'Bevallen
kan
anders
en beter'
Het dankbare werk van 'bajesoma' Adriana Overduin
Gynaecologen bepleiten
actievere begeleiding
Kunstmatige verlossing
Bevallingen duren vaak veel te lang, waardoor steeds meer
medisch wordt ingegrepen, met alle risico's van dien. Vrouwen
raken uitgeput, houden aan de bevalling een trauma over en
hebben bovendien het gevoel dat ze gefaald hebben. Het kan
anders, menen de gynaecologen Paul Reuwer en Hein Bruinse.
Samen schreven zij 'Preventive Support of Labour', een boek
over hoe bevallingen in Nederland verlopen. „Elke onnodige
keizersnede is er één te veel."
door Marie-Catrien van Deijck
e verloskunde in Neder-
land verkeert in een cri-
sis. Als we daar niets
aan doen, is het over tien jaar afgelo
pen met de thuisbevallingen. Het
aantal niet natuurlijke verlossingen
blijft stijgen", is de alarmerende
conclusie van gynaecoloog Paul
Reuwer, verbonden aan het Tilburg-
se Sint Elisabeth Ziekenhuis. „Veel
gynaecologen en verloskundigen
wijten het aan de tijdgeest en zeggen
dat vrouwen een bevalling vroeger
twee dagen konden volhouden en
dat tegenwoordig niet meer pikken.
Maar dat is te makkelijk. Wij moeten
de hand in eigen boezem steken.
Door veel baringen onnodig in te lei
den forceren we een baarmoeder die
nog niet aan bevallen toe is. Van de
ingeleide bevallingen leidt de helft
tot een keizersnee of vacuümextrac-
tie."
Gynaecoloog dr. P. Reuwer begeleidt
al meer dan vijftien jaar bevallingen.
Hij vindt het stijgend aantal kunst
matige verlossingen een zorgwek
kende ontwikkeling. Samen met zijn
collega prof.dr. H. Bruinse van het
Universitair Medisch Centrum
Utrecht heeft hij de problemen in
verloskundig Nederland in kaart ge
bracht in het Nederlandstalige boek
Preventive Support of Labour. De gy
naecologen bepleiten een actieve
begeleiding van zwangerschap en
bevalling. Een aanpak die de duur
van de bevalling verkort en de kans
op een kunstmatige verlossing ver
kleint. „Hoe langer een bevalling
duurt, hoe groter de kans dat een
vrouw het niet volhoudt en hoe gro
ter de kans op een ingreep."
Volgens Reuwer en Bruinse hoeft
geen enkele vrouw een te lange be
valling mee te maken. „Iedere vrouw
kan binnen twaalf uur nadat de be
valling is begonnen, moeder zijn.
Maar dan moet je wel vaststellen
wannéér een bevalling is begonnen.
Het probleem is dat hulpverleners
daar over geen vaste en eenduidige
regels hanteren. Daarom zijn we in
ons onderzoek teruggegaan naar de
basis, naar de fysiologie van baring.
Hoe begint een bevalling? Wanneer
is er sprake van goede weeën? Als ie
dereen het daarover eens is, kun je
afspraken maken over wat je op welk
tijdstip moet doen."
Vrouwonvriendelijk
Reuwer beschouwt een bevalling die
langer dan twaalf uur duurt, als zeer
vrouwonvriendelijk. „Het is vreselijk
als je 's ochtends om acht uur nog
steeds dezelfde vrouw op de verlos
kamer ziet liggen, die de avond daar
voor er ook al lag. Dat kun je een
vrouw niet aandoen." Dat een beval
ling een lijdensweg wordt die eindigt
in een keizersnede, tangverlossing of
vacuümextractie, kan volgens de gy
naecologen worden voorkomen
wanneer een bevalling al in de ont
sluitingsfase pro-actief wordt bege
leid. „De ontsluitingsfase is cruciaal;
een vlotte bevalling heeft alles te
maken met goede ontsluiting."
