Poëzie in weerbarstige context In de ban van de diamant Dichters en kunstenaars geven Watou nieuwe impuls Duizenden arme handen wroeten in de droge Indiase aarde ZATERDAG 3 AUGUSTUS Het Belgische Watou, het diepste puntje Nederlands taalgebied pal tegen de Franse grens, staat iedere zomer in het teken van poëzie en beeldende kunst. Internationaal erkende dichters en kunstenaars gaan er tijdens de Poëziezomer zooz voor de zzste maal dialoog en confrontatie aan met horizonten, schapen en gebouwen in vrije val. door Marjolijn de Cocq Op de kasseien van het marktplein staat een betonnen bouwsel. Bin nenin een betonnen bank, een be tonnen tafel. Een open venster omkadert de torenspits, de hemel. Rutger Kopland leest - zijn opgenomen stem plechtstatig in het grijze blok - De tafel aan het raam. „Ziet hij de vogels van de hemel hoe zij dwalen rond de toren van de kerk en de wolken hoe zij voorbij waaien." Op het oude dorps kerkhof klinkt naast de oorlogsgraven, uit een boom, Ivo van Strijtem met 'Oorlog 3'; „Een soldaat haalt adem waar hij hem vin den kan. Dan zucht hij diep, schrijft een brief of breekt zijn ogen." Woord en omgeving zijn één in Watou sinds Gwij Manderlinck (60) met zijn echtgenote Agnes in 1980 de oude pastorie betrok, op tweehonderd meter afstand van de Franse grens. De oud-bibliothecaris en dichter heeft altijd 'tussen taal geleefd, taal ingeademd en taal uitgeademd'. „Taal is mijn ademha ling." Met zijn verlangen het gedicht los te maken van de traditionele dichtbundel, grenzen tussen disciplines te verleggen en de zintuigen aan te scherpen, transformeer de hij een plattelandsdorp dat nog in de 19de eeuw was blijven hangen, tot cultureel epicentrum. En het dorp dat aanvankelijk 'grote ogen sloeg', zegt Manderlinck, hoorde het zilver rinkelen. Kon je vroeger de mussen op het dorpsplein tellen, er kwamen terrassen, res taurants, een hotel, B&B's. „Producten van onze passie. Het dorp heeft een nieuwe im puls gekregen. In de zomer is er creatieve vi taliteit. Maar in de winter is het roerloze hier heel sterk voelbaar, dan is er een hele inten se winterslaap." Het dorp zag sinds 1980 in totaal 850 beel dende kunstenaars voorbijkomen, 450 dich ters en op jaarbasis nu zo'n 20.000 bezoe kers, van wie meer dan de helft Nederlan ders - fanaten of toeristen op doorreis naar Gedichten op het water tijdens de Poëziezomer in Watou. Foto: GPD/PR 1V*» 'rr het Zuiden. „Je zit hier even ver weg van Amsterdam als van Parijs. En Calais ligt ook dichtbij." De eerste poging van Manderlinck, 22 jaar geleden, om kunstenaars uit verschillende disciplines in een Poëziezomer aan elkaar te verbinden was 'een gok' en het duurde een paar jaar om de juiste formule te vinden. „De relatie woord/omgeving is nog nooit zo ver afgetast. Dat vergt incubatietijd. Dit is overgangsgebied en ook een beetje niemandsland. Dat maakt het zo aantrekke lijk. Maar precies in dót stukje niemandsland komt de wereld samen. Het is een 'eilandje' met een elektrische uitstraling. We krijgen hier de wereld cadeau." Grote namen Sinds 1989 heeft Manderlinck voor de inte gratie van de beeldende kunst medewerking van Jan Hoet, directeur van het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst te Gent. Kwali teit staat voorop, de kunstenaars moeten zich hebben bewezen. Al is er ook plaats voor jonge kunstenaars. „Co Westerik, Karei Appel, de grootste namen uit de kunstwereld zijn hier langs geweest", zegt Manderlinck. „Er heeft nooit een kunstenaar geweigerd, mijn grootste probleem is juist kunstenaars te weigeren. Met de jaren heeft Watou be kendheid gekregen, elke dag ligt er wel een pakket in de bus van een kunstenaar die zich presenteert." De kunstenaars worden in het voorjaar uit genodigd om dorp en omgeving