Opa J 'Moeder gelukkig zien was het enige dat telde' A 2002 Praktijkverhalen van de Leidse huisarts Har Meijer (aflevering 22) e wordt het, of je wilt of niet. Ze stop pen haar in je armen, of je wilt of niet. Je moet ervan houden, of je wilt of niet. Maar het belangrijkste van alles: je moet ervoor zorgen, of je wilt of niet. Zo ook op deze prachtige zaterdag in okto ber op de grens van zomer- en wintertijd. Ik moest ervoor zorgen en ik wilde maar wat graag. Ik mocht ervoor zorgen de gehele dag. Ik haalde haar op om twaalf uur bij dochter Kiek. Ze rende naar mij toe en sloeg haar ar men om mijn benen: 'Dit is mijn opa.' Een tas met broekjes, truitjes en speelgoed werd me overhandigd. 'Nou pap, bedankt en om zes uur haal ik haar weer op. Ik heb haast want ik ben al veel te laat.' Buiten stond ik op de slecht geplaveide klin kertjes in de Hoefstraat. Fleurtje had een grijs jasje en een blauwe spij kerbroek aan. Haar staalblauwe oogjes en de witte piekhaartjes waren in volledige harmonie met haar prachtige mondje waar twee wat vooruitstaande voor tandjes met ertussen een spleetje het geheel nog spannender maakten. Het was vijf over twaalf, nog een lange dag voor de boeg dus. 'We gaan eerst boodschappen doen in de Kempenaar straat in Oegstgeest'. Of het leuk was of niet, ze moest mee. In de achteruitkijkspiegel van de auto kon ik haar observeren. Haar oogjes kwamen net boven het zijraampje uit en ze keek naar buiten. Wat zou zo'n kind nou zien, mijmerde ik. 'Dag Fleurtje.' Geen antwoord. 'Opa lief?' Een klein stemmetje: 'Opa beetje gek'. Na dit fantastische compliment kon mijn dag niet meer stuk. In de spiegel trok ik een gekke bek. Ze lachte voluit. 'Wat is opa, Fleurtje?' 'Opa beetje gek.' Boodschappen doen in de De Kempenaer- straat is voor mij zaterdags een feest. Het grote mierennest van ribbroeken en Pauw jasjes krioelt dan in deze winkelstraat door elkaar, op zoek naar proviand. Het is er wat duurder geprijsd dan elders maar daar krijg je dan ook wat voor: een klantvriendelijke bejegening. We staan in de bakkerszaak en de kleine meid komt ogen tekort. Nee, niet de aanwe zige populatie trekt haar aandacht maar de aanlokkelijke hazelnoottaartjes. Bijna drie jaar slaat ze binnen de kortste keren zo'n creatie van schuim, slagroom en hazelnoot naar binnen. En dame van in de veertig, rood jasje, zwarte broek, goudkleurig zijden sjaaltje en suikerspin op het hoofd is aan de beurt. 'Dag mevrouw.' 'Zo meisje, geef mij maar eens één krenten bol, twee croissants - zijn toch wel van van daag hè? - een half casino wit en een half ons roomboterkoekjes.' Het totaal verbouwereerde kind stamelt: Wat wou u ook weer mevrouw?' 'Ja meisje, zeker gisteravond laat geworden, hè?' Het blijft stil aan de andere kant: 'Twee croissants?' 'Keurig, meisje.' 'En verder mevrouw?' 'Eén krentenbol en een casino wit.' Ze legt het keurig op de toonbank. 'En een half onsje roomboterkoekjes', blaat suikerspin. 'En niet meer dan vijf, meisje.' "Vier euro vijf, mevrouw.' 'Heb je wel goed gewogen, meisje?' 'Ja mevrouw". Suikerspin geeft een tientje en telt wel drie keer haar wisselgeld na. 'Wilt u een tasje, mevrouw?' 'Nee meisje, het gaat in deze mand.' 'Dag mevrouw. Wie is er aan de beurt?' Voor dit soort onbenullen betaal ik graag wat meer. Ik bestel een halfje bruin en het door Fleur tje aangewezen gebakje. Dat kleine vingertje, die roze wangetjes, die pretoogjes, prachtig. 'Hij hoeft niet in een zakje, geef hem maar zo.' 'Opa, mag Fleurtje opeten?' 'Buiten in de auto, Fleur.' Het peloton ribbroeken dat wortelen en kaasprikkers serveert als hoofdgerecht op kinderfeestjes, kijkt verstoord. Een niet on aantrekkelijke dame kijkt mij verwijtend aan: 'U bent toch huisarts?' 