In de praktijk betekent dit pro-actie
ve beleid allereerst vaststellen wan
neer de bevalling is begonnen. Reu-
Twintig jaar geleden eindigde in Nederland 4 procent van de bevallingen in een keizersnede. Vorig jaar was dat 15 procent. Archieffoto: Ron Pichel
wer: „Je kunt het niet aan een vrouw
overlaten om te bepalen of ze goede
weeën heeft. Dat moet een deskun
dige beoordelen." Blijkt er sprake
van echte weeën, dan moet er bin
nen een uur of maximaal twee uur,
ontsluiting zijn. „Zo niet, dan moe
ten de vliezen worden gebroken.
Vaak is dat voldoende om de weeën
goed op gang te krijgen. Vordert de
ontsluiting daarna niet binnen een
tot twee uur, dan krijgt de vrouw een
infuus met weeënstimulatie om te
zorgen dat een vrouw fit genoeg
blijft. Wanneer een verloskundige bij
ons op tijd met een patiënt binnen
komt en haar hier aan het infuus
legt, kunnen zij samen de bevalling
afmaken. Dan heeft die vrouw geen
traumatische bevalling, maar een
leuke bevalling in het ziekenhuis en
kunnen in principe alle volgende be
vallingen gewoon thuis plaatsheb
ben."
De problemen doen zich vooral voor
bij de eerste bevallingen van een
vrouw. In Nederland krijgt tachtig
procent van de vrouwen hun eerste
kind in het ziekenhuis. De helft van
hen wordt door de verloskundige
naar het ziekenhuis gestuurd, pas na
tien of twintig uur vruchteloos thuis
bevallen. „Wij lopen dan achter de
feiten aan: de vrouw én de baarmoe
der zijn al uitgeput en eigenlijk is
door zo lang te wachten de kans op
een spontane bevalling weg."
Voor het vlot laten verlopen van een
bevalling is een positieve en actieve
houding volgens de gynaecologen
van groot belang, zowel bij de zwan
gere vrouw als de hulpverlener. Reu
wer maakte twintig jaar geleden ken
nis met de aanpak van de Ierse gy
naecoloog O'Driscoll, bij wie dit ac
tieve beleid uit nood werd geboren.
Zijn kliniek telde vier verloskamers
waar jaarlijks zevenduizend vrou
wen kwamen bevallen. Om de door
stroom te waarborgen, bepaalde hij
dat de ontsluiting elk uur een centi
meter moest vorderen. Toen hij dit
actief in de praktijk bracht, bleek het
aantal spontane bevallingen enorm
te stijgen. Reuwer introduceerde dit
bevallingsbeleid in een genuanceer
dere versie enkele jaren terug in het
Sint Elisabeth Ziekenhuis. Daar is in
middels het aantal keizersneden met
dertig procent gedaald. Het totale
aantal niet natuurlijke verlossingen
daalde met 24 procent.
Pro-actief begeleiden, preventive
support, begint al vroeg in de zwan
gerschap. Reuwer: „Om te beginnen
noem ik een vrouw nooit een datum
waarop ze gaat bevallen, maar een
periode. Want als ik vertel dat ze op
23 april is uitgerekend en de baby is
er 24 april nog niet, dan gaan vrou
wen zich druk maken. Terwijl nog
geen tien procent op de uitgereken
de datum bevalt."
Tijdens de zwangerschap wordt
vrouwen vaak de stuipen op het lijf
gejaagd door de verloskundige of gy
naecoloog. 'Oh, het is toch wel een
erg klein kind'. 'Oh, uw bloeddruk is
toch wel een beetje gestegen'. 'Laten
we toch maar een echo maken. Ja,
we zien wel twee handjes, maar nog
geen tien vingertjes'. Mensen wor
den ongerust gemaakt. En als iets fu
nest is voor een vlotte bevalling is
het onrust."
Ongezellig
Zelfs de entourage tijdens de beval
ling blijkt van invloed op het vorde
ren van de baring. Volgens gynaeco
loog en medeauteur Bruinse werkt
de gemiddelde verloskamer 'uiter
mate weeënremmend'. „Het zijn on
gezellige ruimtes met allerlei appa
raten die in veel gevallen helemaal
niet gebruikt hoeven te worden. Je
moet juist een omgeving creëren
waarin iemand zich thuis voelt. Bo
vendien moeten artsen zich aan hun
woord houden: als een gynaecoloog
zegt dat hij na een uur terugkomt
om te kijken en hij is er na twee uur
nog niet, wordt een vrouw daar niet
rustiger van. Iedereen die bij een be
valling betrokken is, moet zich aan
duidelijke afspraken houden."
