weten dat." Ze balt haar vuisten, haar gezicht verhardt. Haar gezelschap, de Ne derlandse Comedie, werd opgehe ven. „Er kwam helemaal geen werk meer op mij af, niemand wou me meer hebben. Dan denk je dat de muren op je afkomen, gewend als je bent om iedere dag te spelen, 's zon dags twee keer. Ik voelde me een ge vangene. Maar ze hebben mij niet weggekregen. Dat was een soort ver betenheid in mij. Ik zag Han ten on der gaan, ik zag Ank ten onder gaan, en ik dacht: ze krijgen mij er niet on der. Dat is een soort ijzeren heinig heid, denk ik. Van beton ben ik, dat zeg ik vaak ja. Niet dat ik zo'n door- zetster ben, helemaal niet. Maar het was ook een gevoel van onrechtvaar digheid." Ze vroeg een beurs aan om naar Po len te gaan, zich daar te laven aan de theaterexperimenten en vooral: weer bezig te zijn. „Ik was lange tijd een soort koninginnetje van het bal ge weest. Dat merk je pas als het afgelo pen is, dat is zo raar. Die meneer van het ministerie vroeg: mevrouw Vo gel, hoe weet ik dat u dat geld niet voor heel andere dingen gaat gebrui ken? Ik was vijftig, had dertig jaar in teger theater gemaakt. Dan blijft de adem in je keel steken." Het kostte haar tien jaar om haar zelfvertrou wen te herwinnen. „Maar ik blijf, blijkt iedere keer als er iets verschrik kelijks gebeurt, toch een onver woestbaar optimisme houden. Met inktzwarte periodes ertussen door, maar toch. Sommige mensen vinden dat onuitstaanbaar van me." Een tijdje geleden zei ze opeens te gen Jimmy, haar man: wat heb ik ei genlijk gedaan met mijn leven? „Dan hoor je van mensen die naar Tibet zijn geweest of die iets inrichten voor aids-patiënten. Een goede vriendin van mij is verzetsheldin ge weest. En ik? Ik heb goddomme mijn hele leven lang in een bus gezeten en door het land gereden. Zo'n ge voel had ik." Aan de andere kant heeft ze het spelen altijd heerlijk ge vonden. „Iedereen heeft natuurlijk zo zijn aanvechting, van moet je niet iets doen voor het mensdom? Ik zeg het nu grappend, maar ik bedoel het niet grappend. Ik kan me voorstellen dat er interessantere en belangrijke re levens te leven waren geweest. Maar ik heb dit leven gedaan. En ik heb geprobeerd het zo goed moge lijk te doen." In de tv-serie Willem van Oranje. Archieffoto: ANP

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2002 | | pagina 37