i
"e1
'We herdenken
alleen datgene
wat we ons
willen herinneren'
ZATERDAG
4 MEI
5 mei 1945: leden van de Leidse BS arresteren landwachters op het Rapenburg.
ii
Vergeten martelingen
J jndaag herdenkt Nederland voor de 57ste keer de
giienden die sneuvelden in de strijd tussen 10 mei
^40 en 5 mei 1945. Over de misstanden na de be-
"jding wordt niet gesproken. Ruim 150.000 Ne-
rlanders werden in de zomer van '45 opgepakt
ÏÏjin interneringskampen gegooid. Velen waren
jpchuldig. Ook in Leiden kwam op 5 mei 1945 nog
enin einde aan geweld en onderdrukking. Over de
istere kant van de bevrijding.
I
c'J
wd|
,u4
door Peter Groenendijk
H
I et grasveldje ligt er goeddeels verla
ten bij. Twee Marokkaanse meisjes hangen
verveeld aan een speeltoestel. Op een hoek
kijkt een man nadrukkelijk de andere kant
op, terwijl zijn hond een verse drol in het
gras legt. Behalve de replica van Molen De
Put, gebouwd in de jaren tachtig, bindt niets
het oog.
Hier moeten ze vastgezeten hebben, de 'oor
logsdelinquenten' die in de nadagen van
mei 1945 werden gearresteerd. Het waren
voornamelijk NSB'ers en ze werden gevan
gen genomen in geïmproviseerde gevange
nissen, waaronder de nu bijna volledig ge
sloopte Morspoort- en Doelenkazerne. Tien
tallen van hen bleken later ten onrechte op
gepakt, maar daar had op dat moment nog
niemand oog voor: de bevrijde Leidse bevol
king wilde bloed zien.
Vanuit zijn nieuwbouwappartementje kijkt
Henny Kwik (72) uit over de Rijn. Onder zijn
gerimpelde handen een oude foto: twintig
mannen op een rij, sommigen in uniform,
anderen in een lange jas - allemaal met een
ernstige blik in de ogen. Op de voorgrond
drie soldaten in groene overalls. „Dit was
één van de kampen. Er zijn vreselijke dingen
gebeurd." Kwik is gefascineerd door de
Tweede Wereldoorlog, die hij bewust mee
maakte. Zijn keurige woonkamer staat vol
met boeken over de verschrikkingen van de
bezetting. Maar wat er na de bevrijding ge
beurde, zegt hij, kom je in al die boeken niet
tegen. „Iedereen wist ervan, maar er is nooit
over gepraat. We herdenken alleen datgene
wat we ons willen herinneren."
Leiden verkeerde in een roes na de vijfde
mei 1945. Nederland was eindelijk bevrijd
van de bezetter. Vlaggen wapperden in de
wind, mannen, vrouwen en kinderen gingen
dansend over straat. De Canadese bevrijders
werden ingehaald als helden.
Maar het was niet slechts die feeststemming
die de bevrijde Leidenaars bond. Er was ook
de haat jegens een gemeenschappelijke vij
and: een paar honderd mannen en vrouwen
hadden zich tijdens de oorlogsjaren solidair
verklaard met de Duitse bezetter. En nu
moesten zij dat bekopen. Meisjes die met
Duitsers hadden verkeerd, waren moffen
hoeren en werden onder luid gejuich uit
hun huizen gesleurd en op straat kaalge
schoren. Mannen die zich bij de NSB had
den aangesloten, werden beledigd en zelfs
gemolesteerd. En voor leden van de land
wacht, NSB'ers die tijdens de oorlog jacht
hadden gemaakt op onderduikers en kleine
zwarthandelaren, bestond al helemaal geen
genade.
Welke instantie moest deze landverraders
oppakken en straffen? Niemand wist het in
die chaotische dagen na de bevrijding. „Het
was een grote janboel in de stad", herinnert
Kwik zich. „Zoals in heel Nederland was nie
mand de baas - of eigenlijk was iedereen de
baas. Er was geen stadsbestuur, geen fat
soenlijk politie-apparaat. Iedereen nam
wraak op z'n eigen manier. Dan gaat natuur
lijk niet alles even zorgvuldig.
Het waren uiteindelijk de BS (Binnenlandse
Strijdkrachten) die de opdracht kregen om
foute Leidenaars op te pakken. De Tweede
Sectie van de Leidse BS moest landwachters
en 'gewone' NSB'ers arresteren en opsluiten.
Gevangenen werden op diverse plekken in
de stad vastgezet, totdat een centraal inter
neringskamp was ingericht. BS'ers brachten
de arrestanten onder meer naar de fabriek
van Zaalberg in de Vestestraat, de HBS op de
Hoge Rijndijk en de Leidse kazernes. Uitein
delijk bleken de Doelenkazerne en de Mors-
kazerne de meest geschikte plekken om col
laborateurs te huisvesten. Concentratiekam
pen voor landverraders.
Christoffel Endeveld ploft neer in zijn lig
stoel. „Nou, zeg 't maar. Wat wil je weten?"
