'Zoveel werk in een klap verloren' Op zoek naar romantiek in het hooggebergte O Boeren aangeslagen na watersnoodramp Nieuwkoopse Polder ijdens de autorit door de polder met een grootte van circa zesduizend voetbalvel den (drieduizend hectare) lijkt het alsof er niets is gebeurd. Weilanden worden afgewis seld door akkerbouw. In de verte tekenen zich de contouren af van de dorpen Ter Aar, Nieuwveen, Zevenhoven en Nieuwkoop. Het water in de sloten staat laag. De koeien gra zen op het land en de spruiten, aardappelen en bieten staan er fris bij. Toch is het ongewoon stil op het land, waar eigenlijk trekkers af en aan zouden moeten rijden om de aardappeloogst binnen te ha len. Er gebeurt niets. Akkerbouwers wachten angstvallig af of hun piepers gaan rotten om dat ze meer dan 24 uur onder water hebben gestaan. Zulke aardappelen kun je beter niet naar huis halen, want dan steken ze het eer der gerooide en nog gezonde product aan. De eerste indruk is daarom verraderlijk. Ak kerbouwer Rien van der Berg loodst de dijk graaf en de burgemeester naar zijn perceel met spruiten. „Nu ziet het er nog goed uit", merkt Van der Berg op. „Maar hoe is dat beeld over drie weken?" De jonge akkerbou wer wijst naar het kroos dat nog op de spruitplanten ligt. „Zo hoog heeft het water gestaan." De inmiddels ook gearriveerde WLTO-bestuurder Piet de Graaf valt hem bij. „Wij hebben zelf ook een perceel in deze polder. De spruiten zien er nog goed uit en ik ben optimist van huis uit. Maar de erva ring leert dat de kwaliteit achteraf tegen valt." Machteloos moesten Van der Berg en zijn collega's zondag toekijken hoe het water op de gewassen zijn verwoestende werk deed. Meer dan 24 uur stonden zijn spruiten on der water, en dat belooft niet veel goeds. De schade had volgens hem kunnen worden voorkomen als de in de buurt gelegen on derbemaling, een soort hulpgemaal, had mogen werken. Maar op bevel van het wa terschap en de twee betrokken burgemees ters, Epskamp van Ter Aar en Barendregt van Liemeer, en loco-burgemeester De Knegt van Nieuwkoop stonden de onderbe malingen in de hele polder stil. „Onbegrijpe lijk dat een waterschap dat kan doen", mokt Van der Berg. „Te meer omdat het water hier nog hoger stond dan even verderop." Boeren sommeren te stoppen met het indi vidueel wegmalen van het overtollige water was een 'verduveld moeilijk besluit', aldus de dijkgraaf. Hij nam het, 'met de rug tegen de muur'. Hij moest wel, want het water kon als gevolg van de brand de polder niet uit. Als de onderbemalingen zouden blijven wer ken, zou de ene boer het water naar de an dere boer pompen. Burenruzies zouden op de loer liggen. Panman nam het omstreden besluit tijdens het 'crisisberaad' met de burgemeesters en de brandweer op die hectische zondagoch tend, enkele uren na de brand. Een bestuur der en een medewerker van het waterschap zijn snel daarna onder politiebegeleiding de boeren langs geweest om de brief met het bevel te overhandigen. „De politie ging mee", legt Panman uit. „Omdat we ons kon den voorstellen dat emoties een rol zouden gaan spelen. Maar ingrijpen was niet nodig.' Nadat de uit Amsterdam aangerukte nood- pompen de functie van het gemaal Nieuw koop konden overnemen, mochten de on derbemalingen vanaf maandagochtend weer malen. Honderd procent begrip kan Van der Berg na de uitleg van Panman nog niet opbren gen. „We noteren je opmerking en die ne men we mee in de evaluatie", zegt de dijk graaf hem toe. Bij een volgend bezoek, bij Willem Stokman in Zevenhoven, slaat de schrik de dijkgraaf en de burgemeester nog meer om het hart. Ze pakken een aardappel uit de grond, knij pen erin en de snert komt eruit. „Dit is een ramp. Hier zit niks goeds meer tussen", zegt Panman, die tot twee jaar terug zelf akker bouwer was in Oostelijk Flevoland. „Het is verschrikkelijk", zegt Stokman recht uit zijn hart. „Diep en diep triest. Het hele jaar loop je er achteraan. Vorige week vrijdag nog, heb ik een klein stukje proef gerooid. De aardap pelen zagen er mooi uit. En dan, in een paar uur tijd, is alles weg." Stokman is nog onder de indruk over de gi gantische hoeveelheid water die het afgelo pen weekeinde in de polder stond. De akker bouwer markeerde de hoogste stand met een stok en noteerde de historische datum - 25 augustus 2002 - op een brug. Hoeveel schade hij en circa vijftien collega- akkerbouwers hebben, is nog niet te zeggen. In opdracht van de WLTO brengt een taxa teur de omvang binnen een week in beeld. Dijkgraaf Panman schat in dat het voor een individuele ondernemer tot enkele tonnen kan oplopen. Niet zeker is of de gedupeer den hun schade, of een deel ervan, krijgen vergoed. Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Ne derland heeft al aangeklopt bij het rijk voor schadevergoeding als gevolg van de stort vloed aan regen in het hele land. „Als de deur van de overheid opengaat, dan moet die hier, in de Nieuwkoopse Polder, als eer ste opengaan", zegt Panman. De drie burge meesters en het waterschap benaderen daarom deze dagen de hogere overheden. Het waterschap verzoekt bovendien de ver zekeringsmaatschappijen schade als gevolg van de brand te vergoeden. En Panman no digt landbouwminister Veerman hoogstper soonlijk uit om zo snel mogelijk naar de rampenpolder te komen. „Ik hoop maar dat we eruit komen", richt akkerbouwer Stokman zich tot de dijkgraaf. „Zoveel werk dat in een klap verloren gaat, dat vreet. Dat vreet verschrikkelijk aan mij." Het water heeft zijn verwoestende wer king gedaan in de Nieuwkoopse Polder. Enkele honderden hectares aardappelen en spruiten liggen er te rotten in de grond. Overal in het land maken boeren de trieste balans op na de stortregen van zaterdag. Maar de akkerbouwers van de Nieuwkoopse Polder zijn het zwaarst ge troffen. Daar is ook dijkgraaf Panman van het waterschap De Oude Rijnstromen van overtuigd. Niet alleen viel er in korte tijd extreem veel regen, ook het gemaal dat het water uit de polder moet weg pompen brandde af. En dat allemaal in een van de diepste polders van Neder land. De verslagenheid onder gedupeerde boeren is een kleine week na de stortbui en nog altijd groot, zo blijkt tijdens een bezoek van de dijkgraaf samen met de Liemeerse burgemeester Barendregt aan het gebied. door Marieta Kroft ZATERDAG BI AUGUSTUS 2002 ER BIJ De Ter Aarse akkerbou wer Rien van der Berg (rechts) laat dijkgraaf Panman van Waterschap de Oude Rijnstromen (links) en burgemees ter Barend regt van Lie meer zien welke scha de het water aan de ge wassen heeft toege bracht. Foto: Mark Lamers Bergbeklimmen was een eeuw geleden nog een zaak van de hogere standen. Van baronnen met dubbele namen, die in loodzwaar 'bergbestijgers-costuum' met lange wandelstok ken over de gletsjer schreden, steevast vergezeld door een gids. In 1902 kwam de crème de la crème van hen bijeen in restaurant In den Vergulden Turk aan de Breestraat voor de oprichting van de eerste Nederlandsche Alpenvereeniging. De Leidse boekhandelaar en antiquaar Charles Dufour stelde Restaurant In den Vergulden Turk, anno 1902. Foto: archief kracht. Tenten en dergelijke waren veel zwaarder. Je moest al het voed sel zelf meenemen, want buiten de hoofdstad kon de bevolking niets verkopen; ze hadden alles zelf no dig." Anno 2002 is elke vierkante kilome ter op aarde in kaart gebracht en kunnen klimmers vanaf de top nog even het thuisfront bellen. Dufour had bij zijn expeditie naar de Himlung Himal en Manaslu Noord, 'niets anders dan een vaag fotootje' „We waren emorm veel tijd kwijt om te ontdekken wat een mogelijke rou te kon zijn. Wij hadden kaarten met een schaal van 1 op 256.000. Details stonden daar niet op." Die romantiek is verloren gegaan, geeft Dufour toe. Hij prijst zich ge lukkig dat hij die periode nog heeft mogen meemaken. Toch verlangt hij er niet naar terug. „Het is nou een maal het gevolg van de lage vliegprij zen en toegenomen vrije tijd. De we reld is opengelegd. De laatste pio nier in Nederland is eigenlijk Ronald Naar, die Antarctica als klimgebied heeft ontdekt. De naam van Ronald Naar wordt in het Nederlandse alpinistenwereldje met een mengeling van bewonde ring, jaloezie en afkeuring uitgespro ken. Evenals Bart Vos, die als eerste Nederlander op de Mount Everest stond, is zijn persoon met een sfeer van controverse omgeven. Van geen van beide klimmers zijn verhalen opgenomen in 'Bergland'. Om prak tische redenen, houdt Dufour vol, niet omdat het omstreden figuren zijn. „Wel hebben we natuurlijk na gedacht over hoe we de gebeurtenis sen tijdens de Everestexpedities van 1982 en 1984 moesten formuleren." Dat was niet makkelijk. Het lijkt wel of er een vloek ligt op de laatste twintig jaar van het Nederlands Hi- malayisme. In 1982 eindigde de eer ste Nederlandse Everestexpeditie in gekonkel. Een ruzie over de verde ling van een pot pindakaas werd voor