Saamhorigheid
belangrijker dan privacy
In Leids woonwagenkamp let iedereen op iedereen
ZATERDAG
13 APRIL
2002
ER
BIJ
Op het woonwagen
kamp aan het
Trekvaartplein in Leiden
zal een oudere nooit
dagenlang in zijn wagen
dood liggen, ledereen let
op elkaar, zorgt voor
elkaar. Een solidaire
gemeenschap waar het
leven vrij is voor wie er
bij hoort, maar
afgesloten voor
buitenstaanders.
Saamhorigheid is er
belangrijker dan privacy.
door Dick Hofland
Wie binnen wil, moet zijn
schoenen uitdoen.Al komt
Beatrix. Doet ze dat niet, dan
bekijkt ze 't maar. Willem-Alexander mag
z'n schoenen wel aanhouwen hoor. Maar
alleen als-ie haast hep. Maar hij hep nooit
haast. Hahé." Als de kinderen naar
school zijn, pakt To de stofzuiger en de
emmer met sop. Iedereen is welkom, ie
dereen mag mee-eten, maar de boel moet
schoon blijven. Mild zonnetje, cd-tje van
Frans Bauer en een sigaret. To geniet.
Als ze de muziek een keertje lekker hard
wil, doet niemand moeilijk. En haar zul je
niet horen als de buurvrouw de radio
hard zet. „We laten elkaar vrij, we kunnen
veel van elkaar hebben. Moet ook wel,
want we zitten dicht op elkaar. Maar het
zit ook niet in ons om het elkaar lastig te
maken. We nemen het altijd voor elkaar
op, zijn heel solidair, kijken niet gauw een
andere kant op. We kennen elkaar alle
maal, van alle wagens. Die is wel weer
een neef van die en die wel weer een ach
ternicht van die. Het is eigenlijk één grote
familie. Net als bij de EO. Héha."
Haar ouders hadden nog een woonwagen
waarmee ze rondtrokken. Ze kwam bij
vriendinnetjes die een eigen kamer had
den. „Dat vond ik kicken, want in de wa
gen sliepen wij met z'n vieren in één ka
mer. Toch moet ik er niet aan dénken om
in een huis te wonen. Ik moet Frans Bau
er keihard kunnen draaien als ik daar
eens zin in heb, ik wil bij mekaar in en uit
kunnen lopen." Ze is nu eenmaal geen
type dat dagen achtereen alleen maar
binnen kan zitten. De muren zouden op
haar afkomen. „Net zoals mensen die in
een huis zijn opgegroeid moeilijk in een
woonwagen kunnen wennen. AJ zie je wel
dat steeds meer burgermensen onze ma
nier van leven imiteren. Waarom staan ze
anders de hele zomer op een camping?
Als je daar gaat kijken, dan wonen en le
ven ze precies hetzelfde als wij. Er zijn
hier wel eens Engelsen geweest, met van
die rugzakken, die dachten dat dit een
camping was."
Kasteeltjes
Waar de krentebloesem ophoudt, begint
het woonwagencentrum. Eén asfaltweg,
die ingang én uitgang is, leidt langs tach
tig wagens met soms nog porseleinen
beelden achter de uitbouwramen. Soms
staat er een hondje in het kozijn te blaf
fen. Geen wagen is verwaarloosd, het zijn
allemaal kasteeltjes. De meeste hebben
de ingang rechts aan de zijkant, in een
kleine uitbouw met een trapje. Het is een
uitzondering als de ingang aan de andere
kant zit, dat zijn de linkse wagens. Tussen
de meeste zit nog geen vijftig centimeter
ruimte. Ze zijn zo'n drieënhalf tot vier
meter breed en twaalf, dertien meter
lang; woonkamer met vaste vloerbedek
king, keuken met koelkast, twee, drie
slaapkamers en soms wc, badkamer en
centrale verwarming.
Er staan wagens uit de jaren tachtig, niet
te groot, met de wc en badkamer in een
schuurtje achter de wagen. De meeste
zijn ruimer, moderner, met minder ra
men rondom en soms een schuifpui aan
de zijkant. Deze wagens lijken opge
bouwd uit stenen, maar het is kunststof
dat eruit ziet als steen. De wagens staan
op stalen balken, die soms weer op hou
ten blokken liggen, om ze waterpas te
krijgen. De wielen zitten er alleen nog on
der voor het vervoer met een dieplader.
Soms staat er wel een caravan voor de
deur, waarmee de bewoners er 's zomers
op uittrekken. Nergens autowrakken, wel
keurige auto's, van klein tot groot, soms
netjes voor de wagen geparkeerd, soms in
een smalle, lage garagebox gestald. Bij
sommige woonwagens staat een scooter,
heel soms een motortje op vier wielen, en
bijna overal speelgoed, veel speelgoed.
Twee kleine hondjes lopen over straat, ze
Jeugdige bewoners van het woonwagenkamp aan het Trekvaartplein in Leiden spelen op het enige overgebleven stukje gras.
