'Nu moet ik maar eens iets voor een ander doen' 'Armoe maakt vindingrijk' Paul van Vliet op de planken voor Unicef 'Het maakt mijn leven completer' E :237 Cabaretier Paul van Vliet (67 jaar) nam vorig jaar afscheid van het theater, maar is nu weer terug op de planken. Hij treedt echter alleen nog op als ambassadeur van Unicef, het kinderfonds van de Verenigde Naties. De opbrengst van zijn shows - 'Een avond met Paul van Vliet voor Unicef'- gaat naar scholing van kinderen in Bangladesh. 'Ik weet dat het in dat land maar een kleine stap vooruit is, maar als ik niet geloof in een betere wereld voor die kinderen, dan geloof ik niet in een betere wereld voor mezelf. door Mick Salet J I k ben een oorlogskind. Mijn I verhaal zinkt in het niet bij de verschrikkingen die de echte oorlogsslachtoffers mee heb ben gemaakt, maar de oorlog heeft me wel getekend. Het was een span nende tijd voor een kind. In dubbele betekenis. Aan de ene kant gebeurde er van alles. Beschietingen. Bombar dementen. Never a dull moment. Aan de andere kant was er steeds spanning. De oorlog was dag en nacht hoorbaar, zichtbaar, voelbaar. Alles was oorlog. Ik heb de honger en vooral ook de angst van mijn ouders gevoeld. Nor maal heb je als kind het veilige ge voel datje ouders alles in de hand hebben. Ze maken zich wel zorgen, maar dat doen alle ouders. In de oorlog echter merkte ik dat mijn ou ders af en toe bang en machteloos waren. Ik weet nog dat ik mijn vader voor het eerst zag huilen. Hij hoor de, mei 1940, dat Nederland capitu leerde en stond te janken. Te janken! Mijn vader! Dat maakte een onuit wisbare indruk. Ik voelde zijn on macht en verdriet. Ik kan me ook een overweldigende huilbui van mijn moeder herinne ren. Dat was in de laatste jaren van de oorlog. We hadden niets meer te eten. Ik vroeg mijn moeder: 'Is er echt niks meer? Zelfs geen kaas korstje?' Ze keek me aan en begon ongelofelijk te huilen. Door de oor log zag ik als kind al vroeg, mis schien te vroeg, de kwetsbaarheid van mijn ouders. Pas later kwam het besef dat ze in de oorlogsjaren ook een enorme kracht hebben laten zien. Een bijna dierlijke kracht om hun kroost te redden. Alles wat ze la ter in de opvoeding misschien ver keerd hebben gedaan, verbleekt bij die totale inzet om hun kinderen de oorlog te laten overleven. Mijn ouders hadden in de oorlogsja ren niet zo veel tijd om op mij te let ten, dus speelde ik de hele dag op straat. Vrij. Zelfstandig. Dat heeft me waarschijnlijk gevormd tot de solist die ik ben. Ik scharrelde een beetje rond en zocht naar iets eetbaars of iets brandbaars. Ik zaagde takken van bomen en jatte hout om thuis de kachel te laten branden. Zo hielp ik mijn ouders te overleven, net zo als kinderen in Ban gladesh hun ouders helpen te overleven. Ik heb van de zomer in Bangladesh gezin nen gezien waarin al le kinderen mee moe ten werken. Vader koopt een berg afge keurde bakstenen, de kinderen helpen die stenen tot gruis te slaan en dat gruis wordt verkocht om eten voor het gezin te kunnen kopen. Dat noemen we kinderar beid, maar als die ouders nou een beetje lief zijn, dan hebben die kin deren het zo beroerd nog niet. Het is zinloos om te roepen dat de kinder arbeid in één klap moét verdwijnen. Daar help je die kinderen niet mee. Het is natuurlijk schandelijk, maar zo'n straatarm gezin kan alleen maar overleven als de kinderen helpen om geld voor eten en drinken en kleren te verdienen. Mijn ouders stelden hoge eisen. Niet alleen als het ging om schoolpresta ties, maar ook op moreel gebied. In mijn tienerjaren hadden we thuis Paul van