te verken nen. Leegstaande huizen worden voor de zomer gehuurd als locatie. Manderlinck: „Het is normaliter voor de kunstenaars een zekere schokervaring. Wat moeten wij in de ze koeienstal doen? Ze moeten hier werken met huizen in vrije val, met gaten in het dak, met plafonds die bijna op je neerkomen. Ze komen in een weerbarstige context terecht, ver van de museale. Er zijn geen witte mu Organisator Gwij Manderlinck: „Alle zintuigen, alle elementen spelen mee om van het hele dorp één groot gedicht te maken." Foto: GPD/Sabine Allemeersch ren, er is geen galerie. Er is alleen de infra structuur van het dorp en het landschap." Sommige jaren staat een dichter centraal of krijgt een kunstenaar carte blanche. Jan Fa- bre heeft ooit 21 kamers ingericht. Toen Hu- go Claus 65 werd, was hij 'centraal figuur' en werden ruim 25 gedichten van zijn hand ge confronteerd of geassocieerd met beeldende kunst. Voor de Poëziezomer 2002, die in en om het dorp werd vormgegeven door scenograaf/regisseur Niek Kortekaas, is het thema de universele onrust die mede door de terreuraanslagen van 11 september werd blootgelegd. Manderlinck: „Ik draaide op 11 september de knop van de BBC open en hoorde de tweede toren van het World Trade Center vallen en dacht: bon, dat wordt Wa tou volgend jaar - dat apocalyptische geluid dat ik hoorde in New York." Maar het thema werd gaandeweg universe ler. „Je mag je niet fixeren op één feit. En die universele onrust is ook in dit dorp aanwe zig. Dit is een streek die weerbarstig is, maar ook weerloos. De Eerste Wereldoorlog heeft hier sporen nagelaten, tienduizenden, hon derdduizenden mensen liggen hier onder de grond. Overal liggen nog skeletten, wapen tuig. Bij het spitten stoot je op de oorlog, bij het delven van een put stoot je op de oorlog. De oorlpg wordt hier letterlijk opgerakeld. In vergelijking tot de Eerste Wereldoorlog is 11 september toch een miniatuurbeeld. Die gruwel proberen we dit jaar zachtjes naar boven te halen. Niet expliciet, maar onder huids." Zeven locaties Vertrokken werd vanuit Luceberts gedicht 'Er is alles in de wereld het is alles'. „Binnen het gebroken papier van de macht gaapt onder de verdwaalde kogel van de vrede gaapt voor de kortzichtige kogel van de oor log de leeggestolen schedel de erosie." De onrust wordt op zeven locaties in en om Watou verwoord en verbeeld door 25 dich ters en twaalf kunstenaars met bestaand werk of werk in opdracht. In een leegstaand huis aan het marktplein van Watou, de te gelvloeren intact in de spectaculaire 17de- eeuwse bouwval, is de onrust subtiel vorm gegeven in de fotoserie New Anniversaries van Mark Manders en Marije Langelaar die met kleine beeldverschuivingen en indrin gende portretten een gevoel van vereenza ming wekken. Buiten, bij twee grote met wa ter gevulde witte tafels van Dimitri Van- dergrunbeek, weerklinkt in het gedicht De dove en de blinde van Paul Eluard de onstui migheid en agressiviteit van de zee. Recht voor z'n raap is de installatie 'karaoke voor potentiële dictators' van Phillipe Ra- mette: in een boerenschuur, de toeschou wers aan rijen banken gezeten, kan woord voor woord worden mee-georeerd met oude opnamen van Mao, Mussolini, Stalin of Hit ler. De kracht van een explosie is voelbaar in de auto van Michel Harteman, die uiteenge spat in losse onderdelen aan de dakspanten hangt. Op het speelplein van het oude dorpsschooltje, dat op de nominatie staat om te worden afgebroken, hangt het gedicht Dat er een zin zou zijn van Guillaume van der Graft in een dubbele associatie met de zin des levens en de zinnen die de leerlingen van weleer in het schooltje penden. Tussen de lindebomen langs het beekje achter het kerkhof weerklinkt in opperste melancholie Remco Camperts klaagzang