Anneke Het spook van het koloniale verleden 'Een gemeenschappelijke geschiedenis bestaat niet' e zijn de vleesgeworden goeiigheid, onmisbaar voor bejaarden, verpleeg- en ver zorgingshuizen. Ze zijn wat corpulent, dra gen meestal een brilletje en hebben steil, piekend haar. Meestal worden ze niet voor al te snugger aangezien. Op school ging het niet soepel, leren was niet hun favoriete be zigheid. Wel altijd ijverig, maar het lukte net niet. Komen ze niet in de verzorgende sector terecht, dan wordt het moeilijk. Sommigen blijven tot hun dood bij hun ouders. Fijn voor de ouders, maar vaak minder fijn voor de dochter die in een sociaal isolement raakt. Na de dood van hun 'zekerheid' weten ze het niet meer. Leiden kent voor deze mensen een prachtige instelling. De Zijl Bedrijven zorgt voor werk voor deze pechvogels: lopende- bandwerk. Anneke, een karikatuur van Annie de Rooy uit het programma van Paul de Leeuw, pakt er cho colaatjes in. Enkele jaren geleden is haar laatste steunpilaar, haar moe der, weggevallen. Daar zat ze, moederziel al leen, in haar flatje. Links en rechts allochtonen met wie ze geen enkel contact had: ze verpie terde. Slapeloosheid en Praktijkverhalen van huilbuien brachten haar op het spreekuur, Anne- de Leidse huisarts ke, met een gezicht waar het verdriet vanaf droop. Har Meijer (aflevering 13) vol vragen. Had zij moe der wel goed verzorgd? Was het haar schuld dat zij kanker had gekregen? Hoe zou ze het daar nu hebben op Rhijnhof? Vragen, vragen. Aan wie moest ze ze kwijt? Ze had geen familie, vrienden of goede bu ren. Vroeger kwamen de dominee en de dokter. Nu soms de dokter als hij tijd en zin heeft. Het is bepaald niet spectaculair, maar soms zo dankbaar. Er is geen protocol voor. Eerst moet je hun vertrouwen winnen. Tij dens het ziekbed van haar moeder had ik Anneke wat beter leren kennen, was ik deel genoot gemaakt van moeders angst voor haar toekomst. Of ik goed voor haar wilde zorgen? Ik kende zoveel mensen in Leiden, dus dat moest wel lukken. Toen zij op het spreekuur kwam, was haar moeder al weer enkele maanden overleden. Ik had haar sindsdien niet meer gezien. 'Wat doe je nu zoal?' 'Niks.' 'Hoe bedoel je, niks?' 'Niks, tv kijken en slapen.' Ze was flink vermagerd. 'En eten?' 'Brood, iedere dag brood.' 'En warm eten?' 'Geen zin in.' 'Maar je kookte toch ook voor je moeder? Waarom nu dan niet meer?' 'Geen zin in.' 'Hoe laat ga je dan naar bed?' 'Acht uur.' 'En slaap je dan?' 'Nee.' 'En hoe laat sta je dan weer op?' 'Om zeven uur, dat moest altijd van mijn ou ders.' 'Heb je dan lekker geslapen?' 'Nee.' 'Waarom ga je dan zo vroeg naar bed?' 'Er is toch niks aan.' Ja, ja, een hoopje ellende. 'Wat kan ik voor je doen?' 'Weet ik niet.' Vreselijk trieste aanblik: in elkaar gedoken, volkomen apathisch zat ze voor me. Slaap pillen geven? Gesprek? Wat nou toch? 'Zou je willen werken?' 'Waar?' 'Dat moet ik uitzoeken. Bij De Zijl Bedrijven op de Waard kunnen ze vaak inpaksters ge bruiken. Zou je dat willen?' 'Ja, hoor.' 'Zal ik het voor je proberen te regelen?' 'Ja, hoor.' 'Waarom kwam je nu eigenlijk naar mij toe?' 'Mijn moeder had gezegd dat als ik het niet meer zag zitten ik maar naar jou toe moest gaan.' De Zijl Bedrijven had een knappe, aardige bedrijfsleidster. Ik had haar vriend in de weekenddienst eens een keer een receptje voor de moming-afterpil gegeven, wat zij zeer op prijs stelden. Ze had een plekje aan de lopende band op de chocolade-afdeling. 