Ook ministerskinderen vreten
wel eens wat uit
'I
Gerrit Zalm over z'n jeugd, ouders en kinderen
ZATERDAG
25 MEI
2002
„Voordoen
hoe
het
moet,
dat
is
toch
het
allerbeste.
Voor
kleine
eendjes
voor
kindertjes." Foto: GPD/Harmen de Jong
Demissionair minister van
financiën en WD-voorman
Gerrit Zalm (50) beloont zijn
kinderen niet voor mooie
schoolprestaties. „Je wilt ze
toch leren dat ze het voor
zichzelf doen en niet voor het
geld." De politicus heeft vijf
kinderen uit twee huwelijken.
Met vrouw en drie kinderen
woont hij in Den Haag. Wat
kreeg Zalm, geboren in
Enkhuizen en ooit lid van de
PvdA, van zijn ouders mee en
wat wil hij zijn nageslacht
doorgeven?
door Mick Salet
n het zweet des aanschijns
zult gij uw brood eten. Dét
I kreeg ik van mijn vader mee.
Mijn vader was kolenboer en had 's
zomers dus niet veel te doen. Dan
werkten we met het hele gezin 'op
de bouw'. Stedelingen denken dan
dat je huizen bouwt, maar als wij het
over de bouw hadden, dan hadden
we het over de tuinbouw: bessen
plukken, bloembollen pellen,
bloemkool poten, bieslook oogsten.
Ik heb het vanaf mijn achtste alle
maal gedaan, net als mijn broers.
Van het geld dat we verdienden,
werden we geacht een pak te kopen.
Een zondags pak. Niet iets frivools,
maar een net pak om mee naar de
kerk te gaan.
We gingen 's zondags twee keer naar
de Apostolische Kerk. En ook nog
naar de zondagsschool. Als kind wist
ik niet beter, maar nu denk ik: het
was toch wel vrij zwaar voor kinde
ren van acht, negen, tien jaar. 's
Morgens zat je twee uur in de kerk,
's middags een uur op de zondags
school en 's avonds nog eens ander
half uur in de kerk. Maar het was
niet somber. Het was niet 'het leven
is een gedurig sterven!'
Het geloof speelde wel een domi
nante rol in ons gezin. Aan tafel
werd uit de bijbel gelezen en gebe
den. Mijn vader deed het gebed.
'Overhard', zeiden wij. 'Hardop', be
tekende dat. Zelf bad ik ook wel,
want God was iemand tegen wie je
persoonlijk kon praten. Maar dat
doe ik niet meer. Ik ben de gave des
geloofs kwijtgeraakt. Ik kom niet
vaak meer in de kerk. Eigenlijk alleen
nog maar bij begrafenissen en brui
loften. Dan merk ik dat mijn bijbelse
kennis wel wat is weggezakt, maar
dat ik veel psalmen en gezangen nog
mee kan zingen. Dat doe ik dan ook.
Ik vind het wel lekker om met zo'n
hele kerk samen te zingen.
Ik heb nooit het gevoel gehad dat
ons leven vroeger arm was. Sober is
het woord. Ik had geen eigen kamer.
We sliepen allemaal op zolder. Mijn
vader en moeder hadden een eigen
slaapkamer. Op de overloop stonden
drie bedden en in een andere ruimte
stond een tweepersoonsbed waarin
ik samen met een broer sliep. Ruim
te om rustig te studeren was er niet.
Toen ik op de HBS zat, ging ik altijd
naar mijn oma om mijn huiswerk te
maken."
Taken
„Thuis moesten we ook de handen
uit de mouwen steken. We hadden
allemaal taken. Mijn oudste broer
moest de bedden opmaken. Mijn
tweede broer moest de tafel dekken
en ik moest de boodschappen doen.
Ik mocht nooit bij één groenteman
of één kruidenier kopen, nee, ik
moest de ene keer hier en de andere
keer daar boodschappen doen. En
waarom? Omdat mijn vader vond
dat je als kolenboer bij je klanten
moest kopen. Had je twee kruide
niers die kolen bij jou kochten, dan
deed je dus de ene helft van je bood
schappen bij de één en de andere
helft bij de ander. Omgekeerd deden
die groentemannen en kruideniers
dat waarschijnlijk ook.
Als kind ben ik door mijn broers be
hoorlijk gepest. Ik heb er zelf geen
herinnering aan, maar een tante ver
telde eens dat ik in mijn kinderstoel
zat en mijn broers om me heen
stonden en me bespuwden. Later
noemden ze me 'dikke'. Als ze dat
nu zouden zeggen, zou ik me dat wel
voor kunnen stellen, maar toen niet.
Ik was helemaal niet dik. Maar dat
maakte niet uit. Ze kregen me er
mee op de kast. Als ze me met een
ander scheldwoord boos hadden ge
kregen, hadden ze dat gebruikt. Ik
vond het als kind natuurlijk verve
lend, maar ik geloof dat het me wel
heeft gevormd. Ik heb er incasse
ringsvermogen door gekregen.
