Virussen als postzegelverzameling
Ab Osterhaus
en de
onzichtbare
bedreigingen
1st,
'-.-'v.--':
1Hi
)sterhaus: „Heel veel problemen voor de volksgezondheid komen uit de dierenwereld." Foto: GPD/Harmen de Jong
ZATERDAG
13 JULI
2002
ER
BU
Ab Osterhaus (54) wilde in
zijn jonge jaren
sportleraar worden, maar
is nu een beroemd
viroloog. Griep, BSE,
poederbrieven,
zeehondensterfte, mond
en klauwzeer: geen
incident of hij wordt
geïnterviewd. Intussen in
hij ook hoogleraar in
Rotterdam en Utrecht,
voorzitter, directeur dan
wel lid van tientallen
instanties, en reist
constant over de wereld.
„Ik moet het afkloppen,
maar ik ben weinig ziek."
door Dick Hofland
I k ben weinig thuis. Ik ben
I gescheiden en heb twee ou-
I dere kinderen die hun eigen
leven leiden, waardoor ik minder
dan vroeger rekening met anderen
hoef te houden. Vroeger ging ik drie,
vier weken op vakantie, nu niet
meer. Door mijn werk kom ik al over
de hele wereld. En omdat ik me veel
bezighoud met bedreigde diersoor
ten, kom ik ook nog eens op plekken
waar niemand anders kan komen. In
bijvoorbeeld Thailand en Afrika ben
ik op de meest fantastische plaatsen
geweest. Soms gaat één van mijn
kinderen mee en dan plakken we er
een week aan vast.
Ik ben niet bang dat ik daar een vi
rusinfectie zal oplopen. Ik weet wat
de risicogebieden zijn, weet waar ik
op moet letten, maar je kunt natuur
lijk niet alles voorkomen. Er zit hier
en daar een gat in de kennis over vi
russen, we weten niet alles. Ik moet
het afkloppen, maar ik ben weinig
ziek. Ik ben ook niet bang dat ik door
mijn werk besmet raak. Het is niet
gevaarlijker dan in een vliegtuig
stappen. Je kunt niets voor honderd
procent uitsluiten, er zijn in andere
labs op de wereld enkele mensen
besmet geraakt met hiv of andere vi
russen en er zelfs aan overleden.
Wij hebben strenge regels en voor
schriften en iedereen die een ruimte
binnengaat waarin we met gevaarlij
ke virussen werken, moet tekenen
dat hij of zij die regels kent en zich er
aan zal houden. Bij de minste of ge
ringste overtreding kom je het lab
niet meer in.
Ik probeer niet meer dan dertig pro
cent van mijn tijd in het buiteidand
te zijn, en dan het liefst zo kort mo
gelijk. Als ik naar Tokio ga, vertrek ik
bijvoorbeeld op vrijdag en dan vlieg
ik zaterdag weer terug. Naar Amerika
ga ik hooguit enkele dagen, bijvoor
beeld vrijdag heen, zondag terug.
Waar ik ook ben, ik houd de Neder
landse tijd aan. Dus ook al is het pas
acht uur 's avonds, als het dan in
Nederland na middernacht is, ga ik
slapen. Om twee, drie uur 's nachts
plaatselijke tijd sta ik op, doe alle
lichten aan en ga aan het werk, om
dat het dan in Nederland ochtend is.
Als ik daarna in Nederland terug
kom, heb ik geen last van jetlag, ver
lies ik geen tijd en kan ik gewoon in
het vertrouwde ritme doorwerken.
Ik werk veel, erg veel, maar ik kan
het wel relativeren. Als ik soms op
zondag in het lab aan het werk ben
en een stel collega's gaat naar Fey-
enoord, dan ga ik wel eens mee. Al
ben ik eigenlijk een Ajax-fan, want ik
kom oorspronkelijk uit Amsterdam.
In mijn jonge jaren was ik een en
thousiast voetballer. Ik was in die
tijd gek op sport. Heb gevolleybald,
gehandbald, een stuk of vijf team
sporten gedaan. Wat ik nu doe, is
ook teamsport. Ik moet een hele se
rie 'primadonna's', want dat zijn die
onderzoekers, bij elkaar houden.