het oog van de camera uitge vochten en niemand kwam zelfs maar in de buurt van de top. In 1984 zou Bart Vos wél de top hebben ge haald. Maar omdat hij foto noch ge tuige had, sluimerde de twijfel. Ma- riska Mourik, die in 1984 met Vos klom, kwam zestien jaar na dato naar buiten met de beschuldiging dat Vos de kluit had belazerd. Ook een door hem geclaimd solo-succes op de Dhaulagiri, een andere Hima- layareus, werd in twijfel getrokken. René de Bos, de officiële tweede Ne derlander op de Everest, nam in de media eveneens geen blad voor de mond door Vos' topsuccessen in twijfel te trekken. „Ik denk dat Bart Vos toch wel op de Everest is geweest, of in elk geval dichtbij", antwoordt Dufour na enig gepeins. „Het bereiken van de top van de Dhaulagiri is wél erg omstre den. Hij is er tot nu toe niet in ge slaagd duidelijk te maken waar hij bij die beklimming op welke dag was." Wie in elk geval wél op de Everesttop stond, is Ronald Naar. Maar ook zijn expediitie in 1992 is niet zonder smet gebleven. Na afloop ontstond com motie toen bleek dat Naar hoog op de berg geen hulp had gebodeoaan een stervende Indiase klimme^ttie door zijn teamgenoten was achter gelaten. Die beslissing verdedigde Naar met het argument dat een red dingsoperatie op 8000 meter hoogte zinloos en gevaarlijk was. Een storm van verontwaardiging brak los, maar Dufour denkt dat de omstreden klimmer juist heeft gehandeld. Ongelofelijk jammer, vindt hij al de ze negatieve aandacht voor de berg sport. „Dit boek hebben we een beetje los willen maken van die schaduwzijden. We hebben verhalen geselecteerd die het pure alpinisme beschrijven. Verhalen van de hand van de oorspronkelijke geïnspireer de bergbeklimmers." Bergland, een eeuw Nederlands al pinisme Charles Dufour en Robert Weijdert Uitgegeven door de Nederlandse Klim- en Bergsportvereniging, en Tirion Uitgevers Prijs: 33,90 euro Charles Dufour in zijn boekwinkel. Hij beleefde nog het staartje van de pionierstijd in de Himalaya. Foto: Hielco Kuipers samen met collega-klimmer Robert Weijdert een gedenk boek samen van een eeuw Nederlands alpinisme, waarvan de laatste twee decennia door schandalen zijn geplaagd. door Silvan Schoonhoven ver geen sport is zoveel ge schreven als over de bergsport. De boekhandel van Charles Dufour aan de Langebrug puilt ervan uit. Uitge rekend de schrijver van een stan daardwerk over het grondwater, be heert hier een enorme verzameling reisboeken, klimtijdschriften, land kaarten, panorama's en expeditie verslagen. De drang naar de top heeft hij niet zo, vertelt de mijnbouwkundig inge nieur. De nieuwsgierigheid om iets te ontdekken en de typische lichtval in het hooggebergte lokken hem naar de Alpen, niet de thrill van het gevaar. „Dat gevaar is er natuurlijk wel. Vorige week hoorde ik toch weer dat er een ernstig ongeluk was gebeurd. Ik denk niet dat het gevaar is wat klimmers zoeken. Wel de spanning, zoals motorrijders die ook zoeken." Dufour toont een ledenlijst uit de eerste jaren, vol deftige namen en indrukwekkende titels. De bergsport was in de beginda gen alleen wegge legd voor de ge goede klasse, ver telt hij. „Mensen met een ambtelijke of academische functie, waarin ze een bescheiden aantal vakantieda gen konden opne men. Dat was toen een uitzondering. Alpinisten kwa men vooral uit de Randstad, want met een koe in de wei kun je al hele maal niet op va kantie." De neiging om het hooggebergte op Het Mont Blanc-massief op een kaart uit 1906. Foto: Hielco Kuipers te zoeken, was de laatste uitloper van de romantiek, waarbij aan het eind van de negentiende eeuw ook een sportief element was gekomen. „Reizen op zich was al iets bijzon ders, maar het hooggebergte nog ex tra. Men was daar echt van onder de indruk, en verbaasde zich erover dat daar altijd sneeuw en ijs was en dat het vroor in juli." In Dufours boekhandel en antiquari aat zijn naast moderne uitgaven ook antieke expeditieverslagen te koop. Die roepen beel den op van de ko loniale tijd, met lange stoeten dra gers en bergbe klimmers als im perialistische ver overaars op expe ditie. Als deelne mer aan een Hi malaya-expeditie in 1964 beleefde Dufour nog een staartje van die pionierstijd. De drempel om op expeditie te gaan, lag toen veel ho ger dan nu, vertelt hij. .Alleen de vliegtickets waren al tien keer zo duur als nu, ge meten naar koop

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2002 | | pagina 39