'Ja mevrouw, zoals u zegt.' We gaan naar buiten, nagestaard door de manhen en vrouwen die mijn zaterdag zo plezierig maken. We rijden naar huis. Kin derliedjes galmen door de auto, overal ligt hazelnoot en schuim. 'Opa, Fleurtje plassen.' 'O jé, even wachten, we zijn zo thuis.' Het blijft stil en een inspectie in de spiegel leert dat de nood nog niet te hoog is. Wat ziet ze er toch heerlijk uit met haar schuim taartsmoeltje. In het stille huis is de eerste gang naar de wc. Ik sta voorover naast het Tekening: Bert van der Meij kind, rooie kop en morrel aan de bovenste knoop van het spijkerbroekje. Met 'mama doen' en 'oma doen' toont ze het weinige vertrouwen in mijn kwaliteiten. Eindelijk zit ze en doet gelukzalig haar plasje. Tijdens het stuntelig optrekken van de broek slaat ze haar kleine vlerkjes om mijn hoofd ten teken dat het goed is. Het is nu twee uur en we hebben samen nog een lange weg te gaan. Buiten kondigt de speaker van voetbalclub RCL de thuiswed strijd aan. 'Opa, mag Fleurtje koekje?' Er is mij alles aan gelegen de stemming in de ploeg te houden. 'Goed Fleurtje, pak er maar eentje.' Met haar kleine vingertjes graait ze door de zandkoekjes en een spoor van kruimels ach terlatend, gaat ze in de tuin op haar fietsje de buit oppeuzelen. 'Fleurtje, we gaan naar de voetbal.' De wandelwagen is er één van het modern ste soort met thermodeken en zachte rug leuning. Alle comfort aanwezig. Door mod der en plassen duw ik haar voort. Op het verharde gedeelte klinkt het: 'Opa rennen.' Opa rent en duwt de schaterende en zingen de kleine voort. De conditie is niet meer wat hij was en opa neemt het wandeltempo aan. Bevelend klinkt het: 'Opa rennen.' Twee oudere dames met hun hondjes knik ken vriendelijk naar mijn prinsesje. Het kind negeert hen volledig. We zijn weer alleen. Ik geef weer gas terwijl Fleurtje 'In de mane schijn, in de maneschijn' uitjubelt. Ze vindt het prachtig, net als opa. Wat is-ie trots. Ik hap naar lucht en vertraag. 'Opa rennen.' 'Opa kapot.' Ze heeft het door en zakt onderuit. Verbeeld ik het mij of heeft ze slaap? Het hek is open, de tweede helft is begonnen dus gratis en tree. Het is druk langs de lijn. 'Zo Meijer, nakomertje?' Ik kijk in het lachende gezicht van een pati ent, grijns wat en loop door. Mijn schone slaapster wordt overladen met bewonderen de blikken. Tenminste, dat vindt opa. Er is immers geen mooier kind dan zijn kleinkind. Op een stil stukje zet ik de wagen in de zon en volg de wedstrijd. Het koppie hangt nog steeds zijwaarts, de haartjes hangen nog steeds voor haar oogjes en de tevredenheid straalt van haar af. Opa is ook gelukkig. Zou zo'n kind al dromen? En als ze droomt, waarover droomt ze dan? De tegenstander is weggespeeld, de pompen in de kantine gaan open en opa gaat huis waarts. Door het doodstille bos, geen hond te bekennen. Herfstblaadjes dwarrelen van de bomen, soms is er het getik van een eikel tje op de grond. Op een open plek aan het water zet ik haar weer in de zon. Er staat een bankje waarop ik wat wegdroom. Ik schrik wakker van haar stem.'Opa, opa!' Ze wrijft de slaap uit haar oogjes en gaat weer rechtop zitten: 'Opa, opa!' 'Ja Fleurtje.' 'Opa rennen!' 