'Laat ze morgen maar voor een gesprek ko men.' Om Anneke niet te overvallen besloot ik na het spreekuur bij haar langs te gaan, drie hoog op een van de Horsten. Op mijn bellen werd na enige tijd het gordijn in de keuken weggeschoven. Ze was in pyjama en keek mij verward aan. 'Doe eens open.' Het drong niet tot haar door. 'Doe nou open.' Langzaam draaide ze zich om en even later ging de voordeur open. Aan haar roodom- rande ogen zag ik dat ze had gehuild. Ze ging me voor naar de kamer. Er was niets veranderd. Het bed van haar overleden moe der stond nog steeds midden in de kamer. Verder was het een onbeschrijfelijke troep. Overal stonden borden, kopjes en bekers. De asbak toonde een Toren van Babel aan siga rettenpeuken. Ze schoof een en ander opzij en ging op de bank zitten. Ik bleef staan, nergens een plekje. 'Je kan bij De Zijl Bedrijven beginnen.' Verrast keek ze op: 'Echt?' 'Ga morgen maar met mevrouw Steensma praten.' 'Hoe laat?' 'Ga maar als je wakker bent. Weet je waar het is?' 'Nou en of, mijn vriendin werkt er ook.' Schot in de roos. 'En waar woont je vriendin?' 'Op de vierde verdieping van deze flat. Zal ik haar even bellen?' 'Doe maar, ik wacht wel.' Ik stond nog steeds en zij belde haar vrien din. 'Kom je effe naar mij toe? Dokter Meijer is hier ook Ik mag samen met je gaan werken.' Even later verscheen de vriendin. Een kopie van Anneke, alleen was haar haar knalrood. 'Kom je bij me werken?' 'Ja, morgen mag ik gaan praten.' De stem van Anneke klonk vrolijk en opge wekt. ZATERDAG 27 APRIL 2002 'Zullen we samen gaan?' 'Hoe laat?' 'Half zeven beneden bij de flat.' 'Nou, ik ga maar, doe de groeten aan me vrouw Steensma.' Ze werd aangenomen en het ging fantastisch bij De Zijl Bedrijven. Anneke bloeide hele maal op. En nu kwam ze op het spreekuur met klachten: buikpijn, moeilijke stoelgan, veel boeren en winden laten, vol gevoel na het eten. 'Hoe lang heb je dit al?' 'Enkele maanden en het gaat maar niet over.' Ik palpeerde de buik links en rechts naast de navel. Pijnlijke weerstanden en veel lucht in de buik. Spastische colon, bowel syndroom, irritable colon, noem maar op. Komt vrese lijk veel voor. De hoogleraren Groen uit Jeru zalem en Bastiaans uit Leiden hadden dit soort patiënten uitvoerig geanalyseerd. An neke had de symptomen. 'Is er wat ergs?' vroeg ze. 'Nee, dat valt wel mee. Hoe gaat het op je werk?' Ze begon onbedaarlijk te huilen, maar her stelde zich snel. 'Mijn vriendin,' snotterde ze, 'Ze heeft darm kanker en het gaat helemaal niet goed. Ze eet niets meer, wat ik ook voor haar klaar maak.' 'Werkt ze nog?' 'Ze kan niets meer, ze gaat dood. De dokter in het grote ziekenhuis heeft gezegd dat ze nog maar enkele weken te leven heeft. Wil jij niet eens met mij gaan kijken? Zij heeft mij gevraagd te vragen of je een keer wilt langs Tekening: Bert van der Meij komen. Heb ik ook kanker?' 'Nee, absoluut niet, maar je maakt je enorm druk om je vriendin en die spanning geeft dat nare gevoel in je buik.' 'Dus ik ga niet dood?' 'Jij gaat niet dood.' 'Kom je bij mijn vriendin kijken?' 'Ga maar naar huis, dan kom ik tussen elf en één uur wel langs.' Duidelijk opgelucht vertrok ze. Het bezoek was er een om in te lijsten. De vriendin was duidelijk terminaal. Anneke had de leiding over haar verzorging geno men. Aan niets zou het haar ontbreken. Met de huisarts had ze morfinepleisters geregeld en de wijkzuster had haar over het doorlig gen geïnstrueerd. Ze keek mij trots aan. 