'Knoflookvreters' en Vlerken' Buitenstaander in eigen land Diepe kloof tussen gastlanden WK voetbal Japan en Korea 'Ik was er trots op Koreaan te zijn' ZATERDAG 1 JUNI 2002 ER BIJ De beide gastlanden van het WK voetbal hebben één ding gemeen. Ze kunnen elkaar niet luchten of zien. De Japanners zien Koreanen als 'boerse knoflookvreters', terwijl Japanners voor Koreanen 'arrogante vlerken' zijn. Die stereotypen zijn het product van een gruwelijke geschiedenis en bijna zestig jaar na de Tweede Wereldoorlog nog altijd gemeengoed. door Peter van Nuijsenburg Eigenlijk was het groot nieuws. Toen de Japanse keizer Akihi- to eind vorig jaar tijdens een van zijn zeldzame persconferenties melding maakte van het feit dat een véin zijn voorouders uit Korea stamt, overschreed hij een grens. Hoewel vrijwel elke Japanner weet dat veel landgenoten - hijzelf vermoedelijk niet uitgesloten - uiteindelijk afkom stig zijn van het schiereiland ten westen van de eigen archipel, getuigt het van slechte smaak om dat aan de grote klok te hangen. En de keizer hoort dat al helemaal niet te doen. Een Koreaan is volgens een in Japan nog steeds gangbare opvatting een wezen dat in bijna alle opzichten in ferieur is. Daar wil een echte Japan ner niet mee geassocieerd worden. De opmerking van de keizer was dus ongepast. De meeste media besloten daarom zijn faux pas dood te zwij gen. Alleen een liberale krant wei gerde mee doen aan deze samen zwering en informeerde zijn lezers over Akihito's uitspraak. Dat was, goed beschouwd, net zo opmerkelijk als de woorden van de keizer. Het was niet de eerste keer dat Aki- hito aan dit taboe morrelde. De Amerikaanse historicus Kenneth Ru- eff, een kenner van de keizerlijke ge schiedenis, weet te vertellen dat Aki- hito de Koreanen na zijn troonsbe stijging in '89 zijn excuses had willen aanbieden voor wat de Japanners de vorige eeuw in Korea hadden aange- Keizer Akihito wilde na zijn troonsbestijging in '89 excuses aanbieden voor wat de Japanners de vorige eeuw in Korea aanrichtten. Foto: AFP/Kazuhiro Nogi richt. Dat kon nog net door de reac tionaire hofkliek verijdeld worden. De verwrongen formules waarmee Japanse politici zo'n knieval steeds net weten te vermijden, gaan de Ja panse conservatieven al veel te ver. Gevoeligheden De incidenten illustreren hoe moei zaam de relatie tussen beide landen ruim vijftig jaar na de Tweede We reldoorlog nog altijd is. De top van de FIFA moet door een collectieve verstandsverbijstering zijn getroffen toen zes jaar geleden werd besloten dat Japan en Korea samen het we reldkampioenschap voetbal in 2002 mochten organiseren. Een enkeling zal in zijn achterhoofd misschien wel aan verzoening hebben gedacht, maar nobele motieven spelen in de door commercie gedomineerde voetbalwereld zelden een hoofdrol. Het gaat om de poen en daarvoor moeten andere gevoeligheden wij ken. In de geschiedenis ligt voor de Kore anen genoeg oud zeer voor de ko mende tweehonderd jaar. Japan lijf de Korea in 1910 in en was een kolo nisator van de slechtste soort. De ko loniale politiek kan in drie woorden worden samengevat: uitbuiten, ver nederen en vertrappen. Hoeveel Ko reanen tijdens de 45 jaar durende terreur om het leven zijn gekomen, weet niemand precies, maar het moeten er honderdduizenden zijn geweest. Daarnaast werden tiendui zenden als dwangarbeider naar Ja pan gedeporteerd. Ruim zesduizend van hen werden na de aardbeving, die Tokio in 1923 verwoestte, tijdens pogroms op gruwelijke wijze ver moord. De Japanners zouden bron nen hebben vergiftigd, branden ge sticht, kinderen ontvoerd en rituele moorden hebben