Vliet: „Natuurlijk doe ik het ook voor mezelf. Het geeft me een rijk gevoel. Het maakt mijn leven completer." Foto: GPD/Harmen de Jong voor het ontbijt zogenaamde 'stille tijd'. Dan moest je allemaal je onrei ne en onzuivere gedachten opbiech ten. Dat is voor een puber absoluut een ramp. Ik vond het belachelijk. Maar het hoorde bij een ethisch re veil waar mijn ouders in die tijd voorstander van waren. Het draaide allemaal om reinheid. Je moest niet alleen je lichaam met zeep wassen, je moest ook je geest zuiver houden. En ik was niet zo zuiver. Eigenlijk was ik een kleine crimineel. Eén van mijn specialiteiten was het jatten van lood. Op het dak van een huis zie je vaak lood rond de schoorsteen zitten. Ik klom op daken en sneed repen lood rond de schoorstenen weg. Ik smolt het gestolen lood in een pannetje en goot het in taart vormpjes van mijn moeder. Daarna verkocht ik het aan een lorrenman en kreeg daar behoorlijk veel geld voor. De moeilijkheid was dat ik dat geld stiekem uit moest geven. Ik kon er geen voetbal voor kopen, want dan zou mijn moeder meteen vragen: 'Hoe kom je aan die bal?' Ik zou dan één keer kunnen liegen dat ik die ge kregen of gevonden had, maar als ik de volgende keer wéér met iets duurs thuis zou komen, dan zou mijn moeder zo'n smoes niet meer geloven. Ik gaf mijn geld dus maar uit aan snoep. Dat was gauw weg. Mijn ouders zouden het verschrikke lijk hebben gevonden als ze geweten hadden wat ik deed, want dat was toch echt in strijd met de tien gebo den. Gij zult niet stelen! De tien geboden werden als leidraad gebruikt in ons gezin. Aan tafel las mijn vader de bijbel en baden we. Ik deed mee. Tot ik het huis uit was. Vanaf dat moment heb ik er nooit meer wat aan gedaan. Ik heb geen heimwee naar de God van mijn kin derjaren, maar verlang wel eens te rug naar de rotsvaste zekerheid van toen. De wereld was zo heerlijk over zichtelijk. Thuis, op school en in de kerk kreeg je maar één waarheid te horen. Maar het geloof heeft ook een hoop kwaad gedaan. Kinderen van mijn generatie werden grootge bracht met een schuldgevoel en een bijna satanisch beeld van een God die alles ziet. Het enige dat bij mij is blijven hangen, is het gevoel dat er meer is dan we zien. Ik zoek dat eer der op aarde dan in de hemel, want net als de theoloog Harry Kuitert ge loof ik dat je het goddelijke vooral in mensen moet zoeken. Ik kreeg als kind regelmatig straf. Dan moest ik zonder eten naar mijn kamer of gaf mijn vader me een pak voor mijn blote billen. Dat deed even pijn, maar ik heb er geen trau ma aan overgehouden. Lijfstraffen waren in die tijd gebruikelijk. Thuis en op school. Als je stout was op school, dan trok de meester je aan je oren uit de schoolbankjes of tikte hij je met een liniaal op je vingers. Daar maakte niemand zich druk om. Kin dermishandeling bestond nog niet. Alle ouders en onderwijzers sloegen. Dat was heel gewoon. Mijn vader had meestal ook wel een reden om me te slaan. Dan had ik brand ge sticht of zo. Ik was een echte rouw- douwer. De drift had ik al van mijn vader, genetisch, en door de oorlog was ik helemaal wild en vrijgevoch ten geworden. Ik ben normaal niet iemand die veel over de oorlog praat, maar af en toe komt er ineens heel heftig een herin nering naar boven. Een paar jaar ge leden was ik in Eritrea. In een gebied dat na jaren burgeroorlog helemaal in puin lag. Ik bezocht er een kapot geschoten school en dacht: 'Wat ruik ik toch?' Ineens herkende ik de geur: zo rook het ook in de puinhopen van ons weggebombardeerde huis waar ik aan het eind van de oorlog naar