'Mijn vader, ja mijn vader, ja mijn vader die is gek.' Pa, die wel thuis is, maar in 2'n eigen wereldje woont. Ma, die zo raar doet en vaak ru- zie met je maakt. Duizen den kinderen groeien op in een gezin waarvan vader of moeder een psychiatrische stoornis heeft. Zij lopen het risico ook zelf psychiatri sche klachten te krijgen. Om dat te voorkomen or ganiseert de Rijngeest Groep voor geestelijke ge zondheidszorg bijeenkom sten voor kinderen van ver schillende leeftijdsgroepen. Ans Visser (23) en Angéli- que van Paridon (25) heb ben zulke KOPP-bijeenkom- sten (de letters staan voor: kinderen van ouders met psychiatrische problemen) gevolgd, orthopedagoge Catelijne Sillevis leidt één van die groepen. Opgroeien met een psychiatrisch ge stoorde moeder. door Roelf Reinders De moeder van Angélique van Paridon is schi zofreen. Haar vader kon er op den duur niet meer tegen en wilde scheiden. Ma weigerde en mocht het huis niet meer in. Angélique, toen tien jaar, mocht de deur niet meer voor haar moeder opendoen. Die trok toen maar bij haar oma in waar ze veertien jaar woonde. Vervol gens werd ze opgenomen in de kliniek van de Rijngeest Groep. Nu woont ze zelfstandig in een huis waar ze onder psychiatrische begelei ding staat. Ans' moeder is... ja wat eigenlijk? Ans Visser weet het zelf ook niet, een diagnose is nooit gesteld. Maar dat haar moeder een psychiatri sche stoornis heeft, is duidelijk. Ans' zussen gingen al vroeg de deur uit, haar vader is van haar moeder gescheiden. Echte hulp is er nooit geweest. Ans' moeder woont nu alleen. Een zaam. Voor een maatschappelijk werker van de thuiszorg wil ze af en toe de deur nog wel eens opendoen. ns Visser:Al vroeg wist ik dat er wat met mijn moeder was. Toen ik zes was, ging ze huilen toen ik tegen haar bril stootte. Dan leer je wel dat je voorzichtig met je moeder moet zijn. Ze was erg kwetsbaar en ik wilde haar gelukkig maken. Ik wilde haar nooit meer aan het huilen brengen en verdrietig zien. Dat was achteraf gezien mijn doel, waarin ik natuurlijk niet slaagde. Achteraf Orthopedagoge Catelijne Sillevis (links) van de Rijngeest Groep en Angélique van Paridon, doch ter van een schizofrene moeder: „Als je een moeder met een psychiatrische stoornis hebt, is de ouderkind-rol geheel omgedraaid." Foto: Hielco Kuipers gezien, omdat ik me toen helemaal niet be wust was van het feit dat ik alles voor héér deed." Angélique van Paridon: „Mijn moeder was verward, instabiel, afwezig en zat de hele dag in haar stoel. Of ze liep met haar tas met zo genaamd belangrijk papierwerk door het huis. Ik heb daar eens in gekeken maar dat stelde helemaal niks voor. Ze leefde in haar eigen wereldje en was erg onvoorspelbaar. Werd kwaad om niks. Ik was altijd op mijn hoede, want haar woede-uitbarstingen richt ten zich altijd op mij. Toch was ik niet bang. Ik wist gewoon niet beter dan dat het nor maal was om rondjes om te tafel te rennen of naar de badkamer te vluchten met m'n moeder ziedend achter me aan. Ze zette me ook wel eens op straat." Catelijne Sillevis: „Maar dat is kindermis handeling. Lichamelijke en emotionele ver waarlozing van kinderen is typerend voor ouders met psychiatrische problemen." Van Paridon: „Kindermishandeling, dat weet ik nu. Ik wachtte dan aan het eind van de straat totdat m'n vader thuiskwam. Dan mocht ik achter het stuur zitten. Mijn vader, dat was een afwezige vader die in z'n werk vluchtte. Maar ik had wel een geweldige band met hem, nog steeds trouwens. Ik was thuis altijd zo op mijn moeders gedrag ge fixeerd dat ik die houding nu nog bij ande ren heb. Ik probeer altijd nog iemands stem ming te peilen." Visser: „Ik was zoveel mogelijk thuis om mijn moeder te helpen. Maar ik kon haar nooit laten zien dat ik verdrietig was. Ik hield met alles rekening met m'n moeder, dat was het belangrijkste. Mijn moeder gelukkig zien, dat was het enige dat telde. Had jij trouwens vriendinnetjes?" Van Paridon: „Ja hoor. Ik probeerde zoveel mogelijk van huis weg te zijn en wilde zoveel mogelijk andere kinderen om me heen." Visser: „Ik werd gepest. Ik liep ook altijd in kleren