Foto's: GPD/Sieko Kloosterhuis
blaffen een beetje, maar hebben niets
kwaads in de zin.
Het terrein is te klein voor zoveel wagens.
Al jaren wordt er gesoebat, gesmeekt en
geruzied met de gemeente over de ruim
te, over nieuwe standplaatsen, uitbrei
ding en renovatie, omdat ook de kinderen
van de kinderen straks goed willen wo
nen. Nog altijd zonder succes. „Ze den
ken zeker dat we uitsterven", zegt meneer
Meijer, een man met het hart op de tong.
„We zouden gelijk opgaan met de nieuw
bouwwijk die ze hier vlak achter bouwen.
Nou, vergeet 't maar. Die wijk is bijna af
en wij moeten elke meter gebruiken om
een wagen bij te kunnen zetten. Zonde,
doodzonde, want zeg nou eerlijk, de boel
is behoorlijk verpauperd. Alle groen is
weg, op elk stukje grond staat onderhand
een wagen. Het is een rommeltje gewor
den."
Plannen
Het buurthuis, in het hart van het cen
trum, ziet er niet uit. Zowel van binnen
als van buiten is het een oud zootje. Daar
helpt een lik verf al lang niet meer. De be
woners zijn er niet blij mee. Er zijn plan
nen, tekeningen, ideeën waar alle wa
gens, voor nu en in de toekomst, netjes in
passen, met behoorlijke tussenruimte -
vijf meter zegt de wet -goede voorzie
ningen, mooie stukjes groen en een keu
rig buurthuis. Of het ooit zover komt?
Meneer Meijer:Ach, de nieuwe burge
meester is in alle wijken van de stad ken
nis komen maken, maar hier istie niet ge
weest."
Een jonge vrouw met lang zwart haar en
ogen om in te verdrinken, stapt op haar
scooter. Ze moet werken, in een kleding
zaak. Vindt ze het fijn om hier te wonen?
„Geweldig". Wil ze hier altijd blijven?
„Hangt er van af wie m'n man wordt." En
Janet (rechts), zeventien jaar en geboren en getogen op het kamp, zou er nooit meer weg willen. „Het is echt super. Gewoon,
altijd je familie bij je. Het is heel ontspannen, je kent iedereen, echt iedereen."
weg is ze. Een oudere vrouw doet de deur
open. „Is er iets aan de hand?" Meteen
laat een man zich zien. En horen. We
moeten weten dat het een schande is
„dat ze deze vrouw in een huissie stop
pen waar nog geen wc in zit." Een beetje
normale leefruimte, 'is dat zo abnormaal
dan?' Hij heeft pas een lening afgesloten
om een behoorlijke wagen te kunnen ko
pen. „Ik moest door de slaapkamer van
mijn dochter om in m'n eigen slaapka
mer te komen. Die meid is onderhand
wel achttien. Ik had geen zin meer om te
wachten op een nieuwe huurwagen, want
uiteindelijk kies je toch voor je gezin.
Maar ik moet die lening wel tot m'n ze
ventigste afbetalen. Dus als ik op m'n vijf
tigste gestrekt ga, zit m'n dochter d'r aan
vast."
Buurman Wim maakt zich niet zo druk.
Voor hem is het belangrijkste dat mensen
voor elkaar zorgen.Als ik weet dat mijn
buren thuis zijn en ik zie 's avonds geen
licht, dan ga ik toch effe een kloppie ge
ven. Familie of geen familie. Ik ben ge
trouwd met een vrouw van buiten, een
burgermeisje, en die zegt: Geef mij dit
maar. Die vindt het net als ik een prettig
leven. Het is ook een fijn idee dat als je
kinderen op straat lopen er altijd wel ie
mand is die op ze let. Tegenwoordig hele
maal, want wat gebeurt er niet allemaal
voor verschrikkelijks met kinderen." Drie
jonge vaders knikken. „Die nieuwbouw
wijk die ze hier achter aan het bouwen
zijn, daar weten ze over vijfjaar nog
steeds niet wie wie is. Zal op ons kamp
niet makkelijk gebeuren. Hier is iedereen
met elkaar opgegroeid."
Opvallend
Wie de tekeningen van die nieuwbouw
bekijkt, valt op dat sommige delen ervan
zijn opgezet als een soort kamp. Groepjes
huizen in een ovale vorm met één toe
gangsweg, min of meer afgesloten van de
buitenwereld. Het lijkt wel afgekeken.
Er komen wat vrouwen naar buiten. Er
glijdt een politiewagen het kamp op.
Twee agenten stappen uit en maken een
praatje met de vrouwen. Eén vrouw
maakt zich even los uit de groep en zegt
dat de politie hier elke dag even komt kij
ken, 's ochtends, 's middags, 's avonds, 's
nachts, maar dat het beste jongens zijn.
Hier en daar gaat een gordijntje opzij. Er
galmt een stem over het terrein, dat de
koffie klaar staat in het buurthuis. Het ge
luid komt uit vijf luidsprekers die midden
op het kamp rondom een hoge paal zijn
bevestigd. „Zo worden we altijd op de
hoogte gehouden van activiteiten, feestjes
en nieuwtjes", zegt de oude vrouw. „Leuk
hè? In een gewone straat kan dat niet."