resten van ons bestaan zocht. Die geur is met geen andere geur te ver gelijken. Puin en kruit, brand en bommen. Ik rook de oorlog weer en herkende ook iets van mezelf in de kinderen die ik rond het puin van die school zag spelen. Ze lachten weer. Ze voetbalden weer. Kinderen hebben over het algemeen een on voorstelbare veerkracht. Ze vergeten de verschrikkingen niet, maar het lukt ze wel om al gauw weer terug te keren naar het gewone leven. Kinderen accepteren de omstandig heden waarin ze leven bijna altijd als een gegeven. Of die nou goed of slecht zijn. Kinderen die in een villa met een zwembad wonen, vinden dat heel gewoon. Kinderen die in een huisje van golfplaten wonen, vinden dat ook heel gewoon. Ik heb in Bangladesh kinderen gezien die in uiterst beroerde omstandigheden le ven, maar toch lol trappen en een potje voetballen. Ze maken zelf een bal van oude plastic zakjes en een stukje touw, en spelen daar even vrolijk mee als kinderen hier met een dure leren bal. Arm of rijk, je ziet de kinderen even hard achter de bal aan hollen. Bangladesh of Neder land, je ziet de kinderen even hard juichen als ze een doelpunt scoren. Ik vind het ook leuk om die kinderen daar aan het lachen te maken. Ge woon door gekke smoelen te trekken of een mal dansje te maken. Dat heb ik ook van mijn vader. Mijn moeder had meer een Bomans-achtige hu mor, mijn vader deed gewoon gek. Die zette een raar hoedje op. Als kind geneerde ik me daar wel eens voor. Dan dacht ik: 'Doe toch ge woon!' Maar andere kinderen moes ten er wel om lachen. Mijn vader trad ook op. Bijvoorbeeld als 'Jan de Mutsenmaker'. Dat had hij een prachtig gewaad vol snippers en vel letjes vouwpapier en vroeg hij kinde ren: 'Wat wil je worden? Zeeman?' Dan maakte hij een matrozenpet. Ik heb zelf geen kinderen. Na mijn scheiding van Liselore trouwde ik met Lidewij. Zij had twee kinderen. Laurientje van acht jaar en Manuel van tien jaar. De opvoeding werd door hun echte vader en moeder ge daan. Ik was hun stiefvader en speel de in de opvoeding een rol op af stand. De rol van stiefvader is niet zo eenvoudig, omdat je niet precies weet waar je staat. Je bent niet de va der van de kinderen, maar wel de man van hun moeder. Je moet er ook aan wennen om samen in één huis te wonen. De eerste tijd vond ik dat niet zo makkelijk. Dan zei ik: 'Li- de, vind je niet dat de kinderen naar bed moeten?' Dan zei zij: 'Als jij dat vindt, dan moet je dat zeggen!' Maar dat kón ik niet. Dat liet ik dus maar aan haar over. Heel inconsequent. Straffen heb ik nooit gedaan. Dat deed Lidewij. Ik kon dat ook niet. Niet alleen omdat ik hun eigen vader niet was, maar ook omdat ik het meestal wel mee vond vallen wat de kinderen gedaan hadden. Ik dacht altijd: 'Is dat alles? Ik was vroeger veel erger!" Als stiefvader kostte het me een tijd je om gezag te veroveren en de liefde van de kinderen te verdienen. Ge lukkig is het uiteindelijk gelukt. Nu voelt het alsof ze ook mijn kinderen zijn, al is er dan geen bloedband. Met de kleinkinderen is dat anders. Die weten niks van scheidingen en stiefvaders. Voor de kleinkinderen ben ik gewoon opa Paul. Door die kleinkinderen ben ik het jammer gaan vinden dat ik geen ei gen kinderen heb. Mijn vrouw heeft een kleinkind dat heel veel op haar lijkt. Dat is ontroerend om te zien. Zij leeft door in dat kleine meisje. Dat zal mij nooit gebeuren. Ik leef hooguit voort in mijn platen en mijn boeken. Dat vind ik wel jammer. Achteraf. In de tijd dat Liselore en ik getrouwd waren dachten we hele maal niet aan kinderen. We waren allebei druk bezig met