Het pesten duurde tot mijn achtste.
Toen ben ik zes weken naar een va
kantiekolonie in Nunspeet geweest.
En volgens mijn moeder kwam ik als
een ander kind terug. Ik denk dat ik
wel weet waarom. We werden daar
in twee groepen verdeeld: de 8-plus-
sers en de 8-minners. Ik werd inge
deeld bij de 8-minners en werd daar
zo'n beetje de leider van de groep.
Thuis was ik altijd het kleintje, maar
daar was ik ineens een grote. Dat is
goed voor mijn ontwikkeling ge
weest. Ik werd daarna ook niet meer
zo gepest. Natuurlijk hadden we
thuis nog wel eens ruzie, maar dat
maakte me weerbaar. In zo'n jon
gensgezin leer je wel van je af te bij
ten.
Ik was een moederskindje. Ik had
meer contact met mijn moeder dan
met mijn vader. Uiterlijk lijk ik niet
op mijn moeder, al vind ik het moei
lijk om dat zelf te beoordelen. Je
hebt wel eens mensen die zeggen
dat ze helemaal niet op hun vader of
moeder lijken, terwijl het echt twee
druppels water zijn. Innerlijk zou ik
wel op mijn moeder willen lijken.
Mijn moeder is echt een warm
mens. Ik heb wel haar optimisme,
maar niet haar zelfopoffering. Mijn
moeder is altijd geneigd om te hel
pen. Ze is nu bijna tachtig en dan
wordt het wat moeilijker, maar ze
sprong altijd voor iedereen in de
bres en offerde zich op voor haar
kinderen."
Vaderen
„Zelf hoefde ik niet zo nodig kinde
ren. Ik heb er uiteindelijk vijf gekre
gen. Ik zou ze niet willen missen,
maar bij de keuze voor kinderen
hebben mijn partners toch de door
slag gegeven. Bij de geboorte van de
eerste studeerde ik nog. Mijn toen
malige vrouw werkte en ik was thuis
om voor de baby te zorgen. Ik heb
bijna driekwart jaar gevaderd: luier
verschonen, flesje geven, met de kin
derwagen naar mijn moeder om kof
fie te drinken. Dat was echt een bij
zondere tijd. De eerste keer voelt het
toch anders dan de tweede of de
derde keer. De eerste keer is het alle
maal nog nieuw en soms ook een
beetje eng. Je bent er nog niet aan
gewend om met een baby om te
gaan. Zo'n kindje lijkt zó klein en
kwetsbaar.
In mijn tweede huwelijk is mijn
vrouw thuisgebleven voor de kinde
ren, maar ik nam na een geboorte al
tijd twee of drie weken vrij. Om zelf
de kraam te kunnen doen, zeg maar.
Ik gun het iedere vader om dat mee
te maken. Het is leuk en het lijkt me
ook goed voor de emotionele band
met je kind.
Ik heb in het begin wel eens in een
boek van Spock gebladerd, maar ik
geloof niet zo in opvoedingstheorie-
en. Ik denk dat je het intuïtief moet
doen en volgens je eigen stijl. Ik heb
natuurlijk wel over het opvoeden na
gedacht, maar ik heb er geen grootse
theorieën over. Ik weet precies hoe
het niét moet.
De baas
Maar hoe het wél moet? Ik heb ei
genlijk maar twee principes. Mijn
eerste principe is: het moet kinderen
van meet af aan duidelijk zijn wie er
de baas is! Vóór ik kinderen kreeg,
had ik namelijk al gezien wat er ge
beurt als ouders niet duidelijk laten
merken wie de baas is. Dan raken ze
de greep op hun kinderen kwijt. Dan
gaan die kinderen het gezin regeren,
zeg maar gerust terroriseren. Dat is
het ergste wat je als ouder én als
kind kan gebeuren. Duidelijk maken
wie er de baas is klinkt misschien
wat autoritair, maar ik ben echt geen
autoritaire vader. Dat hoeft ook niet.
Juist als je niet iedere keer weer in
discussie hoeft over de vraag wie de
baas is, kun je als ouder betrekkelijk
relaxed met je kinderen omgaan.
Mijn tweede principe is: kinderen
moeten altijd weten dat je van ze
houdt! Je mag best wel eens uit je
slof schieten, je mag best wel eens
onredelijk zijn tegen je kinderen, als
ze maar weten dat je van ze houdt.
Mijn broers en ik wisten dat onze
moeder onvoorwaardelijk van ons
hield, ook als ze wel eens onredelijk
boos was en ons onterecht de schuld
gaf dat ze haar schaar kwijt was. Zo
gauw ze die schaar weer gevonden
had zei ze 'sorry' en was het weer
over. Dat accepteerden we. Ouders
die wel eens onredelijk zijn maar
duidelijk van je houden lijken me
minder erg dan ouders die nooit on
redelijk zijn, maar met wie je geen
emotionele band hebt."
„Ik denk dat je met die twee princi
pes een heel eind komt. Maar veel
moet je in de praktijk ontdekken.
