De magie van hitparade O i ledereen wil één met stip Hoe Gerard Joling een storm in een glas water veroorzaakte. De opmerkelijke overeenkomst tussen Vanessa en Kabouter Plop. En de wonderlijke wereld van de hitlijstenstudie, oftewel de hitologie, waarin Gert Timmerman voor meer opwinding zorgt dan Herman Brood. Een duik in de Mega Top 100 en de Top 40. door Peter Bruyn C4rl-,jfQT> c-ivaa +orj o fbgu oit was er een Engelsman, F Pete Wingfield, die zijn bo terham verdiende als ses siepianist voor talloze sterren, van Paul McCartney tot The Hollies en The Everly Brothers. Zijn 'vijftien minuten roem' verkreeg Wingfield echter met zijn eigen liedje Eighteen with a Bullet ('Achttien met Stip') dat begin augustus 1975 ook de Ne derlandse Top-40 binnenkwam. Twee weken later was het gestegen tot de - jawel - achttiende plaats. Verder kwam-ie niet, want onmid dellijk begon de steile afdaling. Toe val, die achttiende plaats, of hadden de hitlijst-samenstellers voor de aar digheid een handje geholpen? Een jaar later, zomer 1976, dacht de Canadese groep Bachman Turner Overdrive - of hun platenmaat schappij - dat stuntje nog eens te herhalen: hun single heette heel am bitieus Looking out for Number one. Maar daar trapte het platenkopend publiek niet in, en de hitlijst-samen stellers evenmin. Het plaatje bleef steken op de eenentwintigste plaats en Bachman Turner Overdrive raak te snel in de vergetelheid. Hitlijsten. Ze spreken al sinds de ja ren vijftig tot de verbeelding. Als me tafoor voor de ladder naar de roem. Voor de maatschappelijke ladder zelfs. Maar hoe zit het nu precies met die Mega Top 100 en die Top 40, die tegenwoordig overigens officieel 'Wanadoo Top 40', naar de nieuwe sponsor, heet? Eigenlijk is het sim pel: de Mega Top 100 wordt hele maal samengesteld op basis van ver koopcijfers. Hoe meer exemplaren van een plaatje in een bepaalde week verkocht worden, des te hoger het nummer in de Mega-hitlijst van die week. Voor de Top 40 weegt naast de verkoopcijfers ook de 'air play" mee. Dat wil zeggen het aantal keren dat een nummer in de betref fende week op de radio en televisie is gedraaid. Daarbij gaat het niet om alle radio stations en evenmin om een wille keurige steekproef. Voor de Top 40 geldt de 'airplay' van een vijftal spe cifiek op jongeren gerichte zenders: Radio 538, Yorin, Radio 3fm, TMF en MTV. De combinatie van verkoopcij fers en 'airplay' bepaalt de plek in de hitlijst. Zo kon het gebeuren dat het nummer '06-mei-02' van Connie Breukhoven, de nieuwe 'artiesten naam' van zangeres Vanessa, begin juni op de achttiende plaats in de Mega Top 100 stond, terwijl het plaatje in de Top 40 helemaal niet voorkomt. De Fortuyn-hymne van Breukhoven wordt blijkbaar wel aangeschaft door de consument, maar op voornoemde radiostations volstrekt genegeerd. Dat laatste is ook niet zo vreemd, meent Johan van Slooten, in het da gelijks leven radiomaker bij AVRO Radio 2 en daarnaast samensteller van hèt handboek voor de Neder landse hitliefhebber, het Hitdossier. Dat laatste maakt hem een van de meest ingevoerde 'hitologen'. „Ra dio 538 en MTV, die de Top 40 uit zenden, wilden beide graag een seri euze hitlijst, maar tegelijkertijd pla ten weren ciie helemaal niet op hun doelgroep - de jongeren - gericht waren, zoals Frans Bauer en nu Connie Breuk hoven. Door hun ei gen 'airplay'-gegevens en die van andere speci fieke jongerenzenders mee te laten wegen kregen ze ook een meer doelgroep- gerichte hitlijst." Als markant