ons werk. On ze carrières gingen voor. Ik heb nooit last gehad van een biologische drang om eigen kinderen te willen. Tot ik opa werd." Ik heb als stiefvader wel een voor beeld willen zijn. Ik heb de kinderen bijvoorbeeld willen laten zien dat het mogelijk is je leven zelf richting te geven, dat je nooit slachtoffer bent van de omstandigheden. Ook die kinderen in Bangladesh niet. Die voelen zich geen slachtoffer. Dat is het bijzondere van kinderen. Oorlog, overstroming, ondervoeding, kinde ren voelen zich pas slachtoffer van een misstand als je ze vertelt dat ze slachtoffer van een misstand zijn. Dat moet je dus vooral niet doen. Dan worden ze zich bewust van hun beroerde situatie en gaan ze zich on gelukkig voelen. Je moet ze bewust maken van hun mogelijkheden en hun rechten, maar ga ze in gods naam niet het gevoel geven dat ze slachtoffer zijn. Maak ze bewust van hun kracht om zich te ontwikkelen. Maak ze niet zielig. Ik vind ook niet dat je kinderen hier mag verwijten dat ze zo rijk zijn. Dat heeft geen zin. Dan gaan ze zich maar schuldig voelen. Als ze zich maar een beetje bewust zijn van het feit dat kinderen in ontwikkelings landen het veel slechter hebben. Dat kan ook heel inspirerend zijn. Als ik in Bangladesh kinderen zie voetbal len met een zelfgemaakte bal, denk ik: 'Dat deed ik in de oorlog ook!' Op een gegeven moment waren alle bal len op en moest ik iets anders ver zinnen. Eerst maakte ik een bal van ringen die ik uit ZATERDAG 19 OKTOBER 2002 ER BIJ een oude fiets band knipte, maar dat voet balde niet zo prettig. Daarna speelde ik het met een ronde klos van een springtouw van mijn zus. En uiteindelijk voetbalde ik heel tevreden met een prop papier. Armoe maakt vindingrijk. Wie wei nig heeft, moet creatief zijn. Wat niet wil zeggen dat ik die kinderen met die oude plastic zakjes wil laten voetballen. Terug in Nederland heb ik meteen een paar mooie ballen naar Bangladesh gestuurd, want ik wil graag wat doen om het leven van die kinderen te verbeteren. Dat probeer ik ook door shows te ge ven waarvan de opbrengst naar kin deren in Bangladesh gaat. Ik doe dat met passie en plezier. Het heeft in mijn leven lang genoeg om mezelf gedraaid, nu moet ik maar eens iets voor een ander doen. Dat hebben mijn ouders er ook in proberen te rammen: eerst aan een ander den ken. dan pas aan jezelf! Dat deden ze zelf ook. Mijn vader haalde met kerst daklozen in huis. Eerst speelde ik dan piano, daarna kregen de daklo zen iets te eten en te drinken. Natuurlijk doe ik het ook voor me zelf. Het geeft me een rijk gevoel. Het maakt mijn leven completer. Ik vind het ook echt geweldig om geld op te halen dat direct naar die kin deren in Bangladesh gaat. Zonder dat er iets aan de strijkstok blijft hangen. Zonder dat er iets in de zak ken van een corrupte regeringsleider verdwijnt. In Bangladesh gaan nu al driehonderdduizend kinderen twee uur per dag naar school. Dan hoe ven ze even niet te werken en krijgen ze de kans om zich te ontwikkelen. Die twee uurtjes school zijn voor die kinderen het hoogtepunt van de dag. Ze gaan naar school met het gejuich waarmee kinderen hier de school verlaten. Ik weet dat het maar een kleine stap vooruit is, maar als ik niet geloof in een betere wereld voor die kinderen, dan geloof ik niet in een betere wereld voor mezelf." Optreden van Paul van Vliet tijdens het Unicef Gala van 1988. Foto: Archief/ANP Paul van Vliet in een ontmoeting (1991) met Unicefs goodwill-ambassadeur Audrey Hepburn. Foto: Archief/ANP

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2002 | | pagina 37