Persoonlijke begeleiding levert vol
gens de gynaecologen ook een be
langrijke bijdrage aan een vlotte be
valling. „In de jaren '50 en '60 had
den we de verloskundige die
rondreed op een Solex met een ver-
lostas achterop. Zij bleef de gehele
bevalling aanwezig, zette koffie en
begeleidde het ontsluitingsproces
intensief. Voor de barende vrouw
was dat ideaal. Nu ziet ze steeds wis
selende gezichten. Wanneer een be
valling goed wordt begeleid en niet
langer dan tien, twaalf uur duurt,
kan ze hier in het ziekenhuis per
soonlijke aandacht krijgen van de
zelfde verpleegkundige, die tijdens
haar dienst de baby geboren ziet
worden. Dat is voor beide kanten
bevredigend."
Verloskundigen zetten vraagtekens
bij deze actieve benadering. L. van
Lieverloo, regiodirecteur van de Ko
ninklijke Nederlandse Organisatie
van Verloskundigen (KNOV): „Uiter
aard willen wij het thuis bevallen be
vorderen, maar we hebben wel wat
kritiek op deze manier van benade
ren. De gynaecologen kunnen wel
stellig zijn over het breken van de
vliezen en het vlot bijstimuleren van
de weeën, maar je kunt geen enkele
vrouw de garantie geven dat zij bin
nen twaalf uur een kind in haar ar
men houdt. We vinden dat te kort
door de bocht. De KNOV ontwikkelt
momenteel wel een standaard over
niet-vorderende ontsluiting, omdat
ook wij helderheid willen over wat
normaal en abnormaal is. Niemand
ziet graag vrouwen die door een be
valling aan het eind van hun Latijn
zijn."
'Preventive Support
of Labour', door Paul Reuwer en
Hein Bruinse, uitg. Van Zuiden
Communications B.V.
Van alle eerste bevallingen van Nederlandse vrouwen eindigt 37 procent
in een kunstmatige verlossing.
Twintig jaar geleden eindigde in Nederland 4 procent van de eerste beval
lingen in een keizersnede. In 2001 was dit 15 procent Dit komt neer op
30.000 keizersneden per jaar.
Slechts 3 procent van de keizersnedebevallingen gebeurt vanwege een
ernstige complicatie als een stuitligging of een zwangerschapsvergiftiging.
De overige keizersneden vinden plaats wegens een niet-vorderende baring.
Van alle zwangere vrouwen die in eerste instantie bij een verloskundige
terecht komen, stapt de helft tijdens de zwangerschap vanwege een risico
factor over naar een gynaecoloog. De andere helft begint de bevalling thuis.
Van hen gaat vijftig procent tijdens de bevalling alsnog naar het ziekenhuis.
ZATERDAG
4 MEI
2002
In de Scheveningse gevangenis wordt
'oma' Overduin op handen gedragen.
Voor gedetineerden zijn de
kerkdiensten met haar een feest.
Soms denkt ze aan stoppen, want ze
is immers al 92 jaar. Maar dat vinden
de gedetineerden maar niks. 'Oma
moet doorgaan tot ze honderd is'.
door Taco van der Mark
Binnenkort zou Adriana Overduin (92) haar
jubileum kunnen vieren. Niet dat ze het zal
doen, want een echt fuifnummer is ze niet.
Maar inderdaad, ze komt al zo'n twaalfen-
half jaar in de Scheveningse gevangenis. De
zondagse bezoeken van 'oma' Overduin aan
de bajesdienst zijn een vast onderdeel van
haar bestaan geworden. „Eerst ga ik naar
mijn eigen kerk. Dan drink ik thuis een kopje
koffie en zo rond een uur of één wandel ik
van mijn huis hier naar toe."