Als puber wilde ik na de middelbare
school naar de Academie voor Li
chamelijke Opvoeding om sportle
raar te worden, terwijl mijn ouders
het op prijs zouden stellen als ik
priester zou worden. Ik kom uit een
katholiek gezin met zeven kinderen
en mijn ouders namen het geloof erg
serieus. Niet zoals het klassieke cal
vinistische plichtsbesef, daar had
den we niks mee, en ik op school ze
ker niet, want huiswerk en zo, daar
hield ik niet van. De roomse lol, het
joie de vivre, stond meer op de voor
grond. Op mijn elfde ben ik nog een
week op het seminarie geweest,
maar ik had snel door dat daar mijn
toekomst niet lag. Grappig genoeg is
mijn oudste broer een jaar geleden
alsnog priester geworden.
In mijn kinderjaren kwam ik vaak op
boerderijen, ik had veel belangstel
ling voor dieren. Misschien dat ik
daardoor na de middelbare school
heb gekozen voor diergeneeskunde,
ik weet het niet, maar het was in elk
geval geen 'heilig moeten'. Meer
omdat andere studies me niets le
ken. Geneeskunde vond ik nog wel
boeiend, maar dat leek me veel te
hard werken. Dat bleek later bij dier
geneeskunde nog veel erger te zijn.
Als ik toch geneeskunde zou hebben
gekozen, was ik vermoedelijk ook bij
mijn huidige vak van viroloog uitge
komen, want ik vind dit toch wel
héél fascinerend. Ik ben nog een
blauwe maandag dierenarts geweest,
maar ik stuitte daar op precies het
zelfde probleem als in de studie, na
melijk dat het alleen maar over huis
dieren ging. Honden, katten, koeien
en een beetje kameel, maar verder
niets. Dat vond ik te beperkt. Wilde
dieren vond ik veel boeiender. Nu
nog, maar dan wel vooral de soorten
die worden getroffen door virussen.
Ik ben geïnteresseerd in virussen in
het algemeen, of ze nou bij mensen
of bij dieren voorkomen. Het virus
dat de laatste 350 monniksrobben
voor de kust van Mauretanië met
uitsterven bedreigde, boeide me net
zoveel als de griepvirussen die tien
tallen miljoenen mensen kunnen
doden. Virussen kunnen vaak op en
neer springen tussen diersoorten.
De mens is gewoon een ander dier,
een onderdeel van een groot ecosys
teem. Heel veel problemen voor de
volksgezondheid komen uit de die
renwereld. Pokken is uitgeroeid,
maar in Afrika zie je ineens een pok-
kenuitbraak. Dat blijkt apenpokken
te zijn, die overspringt naar de
mens. Mazelen net zo. Als het uitge
roeid is, zullen er verwante virussen
van dieren naar de mens oversprin
gen.
Er zijn diverse virussen bij dieren die
klaar staan om naar mensen over te
springen. Influenzavirussen en hiv
zijn direct uit de dierenwereld af
komstig. HIV, het virus dat aids kan
veroorzaken, komt van chimpansees
en ook een variant, HIV-2, komt oor
spronkelijk uit een apenreservoir in
Afrika en heeft zich inmiddels ook
over de hele wereld verspreid. In
fluenzavirussen komen oorspronke
lijk van vogels. Wij analyseren hier in
het lab dagelijks vogelpoepmon
sters, op zoek naar virussen of spo
ren van virussen.
Ik vind dat fascinerend. Het is een
soort detectivewerk. Constant zoe
ken, afstrepen, verbanden leggen.
Ergens gaan massaal mensen of die
ren dood en dan moeten wij er zo
snel mogelijk achter zien te komen
wat er aan de hand is, of het een be
kend verschijnsel is of iets nieuws.
Hoe sneller je dat weet, hoe sneller
je kunt ingrijpen. Het begint vrijwel
altijd bij een ziektebeeld. Lijkt het er
gens op? Is het nieuw? Hebben we
het al eerder gezien? Wat voor virus
is het? Hoe maakt het ziek? Hoe gaat
het rond? Soms is het een al be
staand virus en kun je de kennis
daarover gebruiken, soms is het
nieuw. Het is net een postzegelver
zameling: heb ik die al of kan ik een
nieuwe inplakken? Zodra we een vi
rus hebben gevonden, laten we de
hele trukendoos er op los om te zien
of we het virus kunnen ontdekken
en er een bestrijdingsmethode voor
bestaat of dat we er een kunnen ma
ken.
