Tien jaar na de ramp op de Schiphollijn Reportage De hulpverleners in Hoofddorp hadden een extra hindernis te nemen. Bij het vervoer van de slachtoffers moest een sloot overbrugd worden. Foto: Archief/United Photos De Boer Tien jaar geleden voltrok zich op de Schiphollijn het laatste grote ongeval op het Nederlandse spoor. Even ten zuiden van het station Hoofddorp vloog op maandagochtend 30 november 1992 de intercity Amsterdam- Vlissingen uit de rails op een tijdelijk en kronkelig stukje spoor. Met als gevolg vijf doden en 33 gewonden. De toenmalige Spoorwegongevallenraad kwam in haar onderzoek met forse kritiek op de toen nog niet geprivatiseerde NS. Hoe staat het tien jaar later met de veiligheid op deze druk bereden lijn? door Henk Ceist Wie het onderzoeksrapport van de Spoorwegongevallenraad, nu opgegaan in de Raad voor de Transportveiligheid, er op naleest kan maar tot één conclusie komen: het was bijna onvermijdelijk dat er op de Schiphollijn een ongeluk zou gebeuren. Bij de aanleg van de tijdelijke S-boog - in de weken voor de ramp - waren niet de gebruikelijke procedures ge volgd. Zo ontbraken de technische tekenin gen, gebaseerd op degelijke berekeningen. Tijdens de uitvoering van het werk bleek er veel minder ruimte beschikbaar, waarop ter plekke besloten werd om de boog in te kor ten van 115 naar 80 meter. Daardoor ont stond er een veel scherpere bocht. Ook de informatieverstrekking aan de ma chinisten over het aangepaste baanvak liet flink te wensen over. De snelheidsbeperking die van kracht was kon te gemakkelijk aan de aandacht van de dienstdoende machinist ontsnappen. De beperking tot 90 kilometer per uur was al aangepast tot 60 kilometer. Desondanks ontspoorde er op zaterdag 28 november 1992 al bijna een trein. Van deze aanpassing was de machinist van de ramptrein hoogstwaarschijnlijk niet op de hoogte. Hij moet tussen de 80 tot 100 kilo meter per uur hebben gereden in de bocht. Daar waar volgens de Spoorwegongevallen raad zeker niet harder dan veertig gereden had mogen worden. Tien jaar later acht Edwin Griffioen, hoofd veiligheidsspecificaties bij Railned Spoor wegveiligheid, de kans dat een dergelijk on geluk zich nog eens voor doet op de Schip hollijn steeds kleiner. „Waar de mensenhand aanwezig is blijft altijd enig risico. Maar we streven er naar het spoorsysteem stukje voor stukje steeds veiliger te maken. Er is bijvoor beeld veel verbeterd aan de tijdelijke signale ringsborden bij werkzaamheden langs de baan. Die zijn niet meer over het hoofd te zien." Toezicht De informatieverstrekking aan de machinis ten is sinds het ongeval ingrijpend verbeterd, verzekert Griffioen. Daardoor mag het niet meer voorkomen dat de machinist niet op de hoogte is van de laatste veranderingen. Ook al rijden er nu meer vervoerders op het spoor dan tien jaar geleden. Elke vervoerder is zelf verantwoordelijk voor het verschaffen van de juiste informatie aan haar machinis ten. Griffioen:Alle vervoerders moeten een veiligheidssysteem hebben, waarin ze aange ven hoe ze de risico's beheersen. Daaronder valt ook de informatieverstrekking. Daar kij ken wij als toezichthouder eens per jaar naar. Óf het nieuwe informatiesysteem wa terdicht is? Je werkt met mensen, dat is altijd het zwakke punt. Heeft iemand de juiste in formatie ook echt tussen de oren?" De Spoorwegongevallenraad concludeerde verder dat bijna alle rek die bij veiligheids normen is ingebouwd door de NS, eruit was. Waardoor het hele veiligheidssysteem toch op het randje van de onveiligheid balanceer de. „Je moet voorzichtig zijn met uitspraken over veiligheid en rek", meent Griffioen, „die zijn moeilijk te onderbouwen. Wat zijn die grenzen dan? Het gaat om kleine risico's in een veilig systeem. Het ongeluk op de Schip hollijn is het laatste grote ongeluk dat we hebben gehad. In de hele historie van het spoor zijn er maar drie echt grote ongeluk ken geweest. Als je het zo bekijkt dan valt het best wel mee. Je moet het ook niet teveel op kloppen, de veiligheid is nog steeds heel erg groot." ZATERDAG 7 DECEMBER 2002 Voor een beugelbekkie hoefje je niet meer te schamen Een kijkje in de keuken van Mora Spoorveiligheid blijft een zorg Bovendien wordt er nu heel gestructureerd aan de veiligheid gewerkt, zegt Griffioen. Hij wijst op de nota Railveiligheid, in het kader waarvan allerlei projecten in uitvoering zijn. „We nemen maatregelen om de risico's voor bijvoorbeeld baanwerkers en passanten te verkleinen. We hebben grote vorderingen gemaakt met de veiligheid op de overwe gen." Kritiek Reizigersvereniging Rover signaleert echter dat de veiligheid op het spoor dé laatste tien jaar is afgenomen. „Machinisten rijden steeds vaker door rood. Dat vinden wij erg zorgwekkend", zegt woordvoerder Rikus Spithorst. „Er zijn sterke aanwijzingen dat steeds meer aanrijdingen daar mee te maken hebben. De NS kruipen tot nu toe door het oog van de naald." Niet alleen het door rood rijden is toegeno men, ook is er sprake van meer scheuren in de