De bajesdiensten spreken haar meer aan
dan de 'normale' kerkdienst, erkent ze. „In
de kerk is het allemaal, hoe zal ik het zeggen,
zo gewoontjes. De sfeer bij de dienst in de
bajes is heel anders. Dat komt natuurlijk
door de achtergrond van de mannen die al
lemaal iets op hun kerfstok hebben. Maar
ook omdat ze allemaal zo aardig en attent
zijn. Dat zie je in een gewone kerkdienst
niet. Bovendien, wat ken je elkaar nu in een
kerk? Hier is dat anders. Ik weet van alle
mensen wat ze hebben gedaan, hoe hun ge
zinssituatie is, kortom ik ken ze."
Ze zegt het op het moment dat op deze zon
nige zondagmiddag een man of vijftien het
kleine kerkzaaltje in de strafafdeling binnen
druppelt. Het loopt tegen tweeën, de eerste
van drie kerkdiensten staat op het punt van
beginnen. De gedetineerden schudden de
'Oma' Overduin bezoekt op 92-jarige leeftijd nog elke zondag het kerkzaaltje van de gevan
genis van Scheveningen. Foto: GPD/Frank Jansen
hand van dominee Christiaan Donner en
drommen samen rond oma. De geboren
Scheveningse - grijs, klein van stuk en met
heldere blauwe ogen - komt bijna ogen en
handen te kort. „Hallo oma, hoe is het met
u? Alles goed?" Ze knikt en vraagt op haar
beurt hoe een operatie is verlopen, hoe het
thuis is, of ze merkt op dat iemand er goed
uitziet. Voor iedereen maakt oma even tijd.
Met een glimlach zegt ze: „Iedereen noemt
me oma, dat was al vanaf het begin zo. Ie
mand vond dat ik hem aan zijn oma deed
denken. Zo is het altijd gebleven."
Als iedereen eenmaal zit, fluistert ze: „Het
zijn allemaal zulke lieve jongens. Van mij
mogen ze vandaag nog de poort open zet
ten. Laat ze maar lekker wegvliegen, hoor.
Maar ja, dat kan natuurlijk niet. Dat weet ik
ook wel. Ze zitten hier immers niet voor
niets. Graag zou ik ze iets willen geven. Maar
zelfs een pepermuntje mag niet. Daar kun
nen drugs in zitten, hè."
Predikant Donner spreekt over vertrouwen
en hoe moeilijk dat is. „Want als je pijn en
verdriet hebt of een grote teleurstelling hebt
meegemaakt, doe je dat niet snel. Dan trekje
een muur op." De preek is nergens morali
serend. Donner heeft de gave om soepel en
toegankelijk te vertellen, met een gezonde
dosis humor. Wat verlicht lijden en pijn
wanneer je anderen niet durft te vertrou
wen?, vraagt hij. „Een meisje in de jeugdge
vangenis waar ik laatst was, riep 'drank'. En
'een jointje'. Maar dat helpt maar even, daar
weten jullie alles van."
Duidelijk vertellen wat je verkeerd hebt ge
daan, er niet omheen draaien en de ander
leren te vergeven, daar gaat het om. „Maar
iemand vergeven die je gisteren nog op je
smoel heeft geslagen, dat gaat wat moeilijk
natuurlijk." De zaal lacht.
Dan vraagt Donner wie er naar voren wil ko
men om een kaarsje aan te steken. Voor
partner, kinderen of voor zichzelf. De man
nen dringen en masse naar voren en steken
allemaal een waxinelichtje aan. Oma vindt
het een roerend tafereel. „Het leven is echt
niet makkelijk voor ze. Ze missen hun vrouw
of vriendin. Zo'n kaarsje symboliseert de
hoop en verwachting. Dat vind ik mooi."
Na de dienst is er een ander ritueel waarin
oma de hoofdrol speelt. Trots als een pauw
deelt ze vandaag gele rozen uit. De mannen
wachten rustig op hun beurt en maken grap
jes. „Slaat u mij nu al weer over oma?"