In mijn vak is het snel vinden be
langrijk. Daarbij moet je volledig ze
ker zijn. Op het moment dat ik pu
bliekelijk zou zeggen: 'In Nederland
is iemand besmet met het Ebola-vi
rus', dan doe ik dat alleen als er geen
enkele kans bestaat dat ik het de vol
gende dag weer moet ontkennen.
Pas als je het honderd procent zeker
weet, kun je het bestrijdingsscenario
in werking stellen. Dat onderzoek
kan vaak helaas niet zonder dier
proeven en tot mijn schrik zie ik een
tendens, zeker in het Europees Par
lement, om een compleet verbod op
experimenten met apen in te stellen.
Toegegeven: er zijn wantoestanden
met apen geweest, iedereen kent de
vreselijke beelden, en het is terecht
dat daar hard tegen wordt geprotes
teerd. Je mag het uitsluitend onder
strenge voorwaarden doen. Als we
met z'n allen vinden dat die testen
niet meer mogen, oké, maar dan
moeten we wel beseffen dat we
geen, of pas veel later middelen te
gen een aantal ziektes kunnen ont
wikkelen.
Als je die hartverscheurende beelden
van apen laat zien, moet je ook die
vreselijke aids-beelden uit Afrika la
ten zien. Want daar hebben we het
dan over. Aan het 'lijden' van apen
kun je niet, of pas veel later iets
doen. Inspelen op primaire emoties
mag best, maar laat dan ook de an
dere kant zien. Wij werken veel in
Azië en Afrika, en daar zie ik die an
dere kant. Het is een kwestie van af
wegen. Ik heb het niet over proeven
ten bate v^n de cosmetica, maar
over proeven waardoor je vaccins
kimt vinden tegen malaria, hepatitis-
C, wereldbedreigende griep, aids
wellicht en andere levensbedreigen
de virussen die we nu nog niet ken
nen. Je zult het lijden van apen te
genover het lijden van de mens
moeten zetten. Dat is een eerlijke af
weging.
We hebben tegenwoordig heel snel
een mening, omdat we ziektes niet
meer zien. We zien het lijden in Der
de-Wereldlanden niet, we zien geen
kinderen met kinkhoest, polio of
mazelen. Daardoor constateer ik,
vooral bij jonge ouders, ook steeds
meer de opvatting dat kinderziekten
goed zouden zijn. Omdat ze het af
weersysteem zouden versterken.
Nonsens. Mensen denken dat alleen
maar omdat ze het ziektebeeld niet
zien. Of beter: niet meer zien, zoals
de oudere generatie. Over de hele
wereld gaan bijna een miljoen kin
deren per jaar dood aan mazelen,
een ziekte waar hier goed tegen te
vaccineren is.
Velen denken hier dat HIV geen pro
bleem meer is, omdat het hier rela
tief weinig mensen treft en het hier
steeds beter te behandelen is. Wij
zien het eigenlijk niet meer. In Afrika
en India wel, daar gaan zo'n drie
miljoen mensen per jaar dood aan
aids. Influenza, ook zoiets. Dat is
misschien wel het meest onder
schatte virus ter wereld. Veel men
sen denken nog altijd dat het niet
veel voorstelt, een griepje. Griep is
een killer! In Nederland overlijden
elk jaar minimaal duizend mensen
aan de wintergriep. Dat zijn meer
slachtoffers dan jaarlijks in het ver
keer vallen. Over de hele wereld zijn
er in de vorige eeuw tientallen mil
joenen mensen overleden aan drie
griepepidemieën: Spaanse griep,
Aziatische griep en Hong Kong-
griep, en aan de influenzavirussen
die daarna zijn blijven circuleren.
Alleen al aan de Spaanse griep zijn
twintig tot veertig miljoen mensen
dood gegaan, dat was één twee
procent van de wereldbevolking.
Zo'n griepuitbraak ligt nog steeds op
de loer en de uitbraak van een nieu
we griepepidemie die wereldwijd
toeslaat, is slechts een kwestie van
tijd. Ik wijs beleidsmakers er al een
hele tijd op dat ze een draaiboek
klaar moeten hebben liggen voor als
het zo ver is. Dat geeft je de moge
lijkheid om voldoende antivirale
middelen op te slaan en een vaccin
te ontwikkelen."