Hij legt zijn handen op z'n forse buik, krab
belt daarna even door zijn witte haardos.
„Kijk eens, ik was een knaap van negentien.
Tussen toen en nu zit een heel leven. Ik weet
echt niet alles meer."
Dan brandt hij toch los. Over hoe hij als pu
ber moest onderduiken, om aan tewerkstel
ling in Duitsland te ontsnappen. Over hoe
hij 'via het circuitje' terecht kwam bij de
Leidse Binnenlandse Strijdkrachten. En over
die rare bevrijdingsdag. „Veel van de feest
vreugde heb ik toen niet meegekregen. Toen
de Canadezen Leiden binnenreden, lag ik te
slapen. Ik had de hele nacht op wacht ge
staan bij de meelfabriek." De BS'ers hadden
het kort na de bevrijding veel te druk om
feest te vieren. De orde moest worden ge
handhaafd, en verraders dienden te worden
ingerekend. „De haat onder de bevolking
was enorm. Sommige NSB'ers werden met
pek ingesmeerd en in een open wagen door
de stad gereden, ze kregen van alles naar
hun hoofd. Wij vonden dat die mensen
moesten worden opgepakt. Ze moesten boe
ten."
De Leidse BS baseerde zich bij het arresteren
van verraders op gegevens van de Centrale
Inlichtingendienst (CID), de voorloper van
de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Die had
tijdens de oorlogsjaren de handel en wandel
van Duitsgezinden bijgehouden. Volgens
Kwik was dat niet zo rechtvaardig als het
lijkt. „Veel van de mensen die ze gevangen
namen, waren weliswaar aangesloten bij de
NSB, maar ze hadden nooit iets voor die
club gedaan. Ze waren gewoon lid uit over
tuiging, of hadden verkeerd gegokt - als je
begrijpt wat ik bedoel. Die mannen hadden
echt nooit bijgedragen aan wat voor mis
daad dan ook." Endeveld is wat milder. „Ne
gentig procent van die mensen zat wel dege
lijk terecht vast. Maar inderdaad, er zijn
mensen ten onrechte opgepakt. Ik herinner
me een man die opgepakt was, terwijl zijn
broer degene was die bij de NSB had geze
ten. En er zijn meer fouten gemaakt."
De revanchegevoelens waren in die eerste
naoorlogse weken en maanden echter zo
groot, dat niemand oog had voor zulke nu
ances. Kwik: „De haat zat heel diep. De hon
gerwinter van '44 was de voornaamste oor
zaak, daarin hebben veel mensen vreselijk
geleden. En veel BS'ers hadden ondergedo
ken gezeten, dat was ook geen pretje. Zij
speelden voor eigen rechter. Ze wilden
wraak."
In het oorlogsdagboek van een 'gewone' Lei-
denaar, dat bewaard is gebleven in het ge
meentearchief, is die haat bijna tastbaar. We
lezen er onder meer: „Het schorem, dat ons
zo lang heeft verdrukt, is nu van de straat."
In een ander dagboek: „De gehate land
wacht is gearresteerd, de bevolking was dol
van vreugde. Enkele bijzonder gehate
NSB'ers hebben 't zwaar te verduren ge
had." De Kroniek van de Week schreef na de
arrestatie van een grote groep landwachters:
„Dit zijn de landverraders. Nu ook nog de
collaborateurs. Maar dan ook alle!"
Het moet een hel zijn geweest in de kazerne.
Honderden mannen hebben er maanden
lang opeengepakt gezeten. Kwik sprak later
met twee NSB'ers die er ruim een half jaar
gevangen hebben gezeten. „Ze vertelden me
hoe ze dag in, dag uit gedrild en gejend wer
den. Zoveel keer opdrukken, anders gaven
ze je een mep met de kolf van een geweer.
Het eten was er karig."
Notities uit 1945 vermelden dat het rantsoen
per gevangene er als volgt uitzag:
0,75 liter gaarkeukenmaaltijd per dag
0,5 liter koffie of dergelijke per dag
800 gram brood per week
De gevangenen mochten geen bezoek ont
vangen. Brieven en pakketten mochten niet
worden doorgegeven aan de delinquenten.
Veel gevangenen werden ziek, maar dat was
geen reden voor mededogen. Dat lezen we
in het enige bewaarde ooggetuigeverslag,
een rapport van Felix Gulje, die gevangen
was genomen in de Doelenkazeme omdat
hij als directeur van de NV Hollandsche
Constructie Werkplaatsen in Leiden zou
hebben samengewerkt met de bezetter. In
het verslag beschrijft Gulje het gedrag van
een kamparts. We lezen: 'Tijdens de aanvra
ge door een arts om ontslag voor eert jong
meisje dat ernstig diabeteslijdster was, zegt de
kamparts: 'Politiek verleden speelt een grotere
rol dan gezondheid.En even verderop: 'Een
patiënt met een blaasfistel, waardoor de uri
ne nog over de buik siepelt (deze man was uit
het ziekenhuis gesleept), komt wel op de ziek
enzaal, maar wordt niet ontslagen, evenmin
als een patiënt met drain, waaruit stinkende
etter komt. Op de ziekenzaal liggen tussen de
gewone patiënten allerlei besmettelijke ziek
ten, zoals tbc, diphteritis, dysenterie. Van den
heer Van Duin, lijdende aan de laatstge
noemde ziekte, is nooit de faeces onderzocht.