'Goed, hè, dokter Meijer?' 'Ja Anneke, je bent een fantastische meid.' Het vierhonderdjarige bestaan van de VOC is voor Bert Paasman geen reden tot feest. Maar excuses maken voor het koloniale verleden is ook niet no dig. „Het is vaak eierdansen", vertelt Paasman, sinds kort bijzonder hoogleraar koloniale en post koloniale cultuur- en literatuurgeschiedenis. „Ik spreek over wit en zwart, niet over blank. Het woord 'neger' mag op dit moment ook niet meer, terwijl de Antilliaanse schrijver Frank Martinus Arion dat juist een geuzennaam vindt. Mensen ma ken de vergissing om te denken dat het aan het woord ligt, terwijl het ligt aan de manier waarop woorden gebruikt worden." door Rob Hartgers goed dat de geschiedenis voortdurend wordt herschreven. Aan de andere kant moet je niet met terugwerkende kracht de geschie denis willen kuisen. De nuances van nu wa ren er vroeger ook." „Rond 1800 waren er al mensen die schre ven: wat moeten zij in Azië met ons chris tendom. En een kwart eeuw eerder ergerde de anatoom Petrus Camper zich zo aan praatjes over de zwarte hersens en het zwar te zaad van negers dat hij een openbare ana tomische les heeft gegeven. Hij ontleedde een zwarte man om te laten zien dat zwarten hetzelfde in elkaar zitten als blanken. Zijn conclusie was uiterst didactisch: de neger stamt ook van Adam en Eva af." Tijdens de Wereld Conferentie tegen Racis me in Durban betuigde minister Van Boxtel vorig jaar 'diepe spijt, neigend naar berouw", voor de rol van de Nederlanders in de sla venhandel. Paasman vindt het gebaar van de minister weinig zinvol. „Ik zou niet weten wie excuses moeten ma ken of aan wie die aangeboden moeten wor den. Zoiets is belangrijk als de slachtoffers nog leven, zoals in het geval van de overle venden van de Japanse interneringskampen. Maar wie moet na zoveel honderden jaren nog excuses maken? Heeft Kok soms in sla ven gehandeld? Je ziet wel dat in de Verenig de Staten een koloniaal trauma veel geld waard is. Sommige bedrijven zijn daar ge dwongen tot het doen van herstelbetalin gen." „Ik vind wel dat Nederland zich meer moet inspannen om achterstanden van minder heden weg te werken. We hebben in een hal ve eeuw de sociaal-economische achter stand van de arbeidersklasse weggewerkt. We moeten streven naar werkelijk gelijke mogelijkheden, ook in Suriname en op de Nederlandse Antillen. Suriname is dan wel onafhankelijk, maar dat betekent niet dat we van onze morele verplichting af zijn. Dat land bestónd niet eens voordat wij daar kwamen. Het was niet meer dan moeras en oerwoud. Nederland heeft daar slaven uit Afrika en contractarbeiders uit Azië neerge zet." De historische band tussen Nederland en de voormalige koloniën betekent niet dat er ook hetzelfde over die geschiedenis wordt ge dacht. Indonesische schoolkinderen leren over de agresi belanda, Nederlandse kinde ren over 'politionele acties'. Onze helden zijn Comelis Houtman, Jan Pieterszn Coen en Jan van Riebeeck, zij bewonderen de re volutionairen die de Hollanders het land uit gooiden. Paasman: „Het idee van een gemeenschap pelijke geschiedenis is een illusie. Het is be langrijk om te laten zien dat er naast een ko loniale ook een postkoloniale visie staat. Zij hebben hun verhaal, wij het onze. Zolang we geen gemeenschappelijk verhaal kunnen