voorbeeld noemt Van Slooten nog Kabouter Plop: omdat in 2001 vrijwel iedere kleuter het sin gletje van de 'Kabouterdans' voor zijn of haar verjaardag vroeg, stond dat liedje maar liefst 55 weken ach tereen in de Mega Top 100, zonder ooit echt hoog te komen. De tiener zenders schonken echter helemaal geen aandacht aan het plaatje en dus speelde Kabouter Plop in de Top 40 helemaal geen rol van betekenis. Hitlijsten zijn niet van vandaag of gisteren. Tijdschriften als Elsevier en Muziek Expres publiceerden in de jaren vijftig al op verkoopcijfers ge baseerde lijsten van populaire pla ten. Die waren echter niet altijd we kelijks en zonder twijfel minder zorgvuldig samengesteld dan tegen woordig. De eerste volwassen Ne derlandse hitlijst - die voor menige liefhebber vandaag de dag nog altijd als standaard geldt - verschijnt janu ari 1965 als De Veronica Top 40. In de allereerste editie stonden The Beatles op nummer één met I feel fi ne. Eind jaren zestig kwam het zich als popzender profilerende Hilver- Het nummer 'o6-mei-02' van Connie Breukhoven, hier met echtgenoot Hans, wordt door radiozenders als Radio 538, Yorin, Radio 3fm, TMF en MTV volstrekt genegeerd. Foto: WFA/Peter van Beek Joling en zijn platenbaas dachten slim te zijn door vele honderden plaatjes bij een paar cd-handelaren op te ko pen om e-mail-bestellers te voorzien. Foto: United Photos De Boer/ Babette Stapel sum 3 met De Daverende Dertig, die via tal van naamsveranderingen in de jaren negentig de Mega Top 100 zou worden. Decennia lang becon curreerden de twee hitlijsten elkaar - beiden baseerden zich op verkoop cijfers, waarvan de meetmethode echter verschilde - tot ze in 1999 uit eindelijk samen werden onderge bracht bij Mega Charts BV te Hilver sum. Dat het bedrijf nog altijd twee hitlijs ten in stand houdt, is reeds ver klaard: de Top 40 is door de andere samenstelling wat meer op de doel groep van de typische jongerenzen ders gericht. Voor beide lijsten wor den echter precies dezelfde verkoop cijfers gebruikt. Dat komt de be trouwbaarheid natuurlijk ten goede want nu kunnen onderlinge ver schillen geheel aan de 'airplay' wor den toegeschreven. Delicatessen Lijsten, dus ook hitlijsten, zijn deli catessen voor statistici. Zo lang er hitlijsten zijn, zijn er daarom ook 'hi tologen'. Liefhebbers die op basis van de lijsten aan het rekenen slaan, die jaaroverzichten maken, door middel van puntensystemen calcu leren wat uiteindelijk de grootste hit van een artiest geweest is, die het to taal aantal weken trachten te bepa len dat een artiest in de hitlijst heeft doorgebracht, enzovoort. Het aardi ge van hitologie is dat het eigenlijk helemaal los staat van de inhoudelij ke kant van de muziek. Artiesten als Lou Reed, Joni Mitchell, Neil Young en Nick Cave, van wie het immense belang voor de pop en rock onom streden is, zijn voor de hitoloog vol strekt onbeduidende figuren. Liever bijt hij - het zijn vrijwel altijd man nen! - zich vast in een fenomeen als Gert Timmerman, die in oktober 1970 een hit had met Brandend •x, Zand en vervolgens tot september 1997 moest wachten voor de volgende. Nota bene met hetzelfde liedje, maar nu in een hippere versie, samen met de Sjon- nies. Zo'n gat van zesentwintig jaar en 48 weken tussen twee hits is een record, althans voor een Nederland se artiest, zo berekenden de liefheb bers van statistische hit-curiosa. Ter vergelijking: Herman Brood heeft ook in z'n slapste tijden nooit langer dan en jaar of vier op een