Een kortgeknipte jongeman met een roos in
de hand legt uit hoe belangrijk de rol van
oma is. „Zij is de verpersoonlijking van het
echte geloof. Ze heeft liefde voor de mede
mens en dat drukt ze uit. We zijn gewoon
dol op d'r." Een Surinaamse man knikt be
vestigend: „Ze doet me denken aan mijn ei
gen grootouders. Oma geeft ons warmte, is
gewoon onmisbaar. Ze heeft altijd tijd voor
iedereen. Ik moet er niet aan denken dat ze
stopt. Ze moet doorgaan tot ze honderd is."
Twee dagen later, in haar woning op een
steenworp afstand van de gevangenis, pro
beert oma haar gevoel voor de gedetineer
den te omschrijven. „Ach, ik zie het gewoon
zo: ik heb honderden kleinkinderen. Het
gaat me aan het hart dat ze gevangen zitten.
En ik hoop dat ze het 'buiten' redden."
Ze staat op en laat een prachtige geschilder
de plaat zien met daarop, heel toepasselijk,
een bloem voor 'bloemenoma'. Achterop
staan de welgemeende groeten van Peter:
'Mijn gedachten zijn altijd bij U'.
Met hem en sommige andere gevangenen
correspondeert oma nog steeds. En als het
kan zoekt ze ze soms ook op. „Maar vaak
ben je gewoon een voorbijganger in iemands
leven. En dat is ook goed."
Als een gevangene weer op vrije voeten
komt, is ze blij, maar vooral houdt ze haar
hart vast. „Ze zeggen altijd 'we komen hier
nooit weer'. En ze klinken heel vastberaden.
Maar vaak zie je ze al snel toch weer terug.
Joop bijvoorbeeld. Eind september werd hij
vrijgelaten, maar kerst vierde hij weer met
ons in de gevangenis. In- en intriest vind ik
dat. Maar ja, het is voor die jongens ook zo
moeilijk om echt terug te komen in de maat
schappij. Dat is bijna niet te doen."
Maar om nu te zeggen dat het kommer en
kwel in de gevangenis is, gaat oma veel te
ver. Vaak moet ze ontzettend lachen om de
openhartigheid, de vriendelijkheid en de ty
pische bajeshumor. Ze haalt wat herinnerin
gen op. „Tot mijn grote verbazing kwam er
vorig jaar een oude man de gevangenis bin
nen. Hij zag er keurig uit, met gepoetste
schoenen, pak en een mooie stropdas. Wat
bleek? Hij was net zo oud als ik, 92 jaar. Dat
geloof je toch niet? Ik heb hem gevraagd
waarom hij hier zat. Vertelde hij me dat hij
een paar maanden moest zitten omdat hij
niet kon afblijven van de medewerkster van
de thuiszorg, die bij hem de boel schoon
maakte. Dat had hij al eerder gedaan en dus'
moest hij nu brommen. Tot hilariteit van de
anderen. Ze probeerden elke week weer ons
te koppelen. Tevergeefs natuurlijk. Maar
leuk was het wel.
Haar inspiratie om de gevangenen te bezoe
ken, is religieus, vertelt ze. „Jaren geleden
hoorde ik mijn predikant preken over Jezus
die oproept tot het bezoeken van gevange
nen en het helpen van mensen die niets
hebben. Dat raakte me zo dat ik me als vrij
williger bij de gevangenis heb gemeld."
Maar oma heeft zich niet tot taak gesteld de
gevangenen te bekeren. Zendingsdrift is
haar vreemd. „Of ze wel of niet geloven is
niet belangrijk. Er zijn, dèt is belangrijk."
Dat is ook omgekeerd het geval, vertelt pre
dikant Donner. „We hebben een paar jaar
geleden Koos gehad, een grote man met een
olijke uitdrukking op zijn gezicht. Hij kwam
steevast in een groezelig hemd, dat zonder
mouwen zijn vele tatoeages bloot liet, naar
de kerkdienst. Mij sloeg hij altijd op de
schouder en riep: 'Ga d'r voor. domino!' Vlak
voordat oma negentig werd. stierf haar jon
gere zusje. We staken toen een kaarsje voor
haar aan en ik vertelde erbij waarom. Toen
kwam Koos in beweging. Hij ging naast oma
zitten, sloeg een grote getatoeëerde arm om
haar heen en riep: 'Domino, je kèn gaan zin
gen'."