schrijven, moeten we de twee verhalen naast elkaar zetten. Zo is het goed dat er nu een boek is over de Japanse bezetting van Indo nesië waarin zowel Nederlanders als Japan ners en Indonesiërs aan het woord komen". (Beelden van de Japanse bezetting van Indo nesië, onder redactie van Remco Raben - red.). Op dit punt ziet Paasman een belangrijke rol weggelegd voor de literatuur, 'die ons de ge dachten en de gevoelens bij de feiten van de geschiedenis kan geven'. Vandaar ook zijn interesse voor de hedendaagse migrantenli teratuur van auteurs als Kader Abdolah, Yas- mine Alias en Hafid Bouazza. „De Nederlandse literatuur wordt door mi granten verrijkt. De Perzische manier van vertellen en het Perzische idioom zie je terug in het werk van Kader Abdolah. Hij schrijft op een frisse manier over Holland. Over on ze democratie bijvoorbeeld, die hij hemel hoog bewondert. In zijn boek 'De reis van de lege flessen' woont de ik-fïguur naast een homoseksuele buurman. Dat geeft proble men als zijn moeder uit Iran op bezoek komt. In zo'n boek is het verschil tussen Iran en Nederland mooi te zien." Naast literatuur zijn ook populaire liedjes een belangrijke weerslag van het denken over koloniale verhoudingen. In de liedjes wordt pas echt duidelijk hoe geïdealiseerd het beeld was van de koloniën. „Naar Indië ging je om rijk te worden en de vrouwen wa ren er allemaal mooi en willig. Als je seks met ze had, kreeg je geld toe. Er is totaal geen aandacht voor de lokale bevolking, be halve dat ze wel eens wat verkochten: een pisang of wat arak. De lokale cultuur komt niet aan bod. Het zijn materialistische, plat vloerse liedjes. Propaganda die de jeugd aan moest sporen naar Indië te gaan. Daardoor is een beeld van Indië gecreëerd dat nooit meer weggaat." De benoeming van Paasman komt in een tijd waarin het spook van het koloniale ver leden zich meer dan ooit opdringt: driehon derd jaar geleden werden de eerste 'diplo matieke' betrekkingen met Ghana aange knoopt en driehonderdvijftig jaar geleden werd de Kaapkolonie gesticht. Bovendien wordt op 1 juli (Keti koti) een nationaal sla vernij monument onthuld, ter herinnering aan ruim tweehonderdvijftig jaar Nederland se betrokkenheid bij de slavenhandel. En dan is er nog het vierhonderdjarige jubileum van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Paasman heeft voor zijn onderzoek heel wat uren doorgebracht in de VOC- en WIC-ar- chieven van Kaapstad, Jakarta, Colombo, Pa ramaribo en Guyana. Als het aan hem ligt, worden de archieven op de Unesco-lijst van wereldmonumenten geplaatst en blijven ze daar ook op staan. „Er staat zo ontzettend veel informatie in over ons koloniale verle den, We kunnen ieder schip en iedere ma troos terugvinden in de archieven. Er is veel in te vinden over landen die toen nog geen schriftelijke geschiedschrijving hadden. Alles Bert Paasman: „De historische band tussen Nederland en de voormalige koloniën betekent niet dat er ook hetzelfde over die geschiedenis wordt gedacht." Foto: GPD werd door de VOC beschreven, ook de ge schiedenis van Japan en Sri Lanka." „Bedenk wel dat de VOC het gebruik van ge weld niet schuwde. Als een regionale vorst niet wilde meewerken, werd hij daartoe ge dwongen. Onze nationale held Jan Pieterszn Coen heeft op de Molukken heel wat men sen vermoord. Vertel dat verhaal ook. Het is

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2002 | | pagina 42