Hij is op het laatste ogenblik voor zijn dood
overgeplaatst naar het Academisch Zieken
huis te Leiden. Het sectierapport wees uit: tbc
van de ingewanden. De patiënt deed dage
lijks ontlasting voor het bed op ondersteek op
steel. Op de muur van een van de wc's stond
daarna de naam van de kamparts geschreven
met de tekst 'De beul van de Doelenkazerne.
Het a.s. lijk'. Daarna is de kamparts op de
ziekenzaal soepeler geworden.
Gulje werd na drie maanden vrijgelaten. Een
jaar later, in 1946, werd hij door onbekenden
doodgeschoten.
Enkele weken nadat de eerste arrestanten
het kamp waren binnengeleid, besloten de
BS dat de gevangenen best aan het werk
konden worden gezet. Al snel werden diver
se bedrijven gevonden, die wel wat extra
handen konden gebruiken. Onder meer de
touwfabriek Verto bij De Zijl. Kwik: „Bij de
touwfabrieken kwamen voedselpakketten
binnen. De gevangenen moesten die pakket
ten uit de schepen halen en in auto's laden.
De bewakers zagen erop toe dat ze dat naar
behoren deden." En wie niet hard genoeg
werkte, kreeg ervan langs. „Die bewakers
waren geen zachtzinnige types."
Eenmaal terug in de kazerne was er geen fat
soenlijke slaapplaats voor de gevangenen.
Net als veel Nederlanders in die tijd moesten
zij slapen op een hoopje stro. Verwarming
was er niet. In de winter van 1945 moet het
binnen de muren van de kazernes ijzig koud
zijn geweest.
De Doelenkazeme en de Morskazeme waren
natuurlijk niet de enige concentratiekampen
voor NSB'ers in Nederland. De bevrijding
betekende gevangenschap voor ruim
150.000 Nederlanders, die in minstens 180
kampen in heel Nederland gevangen werden
gehouden. We lezen er meer over in de bro
chure Kamptoestanden, in 1950 geschreven
door een voormalige NSB'er en gevangene,
die zich ook baseerde op gesprekken met di
verse andere ooggetuigen. De auteur sprak
van martelingen, die in vrijwel alle kampen
in Nederland voorkwamen: 'Men moest tij
dens het luchten niet alleen telkens looppas
maken, maar over het hele terrein met zijn
ruw plaveisel van kinderhoofdjes dwars door
plassen en vuil heen 'kopje duikelen', robben,
rollen, enzovoort. En dat de ganse tijd door,
zulks met de duidelijke bedoeling de mensen
af te en zo miserabel mogelijk te makenEn
verderop: 'Voegt hier dan nog bij, dat velen
hunner, bij wijze van extra luchten, met de
handen een vreselijk vuile mesthoop leeg
moesten halen, telkens een vrachtje met de
handen tegen de kleren gedrukt dit een half
uur ver weg naar de schuit moesten brengen,
wekenlang de gehele dag door, en men kan
zich voorstellen, dat spoedig de hele kampbe
volking een wanhopige, vreselijk vuile, me
rendeels zieke massa stinkende paupers was'.
Henny Kwik schuift de foto opzij. „Er waren
wel mensen die schande spraken van de si
tuatie in de kampen. We doen nu wat de
moffen ook deden, zeiden sommigen. Maar
naar hun werd niet geluisterd. Iedereen wist
dat de kampen er waren, maar bijna nie
mand vroeg zich af wat er binnen de muren
van de kazernes gebeurde. En niemand
klaagde over het feit dat al die mensen geen
eerlijk proces hadden gekregen. Pas na een
half jaar kwam daarover een discussie op
gang. Niet veel later werd het laatste kamp
opgedoekt."
„De gevangenen die ik heb gesproken, leven
niet meer. Ik ben bang dat er vrijwel geen
getuigen meer in leven zijn. Het is des te
triester dat er nooit aandacht voor hun lot is
geweest. Veel van die gevangenen hadden
nooit iets misdaan, maar ze werden behan
deld als oorlogsmisdadigers."
Hij zet zijn bril af. „Een jaar of tien geleden
was ik op een reünie van de Leidse BS, toen
waren een paar van die mannen nog in le
ven. Ik sprak met een man die als bewaker in
de Morskazeme had gezeten. Hij bevestigde
wat ik al eerder had gehoord: verhalen van
pesterijen, ziekte, mishandelingen. En weet
je wat het gekke was? Hij had er nog steeds
geen spijt van. Hij haatte die NSB'ers nog
steeds."
'Het schorem, dat ons zo lang heeft verdrukt, is nu van de straat.'
de binnenplaats van één van de kampen worden oorlogsdelinquenten bijeengebracht. Foto's: collectie Henny Kwik