„Het is een koud kunstje om een vi
rus aan te maken waar in één keer
honderd mensen aan dood zullen
gaan. Wat mij verwondert, is dat het
nog zo weinig is gedaan. Mensen
hebben heel lang het idee gehad dat
wij met onze mensen in de laborato
ria leuke science-fictionploegjes
hadden, maar als een kwaadwillende
groep bereid is wolkenkrabbers bin
nen te vliegen, dan is de stap naar
bioterrorisme niet groot. Het is een
reële dreiging. De vraag is of ze ook
slachtoffers in eigen kring accepte
ren. Als je, laten we zeggen, een pok-
kenvirus zou gebruiken, dan is dat
ook een gevaar voor eigen mensen,
want zo'n virus is moeilijk binnen de
perken te houden. Als dat ze niets
kan schelen, ja dan kunnen we nog
wat verwachten.
Als je alleen de economie van een
land wil treffen, zijn virussen ook
goed te gebruiken; denk maar aan
het verspreiden van mond- en
klauwzeer, maar met relatief geringe
middelen kun je ook een gigantisch
effect bereiken. Er zijn in de VS
'slechts' vijf mensen aan anthrax,
miltvuur, overleden terwijl de hele
economie er onder heeft geleden.
Anthrax is bovendien alleen dodelijk
voor degene die het binnen krijgt,
terwijl veel virussen zich van mens
tot mens door de lucht verspreiden
en dus iedereen kunnen treffen. Als
iemand bereid is zichzelf met pok
ken te besmetten en voordat hij
dood gaat op een drukke dag hoes
tend door Hoog Catharijne in
Utrecht zou gaan lopen, nou reken
maar dat er binnen de kortste keren
een uitbraak van pokken is. Met an
thrax hoefje slechts een paar brie
ven te versturen, jijzelf noch je om
geving loopt gevaar en de gevolgen
zijn toch draconisch.
Wij virologen kunnen nog veel 'rotti
ger' dingen maken. Je moet wel een
sick mind hebben om dat te willen,
maar je moet er rekening mee hou
den dat er zulke mensen zijn. Aan
het einde van de Koude Oorlog ben
ik in Rusland geweest. Dat was sur
realistisch, daar werd je koud van.
Op grote schaal waren ze bezig met
ebola, lassa en pokken, bedoeld om
eventueel te gebruiken voor biologi
sche oorlogvoering. Nu kennen we
die virussen goed, dus zijn er vaccins
of goede draaiboeken voor ontwik
keld. Een groot gevaar van biologi
sche oorlogvoering en bioterrorisme
is dat ook virussen gebruikt kunnen
worden die normaal eigenlijk niet
voorkomen. Virussen waarmee is
'geknutseld', zodat ze moeilijk te
herkennen zijn en dus moeilijker te
bestrijden. Omdat die dreiging al
heel lang bestaat, zijn er vele scena
rio's gemaakt voor wat er zou kun
nen gebeuren, en wat je er tegen zou
kunnen doen.
Vorig jaar juni hebben ik met een
groep wetenschappers voor de Ge
zondheidsraad een rapport gemaakt
over bioterrorisme. Wij zeiden: het
gevaar is niet denkbeeldig en we
moeten ons er zo goed mogelijk op
voorbereiden. Dat rapport werd in
eerste instantie wat lauw ontvangen,
maar na 11 september werd hier en
daar zelfs gesuggereerd dat het niet
ver genoeg ging. Een doemscenario
zou kunnen zijn dat een virus met
de ernst van het ebola-virus door de
lucht wordt verspreid.
Minister Borst van volksgezondheicr
heeft ons gevraagd om het rapport
aan te scherpen en op een aantal
punten nader in te gaan. Inmiddels
is er op grote schaal pokkenvaccin
geproduceerd en is een groot aantal
scenario's ontwikkeld voor het geval
er een bioterroristische aanval komt.
Wij zijn nu redelijk voorbereid, we
ten snel hoe we er achter kunnen
komen om wat voor virus of bacterie
het gaat en wat we er eventueel te
gen kunnen doen."