Lamento. „Wij proberen op de een of andere manier uniek te zijn", zegt Manderlinck, „anders te zijn dan je vermoedt. Alle zintuigen, alle ele menten spelen mee om van het hele dorp één groot gedicht te maken. Het dorp, de na tuur dicteren mij soms wat ik moet doen, dat wordt mij ingefluisterd." Poëziezomer 2002: Tabula - 'Er is alles In de we reld het is alles'. Tot 8 september 2002 van 14.00 uur tot 19.00 uur, op zon- en feestdagen van 11.00 uur tot 19.00 uur. Dichtersoptredens: Eva Gerlach 4 augustus, Gerrit Komrij 11 augustus, Peter Verhelst 15 augustus, Anton Korteweg 18 augustus, Eddy van Vliet 25 augustus, Stefan Hertmans 1 september, Hugo Claus 8 september. Toegang 9 euro, catalogus 20 euro. Om het uur vertrekt een speciale bus van station Poperinge naar Watou. http://users.pandora.be/poeziezo- mers.watou Op de plek waar ooit de befaamde Indiase diamant, de Koh-i-Noor, werd gevonden, troffen dorpelingen kort geleden diamanten aan op de bodem van een leeggevallen meer. Dit was het sein voor diamantkoorts in de regio. Maar zoals zo vaak wordt de hoop overvleugeld door teleurstelling en afgunst. door Harald Doornbos De oude en gammele bus die over de hoofdweg van het stoffige dorpje Paritala rijdt, zit vol met mensen die uit de openstaande ramen schreeu wen: 'Diamanten, diamanten!'. Even verderop gaat er net een school uit en rent een groep kinderen joelend richting het nabijgelegen droogge vallen meer. Ook zij roepen: 'Dia manten!'. Paritala, een onbeduidend gat op 230 kilometer ten oosten van de Zuid-Indiase stad Hyderabad, is in de ban van 's werelds hardste en kostbaarste edelsteen. De diamantkoorts kon alleen maar ontstaan omdat het hier al lange tijd niet heeft geregend. De jaarlijkse moesson wil namelijk maar niet be ginnen, de passerende wolken wei gerden open te breken. De boeren in de regio klaagden steen en been: het was volstrekt onmogelijk om hun ge wassen te planten in de gort droge grond. Zelfs de rivier de Krishna, die even Arme families wroeten in Paritala, Zuid-lndia, in de aarde, op zoek naar diamanten. Er wordt echter niets waardevols ge vonden. Foto: GPD/Harold Doornbos verderop stroomt en honderd kilo meter later uitkomt in de Indische Oceaan, is verworden tot een mieze rig stroompje. De ver van elkaar lig gende oevers hebben meer weg van een zandstrand, maar maken duide lijk dat dit ooit een brede rivier moet zijn geweest. De ellende voor de be volking van Paritala bereikte haar top toen het vlak naast het dorpje gelegen meer ook droogviel. Het dorp was de wanhoop nabij: geen water meer voor de gewassen, de palmbomen en de buffels. Er kwam een abrupt einde aan het geklaag toen een vrouw uit het dorp over de bodem van het opgedroogde meer liep en plotseling iets zag glin steren in de zon. Ze raapte het op, nam het mee naar huis en wat bleek: het steentje was een ruwe diamant van 10 karaat. Ze verkocht de steen aan een diamanthandelaar uit Hyde rabad voor 10.000 euro. Een koopje, want de werkelijke waarde van de steen bedraagt ongeveer 30.000 eu ro. De vondst van de vrouw bleef niet onopgemerkt in zo'n kleine ru rale samenleving. Geruchten deden de ronde dat er een diamant was gevonden van 100 karaat. Anderen hadden gehoord dat er duizenden diamanten voor het oprapen lagen op de bodem van het drooggevallen meer. Niemand wist er natuurlijk het fijne van, maar als de koorts toeslaat, maakt dat niet veel meer uit. En zo geschiedde dat er binnen enkele uren honderden dorpelingen met hun handen in de bodem van het meer zaten. De vol gende dag nam hun aantal toe tot een paar duizend, want vanuit de naburige dorpen waren hele families gearriveerd. Op dag 3 zag het meer zwart van 30.000 gravers. Ook geluk zoekers uit het duizend kilometer verderop liggende Mumbai (het voormalige Bombay) hadden Parita la inmiddels op de kaart weten te vinden. De diamantkoorts is bijna een week oud als er op de akkers naast het meer zo'n duizend mensen aan het graven zijn. Waarom zit niemand in het meer? „Kijk zelf maar", zegt een man terwijl hij met zijn vinger wijst in de richting van een paar palmbo men waaronder een zestal politie mannen de wacht houdt. Het blijkt sinds een dag of twee verboden te zijn om het meer te betreden. De lokale overheid, die nooit oog heeft voor de problemen van het dorp, is er nu wel als de kippen bij om de mogelijk aanwezige diaman ten voor zichzelf veilig te stellen. „Het meer is publiek bezit", beweert politieman Rakesh. „Dus mensen die diamanten voor zichzelf hpuden, overtreden de wet en maken zich schuldig aan een vorm van diefstal. Daarom is het meer verboden ge bied." Maar omdat de akkers rond het meer privébezit zijn van de boeren, kunnen de met lange bamboestok ken bewapende dienstkloppers niet voorkomen dat de akkers bevolkt worden door honderden mertsen die aan niets anders denken dan dia manten. Hele families zitten met kleine stokken in de grond te spitten. Centimeter voor centimeter door wroeten ze de aarde. Kinderen, maar ook volwassenen, klampen je aan en vragen, of je hun 'diamanten' wil ko pen. De meeste exemplaren zien er uit als kiezels. Slechts een paar zijn doorzichtig waardoor ze tenminste iets weg hebben van ruwe diamant. „Is dit een diamant?", vraagt N.K. Gandhi, een dorpeling, terwijl hij een bruine steen laat zien. Een an der kijkt naar de steen en zegt: „In geen duizend jaar." Het probleem is dat bijna niemand hier weet wat een diamant eigenlijk is of hoe-ie eruit ziet. Deze mensen zijn over het algemeen zo arm, dat ze nog nooit een diamant hebben gezien. Rijst, buffels, betonnen huis jes en palmbomen kennen ze. Maar diamanten? Nee. Een goed maandloon in het dorp is 2.000 rupies, omgerekend 45 euro. Een laag inkomen, en dat hebben de meesten, bedraagt 1.000 rupies, net iets meer dan 20 euro. De werklozen - en ook dat zijn er behoorlijk veel - hebben helemaal niets. Een diamant ter grootte van een luciferskop staat hier gelijk aan een paar jaarsalaris sen. En dan te bedenken dat de Koh- i-Noor, die in 1406 in dit gebied werd gevonden in de omgeving, on geveer duizend keer groter is. Is het daarom gek dat Raj al een week lang op z'n hurken zit? Hele maal afkomstig uit Mumbai hoopt hij op een wonder. „Als ik hier dia manten vind, kom ik terug in Mum bai als een koning", zegt hij. Z'n handen zijn volledig verweerd van het gegraaf, z'n gezicht zit onder het stof. In een plastic zak draagt hij een vijftigtal stenen. „Ik geloof niet dat het diamanten zijn, maar als die vrouw onlangs vier lakh rupies (10.000 euro, red) voor een steen heeft gekregen, dan kan ik dat ook." Even verderop zit de familie Kumar, Vader, moeder en een paar kinde ren. Afkomstig uit de regio vertelt de vader dat ze niets anders te doen hebben dan zoeken naar diamanten. „Mijn akker is verdroogd, daar kan ik toch niets op verbouwen." Maar het leger van gravende armen is weinig succesvol. Diamanten wor den niet gevonden, kiezelstenen des te meer. De sfeer wordt steeds min der gezellig. Mensen roddelen en beschuldigen elkaar ervan de goede plekjes in te pikken. De duizenden handen mogen dan non-stop door de aarde wroeten, niemand heeft na al die dagen iets waardevols gevonden. De aiamant- koorts levert tot nu toe zegge en schrijve één echte diamant op. Men sen raken moedeloos. Zelfs Raj uit Mumbai denkt eraan om weer terug te keren. Niet als koning maar zoals hij vertrok: een arme sloeber die niet alleen een illusie maar ook het geld van een treinkaartje armer is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2002 | | pagina 31