gepleegd. De nederlaag van Japan in de Twee de Wereldoorlog betekende ook de bevrijding van Korea, maar van een verzoening is nog altijd geen sprake. De diplomatieke betrekkingen zijn sinds jaar en dag hersteld, maar daarmee is alles gezegd. Dat ligt vooral aan Japan, dat er nog altijd niet in slaagt in het reine te komen met zijn oorlogsverleden. En als het er naar uitziet dat de dooi intreedt - als een Japanse politicus iets zegt dat op een excuus lijkt - kun je er don der op zeggen dat het verleden weer zijn afstotende tronie laat zien. Dat was vorig jaar het geval, toen conservatieve Japanse historici een schoolboek publiceerden, waarin de oorlogsmisdaden werden gebagatel liseerd en premier Koizumi een be zoek meende te moeten brengen aan een tempel waar ook oorlogs misdadigers worden vereerd. Het pleit voor de Japanners dat het geschiedenisboek nauwelijks wordt gebruikt en dat Koizumi later bij twee bezoeken aan Korea de juiste frases wist te prevelen. „Maar het wantrouwen is groot en een tweede schandaal rond een geschiedenis boek of een nieuw bezoek aan de tempel kunnen de verhoudingen ge lijk weer verstoren", aldus een histo ricus in Seoul. Hoewel Japan de meeste blaam treft, is ook Korea niet zonder schuld. Tot eind jaren '80 werden de anti-Japan se sentimenten van de bevolking door de dictaturen die toen de dienst uitmaakten, regelmatig voor hun eigen doeleinden gemanipu leerd. Nu zijn de Koreaanse reacties vaak kinderachtig. De Koreaanse radio zendt geen Ja panse liedjes uit om 'cultureel impe rialisme' te voorkomen. Dat verbod is tijdens het WK opgeheven, maar moet daarna weer van kracht wor den. Chauvinisten kunnen niet nala ten er op te wijzen dat de Japanse cultuur eigenlijk niet meer dan een derivaat is van de Koreaanse. En niets streelt het nationale ego zo als berichten dat de grote boze buur man Japan er maar niet in slaagt zijn economische problemen te overwin nen. Knoflook Met uitwisselingsprogramma's wordt de laatste jaren geprobeerd de kloof te overbruggen. Koreaanse stu denten gingen vorig jaar met Japan se leeftijdgenoten fietsen door Ja pan. De Japanse jeugd koopt of ko pieert cd's met Koreaanse popsongs en voor hen telt het verleden sowie so niet. Bejaarden leren Koreaans. De Koreaanse keuken is ondanks de overdosis aan knoflook populair in Japan, maar dat komt vooral omdat je er jong en slank door zou blijven. In Korea is men, als gedupeerde par tij, nog niet zover. De jeugd luistert graag naar Japanse popsongs en is eerder genegen het verleden te laten rusten dan haar (groot) ouders die Japan vooral identificeren met agressie en arrogantie. Als voorbeeld wordt vaak het visumbeleid ge noemd. Een Japanner die Korea be zoekt heeft geen visum nodig, maar een Koreaanse toerist moet nog al tijd bij het Japanse consulaat in de rij staan. Dat is misschien een klei nigheid, maar het schrijnt als een schaafwond die niet overgaat. De 700.000 Koreanen in Japan waren tientallen jaren het slachtoffer van systematische, door de overheid georganiseerde discriminatie. Ze werden bestempeld als tweederangs burgers. Hoewel de situatie de afgelopen jaren beter is geworden, stuiten ze nog altijd op zoveel vooroordelen dat de meeste Koreanen er niet voor willen uitkomen dat ze Koreaans bloed hebben. door Peter van Nuijsenburg Cheo Eun Bae ontdekte op het schoolplein wat het betekende Kore aan in Japan te zijn. De jongens met wie hij altijd gespeeld had, keerden zich opeens tegen hem. Hij werd ge schopt, geslagen, uitgescholden. Hij was een 'knoflookvreter' die naar zijn eigen land moest 'oprotten'. De onderwijzers die