van Zeeman en ik durfde er niets van te zeggen. Dat zou haar alleen maar verdrie tig maken. Ik zag er niet uit, vond ik, en was erg verlegen. Minderwaardig en eenzaam voelde ik mij. Dat uitte zich in huilbuien en geslotenheid. Mijn boeken waren mijn vrienden. In de pubertijd had ik ook weinig om tegen aan te trappen, ik wilde mijn moe der natuurlijk geen pijn doen. Bovendien: als je geen identiteit hebt, is het ook moeilijk om eraan te sleutelen. Ik héd wel eens vrien dinnetjes die ik ook wel mee naar huis nam. Ze vonden mijn moeder ook best wel leuk. Maar het erge was dat ze niet als een gewone moeder het huishouden deed. Daar schaam de ik me voor. Dus als ik bezoek kreeg, zat ik de boel thuis eerst uitgebreid te schrobben. Vreselijk gênant. Achteraf geen veilige situa tie natuurlijk om in te worden opgevoed." Van Paridon: „Ik heb me ook vreselijk voor mijn moeder geschaamd. Op de middelbare school werd ik een keer door de conciërge opgehaald. 'Je moeder is er.' Ze had een ca deautje voor me meegenomen, zo'n pijp met snoepjes erin. Gênant gewoon." Visser: „Mijn moeder had last van wanen en was nogal paranoïde. Dat is ook de reden waarom ik vanaf mijn tiende geen contact meer met m'n familie heb gehad. Ze dacht dat iedereen haar pijn wilde doen." Van Paridon: „Mijn moeder was ook para noïde. En ook hypochondrisch. Ze dacht dat er iets met haar ribben was. Ze heeft wel twintig kijkoperaties gehad. Niets gevonden natuurlijk." Visser: „Ik heb me altijd schuldig gevoeld. Ze zei dat ze niet nóg een kind wilde. Daardoor voelde ik me ongewenst. Dat heb ik me erg aangetrokken. Nog steeds heb ik het gevoel dat ik gefaald heb. Ik heb het nog steeds niet volledig achter me kunnen laten. Ik bedoel: ik wéét het wel dat ik niet verantwoordelijk ben voor de situatie van mijn moeder, maar mijn gevoel zegt nog steeds wat anders. Ik ben nog altijd bang om anderen te kwetsen. En als ik dat toch gedaan heb, voel ik me eindeloos schuldig. Dat is moeilijk in vriend schappen. Ik loop op mijn tenen." Van Paridon:Als moeder boos of ongeluk kig was, zal ik wel iets fout hebben gedaan, dacht ik altijd. Dat schuldige gevoel, het al tijd alles op jezelf betrekken, dat blijft, ook in andere relaties. Ik herken zo goed wat je zegt. Geen ruzie willen maken, voor andere mensen willen denken." Visser: „Precies, niet kijken naar wat jezelf wilt." Van Paridon: „Het gaat altijd om de ander." Visser: .Altijd dat over je grenzen heen laten banjeren." Sillevis: „De gewone ouder-kindrol is ver dwenen, sterker nog: geheel omgedraaid." Visser: „Echt kind zijn we nooit geweest." Van Paridon: „Precies. Als iemand, die ik mijn geschiedenis vertel, tegen mij zegt: 'Wat erg voor je' en medeleven toont, kan ik volschieten. Ik besef dat ik de onvoorwaar delijke liefde nooit heb gekend en ook nooit meer krijg. En dat is heel pijnlijk." Visser: „Ik heb nooit mezelf kunnen zijn. Hoe is dat eigenlijk, jezelf zijn? Mijn zussen kozen voor zichzelf, ik koos altijd voor mijn moeder, niet voor mezelf. Mijn zussen kon den geen goed doen bij mijn moeder; ik was de heilige. Ik heb nog steeds moeite om voor mezelf te kiezen. Nu ben ik bezig om mezelf oké te gaan vinden. Ik wil een eigen leven. Ik was mijn moeder. Wat zij voelde, voelde ik. Nu begin ik zelf te voelen, zelf te leven." Op verzoek van de geïnterviewde is de naam van Ans Visser verzonnen. De Rijngeest Groep houdt voor de groepen van 8-12 jaar, 12-15 jaar en 16-23 jaar aparte KÓPP-bijeenkomsten. De eerste bij eenkomsten zijn volgende week. Opgave: Catelijne Sillevis, preventiemedewerker Rijngeest Groep: 071-5239559.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2002 | | pagina 36