spoorstaven en meer baanverzakkingen. „Vandaag de dag is vooral achterstallig on derhoud het probleem", meent bestuurder Donald Zijs van de Vereniging voor Machi nisten en Conducteurs (WMC). „Dat is een centenkwestie. Het levert veel storingen op. Vergelijk het maar met een grote beurt van je auto. Als je die een paar keer achterwege laat krijg je problemen. Voorheen werden bij voorbeeld wissels preventief vervangen, nu doen ze dat pas als het echt nodig is. Voor een bedrijf dat 150 jaar oud is vind ik dat een teken dat je iets niet goed doet." Ook Rover wijst op het achterstallig onderhoud. „Er gaan daardoor steeds meer dingen stuk. Op de Schiphollijn is onlangs nog iemand ge wond geraakt door een gebroken bovenlei ding", weet Spithorst. „Het onderhoud is een zorgpunt, dat klopt", erkent Griffioen. „De toename van het aantal scheuren en verzakkingen is heel zorgelijk. Daar wordt de komende jaren dan ook veel in geïnvesteerd. Er is een enorme inhaalslag nodig." Toch is de Schiphollijn volgens hem één van de veiliger lijnen in het land. Veiliger dan andere druk bereden baanvakken. Dat komt omdat het een moderne lijn is, met be tonnen dwarsliggers, zonder overwegen en beter afgezet. „Maar je hebt wel de tunnel", beseft ook Griffioen. Dat betekent per definitie een gro ter risico, al is dat nog steeds erg klein. Het voordeel van de Schipholtunnel is wel dat el ke rijrichting een eigen tunnelbuis heeft. Tussen beide buizen bevinden zich door gangen en nooduitgangen. Er mogen ook geen goederentreinen door, of treinen met gevaarlijke stoffen, hetgeen de risico's al veel minder maakt. Alle tunnels worden nu doorgelicht op hun veiligheid. Er wordt niet alleen gekeken wat er gebeurd bij ontsporingen, maar ook als een trein in een tunnel tot stilstand komt. Hoe zijn de meldingsprocedures, hoe de be wegwijzering. Er is ook een nieuwe kaderwet in de maak, die aangeeft aan welke eisen een tunnel moet voldoen. Waarbij de aandacht zich steeds meer richt op de risico's bij cata strofes, zoals brand, botsingen en ontsporin gen." Risico De WMC is evengoed voornemens om een brief naar Railned te sturen met volgens Zijs 'pittige vragen' over de veiligheid in de Schipholtunnel. „Neem de overvolle treinen die nu op dit traject rijden. Het staat tot aan de deuren hartstikke vol. Soms zijn er geen conducteurs aanwezig, of ze kunnen niet door de drukte heen komen. Goddank is er nog niets gebeurd, maar je moet je niet voor stellen dat er wel iets mis gaat. Hoe moet je al die mensen er dan nog goed uit halen, bij de paniek die dan uitbreekt?!" Volgens Spithorst vormt vooral het station Schiphol een risico. Er zijn namelijk minder perrons dan sporen. „Uit misplaatste zuinig heid heeft station Schiphol maar drie per rons. Dat maakt het station ingewikkeld, dan moeten treinen gaan verwisselen van baan, ze gaan slingerend door de tunnel. Het risico zit hem niet zozeer in het grote aantal trei nen op dit traject, maar veelmeer in het aan tal kruisingen. Ze gaan er eeuwig spijt van hebben dat ze het station te weinig perrons hebben gegeven." „Rover heeft in principe gelijk", zegt Griffi oen, „maar het brengt slechts beperkte risi co's met zich mee. Alle treinen rijden door het beveiligingssysteem nooit harder dan veertig kilometer per uur." Als er dan een botsing ontstaat, omdat bijvoorbeeld een machinist door rood rijdt, zullen de gevolgen volgens Griffioen beperkt blijven. „Dan is er materiële schade en vallen er alleen maar licht gewonden. Ook bij overvolle treinen. Als er maar twee mensen op een treinbalkon staan heb je juist veel meer kans om hard te vallen. Fataal letsel zal niet optreden, dat ge beurt bij boven de tachtig kilometer." Evengoed wordt gekeken of door aructurele maatregelen de veiligheid op eenflbg hoger niveau kan worden gebracht. Zo zouden er na wissels doorschietruimtes moeten ko men, waarmee wordt voorkomen dat treinen elkaar raken nadat een trein door rood is ge reden. Dat er bij de rampenoefening in het afgelopen voorjaar nog veel mis ging, ver ontrust hem niet. „Daar valt alleen maar veel van te leren. Het blijft ook maar een oefe ning. Je weet niet hoe mensen reageren als het ernst is." „Het is geen paniekverhaal over de Schip hollijn", meent Spithorst. „Statistisch gezien durf ik nog steeds met een gerust hart in de trein te stappen, ook op de Schiphollijn. Het takelt hier wel af, maar zo'n janboel als in Engeland, waar de treinen gewoon door de rails zakken, is het hier nog niet. Ik ben be zorgder over de sociale veiligheid op de Schiphollijn, dat is echt een probleem. De kans dat je beroofd of in elkaar geslagen wordt is veel groter dan de kans op een on geluk. Daar kan de NS ook niet zo veel aan doen. Het openbaar vervoer vervoert de maatschappij." Een luchtopname van de ravage ten zuiden van het station Hoofddorp waar op 30 november 1992 de intercity Amsterdam-Vlissingen uit de rails vloog. Foto: Archief/ANP

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2002 | | pagina 35