volgende hit hoeven te wachten. En wat dat nu allemaal met Gerard Joling te maken heeft? Weinig, be halve dat Joling graag wilde dat zijn At your Service een grote hit zou worden. Er bleken via zijn website - of die van zijn platenmaatschappij - nogal wat bestellingen voor het plaatje te komen. Joling en zijn pla tenbaas wilden die per internet ver kochte singletjes graag laten meetel len voor de Mega Top 100, dus dach ten ze slim te zijn door vele honder den plaatjes bij een paar cd-hande- laren op te kopen om de e-mail-be- stellers te voorzien. Maar dat was niet slim. Dat was een beetje dom. Mega Charts BV houdt de verkopen namelijk overal precies bij en is waakzaam op onregelmatig heden. Met de huidige techniek, waarbij elk verkocht cd-tje, waar ook in Nederland, in feite geregistreerd wordt, is dat een fluitje van een cent. Als ergens een winkel opvallend veel exemplaren van een plaat verkoopt in verhouding tot andere winkels in die buurt, dan wordt dat onder zocht. Soms is er een plausibele ver klaring - bijvoorbeeld dat een artiest bij de betreffende winkel is geweest om handtekeningen uit te delen of een 'in-store'-optreden te doen. Dat hoeft geen probleem te zijn. Maar het is dus niet de bedoeling dat een platenmaatschappij een complete oplage via een paar winkels opkoopt om zo een hit te scoren. Dat loopt onmiddellijk in de gaten - weet Jo ling nu ook - en is niet geoorloofd. Het knullige van deze hele zaak is dat intemet-verkoop via een simpele omweg mee kan tellen voor de hit lijsten. Om te beginnen zijn er er kende internet-platenwinkels als BOL waarvan de verkopen tellen als die van iedere andere cd-handelaar. Maar artiesten kunnen de cd's ook via hun eigen website verkopen en dan toch voor de hitlijst-calculatie in aanmerking komen. Dan moeten ze alleen MerchandisingDirect inscha kelen. Dit is een bedrijf dat als het ware met een digitaal winkelkraam pje bij de artiest op bezoek komt. „Wij bouwen ons winkeltje binnen de site van een artiest en verkopen daar alleen de spullen van die ar tiest," vertelt MerchandisingDirect- manager Ruud Vinke die inmiddels al de halve Nederlandse popwereld, van Blof tot Normaal en van Bettie Serveert tot Dyzack, bedient. „Al on ze verkoopgegevens gaan keurig naar de Mega Charts BV. We doen dit al twee jaar en scoren enorme verkoop-aantallen. Waarom? Omdat de fans zo'n nieuwe single van Blof of Normaal onmiddellijk willen heb ben en door bij ons te bestellen er verder geen omkijken meer naar hebben. Ik begrijp ook absoluut niet waarom zo'n Gerard Joling niet ge woon naar ons toe is gestapt." Waterdicht Eigenlijk is het systeem van de Mega Charts min of meer waterdicht waar het om fraude-gevoeligheid gaat, meent hitoloog Van Slooten. „Maar ja, waar leg je de grens? Als een grote fanclub al haar leden oproept om tien exemplar en van een nieuwe sin gle te kopen, is dat dan fraude? Mijn v f j*/ druk is in elk geval dat de huidige hitlijst heel moeilijk te manipuleren is. Het valt heel erg snel op." Erwin Angadgaur, secre taris van de Nederlandse Toonkunstenaarsbond is ech ter een andere mening toege daan. „Toen ik van die zaak rond Gerard Joling hoorde was ik hele maal niet verbaasd. Ik heb dat soort verhalen al veel vaker gehoord. Ik ken een voorbeeld van een manager die zijn chauffeur het hele land door stuurde om overal een paar singles te kopen. Of van een popgroep die van de platenmaatschappij geld kreeg om zelf of met hun vrienden zoveel mogelijk platen te kopen. Heel