Hoeveel zakgeld geef je bijvoor
beeld? Als ik het mijn kinderen
vraag, dan komen ze met voorbeel
den van kinderen die heel hoge be
dragen krijgen. Daar trekken we ons
dan maar niet zo veel van aan.
We doen wat ons redelijk lijkt. Mijn
jongste, van 14, krijgt nu vier euro in
de week. Mijn kinderen van 16 en 18
krijgen zes en tien euro in de week,
ook al verdienen ze zelf door op za
terdag vakken te vullen bij Albert
Heijn. Je zou kunnen zeggen: 'jullie
hebben nu een betaald baantje, dus
hoef ik jullie nu geen zakgeld meer
te geven!', maar daarmee stimuleer
je natuurlijk niet dat ze een baantje
zoeken. Dat zouden ze kunnen be
schouwen als een soort belasting
over werk. En dat is natuurlijk niet
de bedoeling. Ik probeer wel als eco
noom te opereren.
Mijn vrouw doet de onderhandelin
gen over het zakgeld. Ik adviseer al
leen maar. Het gebeurt allemaal heel
democratisch, maar we gaan er na
tuurlijk niet over stemmen, want
dan zijn we in de minderheid. Twee
ouders tegenover drie kinderen, dat
verliezen we altijd.
Schoolprestaties worden niet speci
aal beloond. Door oma wel, maar
niet door ons. We zeggen wel: 'Als je
voor je examen slaagt, dan krijg je....'
noem maar iets. Maar goede rap
portcijfers gaan we niet financieel
belonen. Bewust niet. Je wilt je kin
deren toch leren dat ze het voor
zichzelf doen en niet voor het geld.
Ik denk dat je als ouder in staat moet
zijn om je kinderen goede omgangs
vormen bij te brengen, maar ik kan
niet garanderen dat mijn kinderen
nooit eens baldadig zullen zijn en
nooit eens iets zullen doen wat niet
mag. Zeker in de puberteit niet. Het
is echt niet zo dat ministerskinder-
tjes nooit eens iets uitvreten. Als ze
er een potje van maken, dan doe ik
wat alle ouders doen: corrigeren. Ik
heb ze wel eens een tik gegeven en ik
heb ze ook wel eens gevraagd om
zelf een straf te verzinnen. Dat is
misschien een beetje gemeen, maar
soms komen ze echt met iets verras
sends. Het huis schoonmaken bij
voorbeeld. Dat vond ik wel een crea
tief idee. Stofzuigen, de toiletten
doen, dat was iets waar we allemaal
wat aan hadden."
Uitgaansverbod
„Het is natuurlijk ook afhankelijk
van de leeftijd. Tegen een kind van
veertien zeg je nog wel: zo en zo laat
moet je thuis zijn! En als je dat niet
doet, dan krijg je een uitgaansver
bod! Maar tegen onze zoon van
achttien zeggen we dat natuurlijk
niet meer. Die laten we vrij. Alleen
als het echt te bont wordt, dan zeg
gen we er wat van.
Als ze zich niet gedragen zoals het
hoort, probeer ik natuurlijk ook uit
te leggen waarom dat onwenselijk
gedrag is, in de hoop dat ze zich een
volgende keer anders gedragen.
Maar het belangrijkste wat je als ou
der kunt doen is het goede voor
beeld geven. Als je zelf alle regels
aan je laars lapt kun je moeilijk ver
langen dat je kinderen zich wél aan
de regels houden. Voordoen hoe het
moet, dat is toch het allerbelangrijk
ste. Voor kleine eendjes en voor kin
dertjes.
We praten thuis niet veel over de po
litiek. Eigenlijk praat ik met mijn
kinderen evenveel over politiek als
mijn vader vroeger met mij over an
traciet, briketten en cokes. Natuur
lijk volgen ze wel wat er in de wereld
gebeurt. We zijn in Israël op vakantie
geweest en hebben in Jeruzalem in
een pizzeria gegeten die een tijdje
geleden is opgeblazen. Dat maakt
indruk. Daar praten we natuurlijk
over. Maar mijn kinderen interesse
ren zich niet hyper voor de politiek.
En dat hoeft voor mij ook niet. Ik ga
ze er niet mee belasten omdat het
mijn beroep is. Je doet je best om je
kinderen het nodige bij te brengen,
maar op een gegeven moment heb
je het niet meer in de hand.
Ik sta wat dat betreft wat laconiek in
het leven. Ze worden groot, ze wor
den zelfstandig en uiteindelijk zijn
ze zelf verantwoordelijk voor wat ze
doen. Het enige wat je als ouder
kunt doen, is je best. Ik heb op dit
vlak maar bescheiden pretenties. Ik
probeer mijn kinderen iets mee te
geven waar ze later plezier van zul
len hebben en waar ze andere men
sen een plezier mee kunnen doen.
Dat lijkt misschien niet veel, maar
wanneer je als ouder bereikt dat je
kinderen lekker in hun vel zitten en
andere mensen gelukkig kunnen
maken, ben je volgens mij al een
heel eind."