toezicht hielden tijdens het speelkwartier grepen niet in. Dat zijn neus bloedde en een van zijn ogen paars kleurde, kon hem ei genlijk niet schelen. Dat was wel va ker gebeurd. Wat het meeste pijn deed was het plotselinge besef, dat hij niet één van hen was. „Ik begreep opeens dat ik een buitenstaander was. Ik was negen jaar en kon het natuurlijk nog niet onder woorden brengen, maar ik wist dat ik nooit geaccepteerd zou worden, wat ik ook zou doen. Dat is een ervaring die mijn leven heeft bepaald." zCheo (47) weet nu, bijna veertig jaar later, nog steeds niet wie zijn ge heim heeft verraden, maar hij ver denkt een van de leerkrachten ervan dat hij hem wilde wegpesten. „Voor hen waren Koreaanse kinderen niet alleen anders dan Japanners, we wa ren minderwaardig. Met onze gevoe lens hoefde geen rekening te worden gehouden. Dat idee was zo alge meen, zo vanzelfsprekend, dat we er ook zelf in geloofden." Cheo is een van de 700.000 Korea nen, de grootste minderheid, in Ja pan. Zijn vader was vlak voor de oor log, toen Korea een Japanse kolonie was, als dwangarbeider naar Japan gedeporteerd. Hij werd net als zijn lotgenoten gedwongen een Japanse naam aan te nemen. Alleen in de Hervormde Kerk, waar hij ouderling was, voelde hij zich veilig genoeg om zijn Koreaanse naam te gebruiken. Cheo wist daarom jarenlang niet be ter dan dat hij 'Takemoto' heette. Koreanen waren en zijn in veel op zichten nog altijd tweederangs bur gers. Ze kunnen niet naar de topuni versiteiten. Gerenommeerde bedrij ven nemen in principe geen Korea nen in dienst en schakelen soms in antecedentenonderzoek gespeciali seerde detectives in als ze vermoe den dat de sollicitant Koreaanse voorouders heeft. Ze hebben geen stemrecht, al zijn hun grootouders en ouders in Japan geboren en spre ken ze alleen Japans. Ze kunnen pas sinds tien jaar aanspraak maken op een permanente verblijfsvergun ning. Ze betalen net zoveel belasting als de Japanners maar sommige so ciale voorzieningen blijven voor hen onbereikbaar. De vergelijking met Zuid-Afrika gaat weliswaar niet hele Cheo Eun Bae: „Negentig procent van de Koreanen gebruikt nog altijd zijn Ja panse naam." Foto: GPD/Per Bodner maal op - de Koreanen zijn bijvoor beeld een minderheid - maar wie van apartheid Japanse stijl spreekt, blijft binnen de grenzen van de over drijving. De methode waarmee Koreanen ge registreerd werden, had door het blanke regime in Zuid-Afrika be dacht kunnen zijn. Het was voor Cheo de tweede grote vernedering in zijn leven. „Toen ik 14 was en naar de middenschool ging, moest ik me laten registreren op het politiebu reau. Daar werd mijn vingerafdruk genomen. De politiemannen gingen zeer ruw te werk. Er werd ge schreeuwd en gesnauwd. Mijn duim werd zo hardhandig op het stempel- kussen en het papier gedrukt, dat hij verstuikte. Ik voelde me een misda diger en dat was duidelijk hun be doeling." Toch wilde hij nog altijd Japanner worden. „Dat was ook de wens van mijn vader. Hij drukte me op het hart dat ik hard moest studeren en beter moest zijn dan Japanners, om dat we alleen dan voor vol zouden worden aangezien." Hij liet zich on der zijn Japanse naam inschrijven aan een van de betere universiteiten. Hij woonde niet op de campus - de kans op ontdekking van zijn ware identiteit was te groot - maar op ka mers bij een hospita. De underco ver-operatie mislukte. De postbode bezorgde op dit adres een brief met zijn Koreaanse naam. „De hospita was woest. Ik moest mijn excuses aanbieden. Ik werd nog net niet het huis uitgezet. Maar ik kon alleen blij ven als ik meer huur betaalde." Kort na deze ontmaskering kwam