erg arbeidsintensief, ja. Maar die jongens die willen natuurlijk wel." Angadgaur wil echter ook na langdurig aandringen geen enkel voorbeeld bij naam noemen, waar door zijn betoog al snel in de catego rie 'indianenverhalen' terecht dreigt te komen. „Indianenverhalen zijn er veel in de ze branche", zegt hitoloog Van Sloo ten. „Kijk, die hele hitparade-wereld is natuurlijk ontzettend ondoorzich tig. Dan krijg je vanzelf borreltafel praat. Vroeger, in de Veronica-tijd al. Zo'n Lex Harding die dan riep dat-ie er persoonlijk wel voor zou zorgen dat een bepaalde plaat een hit werd. Ik neem dat allemaal niet zo serieus. Er zal echt wel eens iets gebeurd zijn hoor. Maar niet in die mate dat er een plaat nummer één kwam die de top-10 niet eens had mogen halen." En hij noemt een voorbeeld: Kom uit de bedstee m'n liefste van Egbert Douwe, het alter ego van Veronica- medewerker Rob Out kwam in het voorjaar van 1968 op de eerste plaats van de Veronica Top 40. „Maar in diezelfde tijd drukte Het Parool een concurrerende hitlijst van Hilversum 3 af en daarin stond dat liedje dan op de tweede plaats. Dus het was wel de gelijk een heel grote hit." Omkoperij, verwennerij van discjockey's, lijntjes coke die op hun bureaus klaargelegd worden door de platenplug- gers. „Ja die verhalen horen bij deze wereld," lacht Van Slooten .Alleen heb ik daarvan in Hilversum nog nooit iets gemerkt." De enige vorm van 'gesjoemel' met de hitlijsten die volgens Van Slooten aantoonbaar is, is een 'remmend beleid' dat de samenstel lers in het verleden nog wel eens toe wilden passen. Binnenkomen op de eerste plaats was niet prettig voor de platenindustrie, omdat een single daarna alleen nog maar kon dalen. „Neem nu Pa van Doe Maar. Die plaat kwam in de Nationale Hitpara de, voorloper van de Mega Top 100 op één binnen. Dat was heel plausi bel, want Doe Maar stond op dat moment aan de top van de roem. Al le fans zaten op die plaat te wachten en kochten hem onmiddellijk. Toch deed-ie er in de Top 40 een paar we ken over om op nummer één te ko men. Dat kwam de industrie beter uit. Maar van dat soort zaken is bij mijn weten op dit moment geen sprake meer." Hypes De hitspecialist ziet wel een andere ontwikkeling. Meer dan ooit scoren artiesten met 'hypes'. Gelegenheids platen waar veel publiciteit omheen is. Starmaker is een mooi voorbeeld. Maar ook de reactie daarop, One Day Fly. En niet te vergeten het door de Méxima-gekte aangewakkerde tango-succes van Carel Kraayenhof. Talloze Nederlanders hebben een bepaalde periode in hun leven trouw elke donderdag of vrijdag het 'ge drukte exemplaar' van de hitlijst bij hun platenboer opgepikt. Het is een deel van de opvoeding, zou je kun nen zeggen. Maar volwassenen die massaal hun eigen plaatjes gaan op kopen om een plaatsje hoger op de lijst te komen of modder naar elkaar gooien omdat ze onrechtmatig geen stip hebben gekregen, is dat niet een beetje infantiel? Ach, de impact van een hit is zeker anders dan vroeger", zegt Van Sloo ten. „Maar één enkele hit kan nog altijd artiesten naar een ander suc cesniveau helpen. Dat zie je nu aan een groep als Within Temptation, maar natuurlijk ook aan iemand als Carel Kraayenhof. Die man maakt al zeker tien jaar dezelfde prachtige muziek, maar opeens kent heel Ne derland hem." Kabouter Plop stond vorig jaar 55 weken achtereen in de Mega Top 100, maar kwam in de Top 40 niet voor. Foto: Mark Lamers

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2002 | | pagina 48