In het buurthuis schuiven negen vrou
wen aan, sommigen met een klein kind
aan de hand. Over één ding zijn ze het
eens: Niemand zou hier weg willen. Ook
de vrouwen die niet in het woonwagen
centrum zijn geboren maar met een man
uit het kamp zijn getrouwd en er sinds
die tijd wonen. Zoals Els, die part-time in
de zorg werkt. „Het is een hele andere
cultuur en ik merk dat mensen van bui
ten ons die eigenlijk het liefst zouden wil
len afnemen." Anita, woonwagenbe
woonster van geboorte: „We hebben een
naam hè? We hebben nog geen suiker
klontje weggenomen, maar als er ook
maar iets gebeurt, worden we met z'n al
len over de heg getrokken. Dat doet pijn
hoor."
Terwijl, zegt Els, deze samenleving juist
zo zorgzaam is, hechter dan de 'gewone'.
„Die betrokkenheid zie je bijna nergens
meer, misschien nog in een paar oude
volkswijken. Als er een kind wordt gebo
ren, komt iedereen op visite. Als iemand
in het ziekenhuis ligt, komt het hele kamp
op bezoek. Als iemand overlijdt, gaat ie
dereen naar de begrafenis. Hoogtepunten
en dieptepunten in het leven beleven we
intens met elkaar." Corine: ,Als je ergens
mee zit, is er altijd opvang. Hier woont
niet één oudere die in een bejaardenhuis
komt. Voor oude mensen wordt gezorgd,
tot hun dood. Hier zal niemand dagen
lang voor dood in z'n huissie liggen."
Burgerwereld
Aan het eind van de middag komt het
kamp tot leven. Dan komen de kinderen
uit school. Of beter: komen de moeders
met de kinderen uit school. Moeders wier
kinderen naar de basisschool gaan, bren
gen en halen hun kinderen altijd zelf. En
soms die van anderen. Pas als ze naar de
middelbare school gaan, mogen ze zelf
op de fiets of scooter. Zoals Janet, Tina en
Corrine, drie vriendinnen die het vmbo
doen, de vroegere mavo, op een school
buiten het woonwagencentrum. Sinds de
kampschool is opgeheven, tot verdriet
van de bewoners, gaan alle kinderen naar
een school in de burgerwereld. Ook ande
re activiteiten, zoals sport, doen ze buiten
het kamp. Daar hebben ze een eigen
groep vrienden en vriendinnen en soms
komt iemand mee. Zegt Tina, een puber
uit een chique wijk: „Het is hier veel leu
ker, veel gezelliger." Janet, zeventien jaar
en geboren en getogen op het kamp, zou
er nooit meer weg willen. „Het is echt su
per. Gewoon, altijd je familie bij je. Het is
heel ontspannen, je kent iedereen, echt
iedereen."
Voor jongeren geldt de regel: geen seks
voor het huwelijk. Als je een nacht met ie
mand wegblijft, ben je een stel. De eerste
is de ware, of-ie nu wel of niet uit het
kamp komt. Johnnie is nog lang niet op
een leeftijd dat dit speelt, maar hij
scheurt al wel op een scooter. Tieners rij
den op scooters, speelgoed-motortjes en
al dan niet gemotoriseerde stepjes door
het kamp. De kleinsten hebben weinig
nodig. Op een miniem stukje overgeble
ven gras zijn ze aan het kopje duikelèn,
doen ze kunstjes aan een hekje of wiebe
len ze op een wipkip.
Marco, 28 jaar, kent het woonwagencen
trum nu drie maanden. Hij woont er niet,
hij woont in de stad, maar is activiteiten
begeleider in het buurthuis. Hij geeft on
der meer kookles aan de meiden, die met
hem weglopen, maar hij zou hier niet wil
len wonen. „Ik zou het hier heel benau
wend vinden. Tegelijk spreekt die wij-cul
tuur me wel heel erg aan, mensen doen
veel meer samen. Die betrokkenheid er
vaar ik als prettig. Het gevoel van een
zaamheid lijkt me hier bijna onmogelijk.
Maar ikzelf ben toch wel erg gesteld op
mijn privacy en die heb je hier minder
dan in een huis of flat."
Anita, moeder van twee kinderen: „Wij
hebben geen deurbel, de deur staat altijd
open. Woorden als 'afspraak' en 'agenda
trekken' kennen we niet. Kom je binnen
terwijl we net gaan eten, dan eet je lekker
mee. Als je een keer geen boodschappen
kan doen, dan doet een ander die voor je.
Joh, als het lekker weer is en ik op het
trapje van mijn wagen zit, muziek om me
heen, al die mensen om me heen, al die
kinderen, dan lééf je. Zeggen een paar
vrouwen in koor:Als ik wil, kan ik met
mijn krulspelden en in m'n duster naar
de buren lopen. Daar kijkt niemand van
op. Wij voelen ons gewoon vrij."