hij in aanraking met een Koreaanse stu dentenvereniging, die hem uit zijn isolement verloste. „Ik had het ge voel dat ik thuis kwam. Kon voor het eerst openlijk Koreaans spreken en mijn eigen naam gebruiken." De vereniging stuurde hem voor een zo mercursus naar Zuid-Korea waar hij in Seoul de geschiedenis en cultuur van zijn volk bestudeerde. „Het was een openbaring. Ik besefte dat er buiten Japan nog een wereld be stond. Ik accepteerde eindelijk dat ik Koreaan was. En ik was er trots op." Terug in Japan maakte hij zijn studie Engelse taal- en letterkunde af. Hij ging, onder zijn eigen naam, op zoek naar een baan en merkte aan den lij ve dat een Koreaan niet welkom was. „Ik bleef werkloos en ging op aan dringen van mijn vader terug naar huis. En daar las ik in de krant dat een Koreaans meisje had geweigerd haar vingerafdruk te laten afnemen. Dat was opzienbarend nieuws. Ie mand die het lef had de Japanse wet te trotseren. Toen wist ik definitief dat ik dat mijn kinderen nooit kon aandoen." Cheo werd lid van een Koreaanse jongerenclub in Tokio, waarvan hij in 1982 voorzitter werd. „Toen ze me daarvoor vroegen, besloot ik ak koord te gaan, onder één voorwaar de: de club moest een actie op touw zetten tegen het afnemen van vin gerafdrukken." Die campagne, de eerste op grote schaal georganiseerde vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid van een minderheid in Japan, werd een slijtageslag. De overheid wierp bu reaucratische barrières op, trok eer der gedane beloftes in, chicaneerde, maar hees tenslotte de witte vlag. Sinds 1991 hoeven de Koreanen zich niet langer op het politiebureau als misdadigers te laten registreren. Maar de dossiers werden niet ver nietigd en kunnen volgens insiders nog altijd worden 'geraadpleegd' door bedrijven en personen die 'be nieuwd zijn naar de achtergrond van een werknemer of aanstaande schoonzoon of schoondochter. Het was een grote overwinning, maar tegelijk niet meer dan een eer ste stap. De meeste Japanners voe len zich nog altijd superieur aan an dere Aziaten en zeker aan een volk dat ze tijdens de vorige eeuw 35 jaar lang gekoloniseerd, vernederd en vertrapt hebben. „Negentig procent van de Koreanen gebruikt nog altijd zijn Japanse naam", zegt Cheo. Dat blijft de sleutel tot een voor buiten landers gesloten samenleving. De vooroordelen en discriminatie kunnen uiteindelijk alleen worden gesloopt - maar nooit helemaal - door de tijd, maar vooral door de grote verzoener bij uitstek, het ge mengde huwelijk. 85 procent van de Koreanen is nu met een Japanner getrouwd. En hun kinderen worden sinds 1985, toen man en vrouw voor de Japanse wet gelijk werden, auto matisch Japanner. Het aantal pure Koreanen neemt dus af." Cheo hoopt dat daardoor ook de identiteitscrisis waar veel Japanse Koreanen van zijn generatie onder gebukt gaan, op den duur zal ver dwijnen of in elk geval draaglijker zal worden. „De Japanners zullen het bestaan van een Japans-Koreaanse identiteit moeten leren accepteren, zoals de Amerikanen, zwarte, Chine se, Japanse, Spaanse en Koreaanse Amenkanen accepteren." Zijn drie eigen kinderen hebben al leen een Koreaanse naam. „Dat was toen nodig." Maar als zijn toekom stige kleinkinderen met een Japanse naam door het leven wensen te gaan, heeft hij daar vrede mee. „Zo lang ze maar als volwaardige men sen worden geaccepteerd." Het WK voetbal moet meehelpen de kloof tussen de gastlanden te overbruggen. Japanse en Koreaanse kinderen samen in actie tijdens een uitwisselingsproject in Seoul. Reuters/Jason Reed

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2002 | | pagina 51