Overgave aan het hier en nu Peter Fabers geloof in de genezende werking van het leven Peter Faber, een volksjongen uit Tuindorp-Oostzaan, heeft alles in het leven instinctief gedaan. Toneel, film en tv, maar ook zijn relaties en financiën. Via de firma 'BV Peter Faber Optimist' draagt hij nu zijn levensfilosofie uit in theateronderwijs en op presentaties voor bedrijven. door Dirk Vellenga ie uitgelatenheid heb ik altijd gehad. In de klas was ik niet meer te tem men, als ik de eerste sneeuwvlokken zag. Mensen zagen mijn rumoer, niet mijn gevoeligheid. Ik heb nog steeds dat intense, ik kom jongens achtig over met m'n 58 jaar. Wat ik als kind in m'n kop had, moest ik afmaken. Op de dijk naar Zaandam stonden lantaarnpalen en ik wilde al die lampen uitgooien. Daar was ik zo fanatiek mee en lang mee bezig, dat de politie al lang en breed naast me stond. Toneel was voor andere mensen, voor kinderen met bleke gezichten. Ik was opgegroeid met heel andere codes. Bij ons ging het niet om wat je zei, maar wat je durfde. We haal den geld uit de offerblokken in de katholieke kerk of deden paarden- drollen in de wijwaterbakken. Cul tuur was een scheldwoord, dat stond zó ver van ons af. Mijn moeder was Duitse, het gezin was streng nazi, haar vader was iets hoogs in de partij. Ze moest elke dag bij het ontbijt de Hitlergroet brengen en dat vertikte ze. Ze liep weg van huis en is ondergedoken bij een sla ger in Hamburg. Mijn vader komt uit Sneek, hij was de jongste van acht broers, op zijn tweede ging hij naar een pleeggezin. Zijn pleegvader klopte aan bij boerderijen om zich aan te bieden als melker of hooier. Zo kwamen ze terecht in het noor den van Duitsland. Mijn vader kreeg een bakkerswijk in Hamburg. En op zijn ronde dronk hij koffie in de sla gerij waar mijn moeder zat. Zij zag in hem haar redding, met hem wilde ze naar Nederland vluch ten. Toen Hamburg werd gebom bardeerd door de geallieerden, vluchtte mijn vader naar Zuid-Duits- land en zij ging met hem mee. Ze is van mij bevallen in het Sophia Kran- kenhaus in Schwarzenbach an der Saaie. Ik was haar sleutel naar de vrijheid. Ik ben er gaan kijken op m'n 32ste, ik wilde die plek met m'n eigen ogen zien. Ik heb het geboortebewijs op gevraagd. Heute geboren ein Knabe. Ze trokken naar Friesland, daar zijn ze getrouwd en toen gingen ze naar Amsterdam. Over die voorgeschiedenis werd thuis nooit gesproken. Ik begreep mijn ouders niet. Mijn moeder voel de zich verschrikkelijk schuldig aan alles wat Duitsland in de oorlog had gedaan. In mei durfde ze de straat niet op. Die angst bleef tot ze stierf op haar 76ste. Ze bleef een moffin in Amsterdam. Ze las de krant hardop om haar Duitse accent weg te krij gen. Ze wilde onzichtbaar zijn en de straat buitensluiten. Maar de straat kwam bij haar, er werd regelmatig aan de deur gebeld door mensen die kwamen klagen over mij." „Mijn moeder was schoner dan schoon. Ik mocht op zondag niet buiten spelen, want dan werden mijn kleren vies. Ze ranselde mij af om me in het gareel te krijgen. Mijn moeder wilde de beste Hollander zijn. Ze heeft zich nooit goed genoeg gevoeld, niet voor de Nederlanders en niet voor haar eigen ouders. Mijn vader was een ongeschoolde arbeider. Hij zat vaak zonder werk, soms werkte hij bij een boer. Op het moment dat we katholiek werden, had mijn vader opeens een baan bij de NDSM, in de ploegendienst op de scheepswerf. En ik kwam tussen mijn aartsvijanden op de katholieke lagere school. Door dat geloof werd mijn wereld onheilspellend. Naast de onderwijzers, ouders en priesters had je ook nog God. En die hield me overal in de gaten. Ik moest naar de ulo van de Broe ders van Liefde, Saint-Louis in Am sterdam. Daar konden ze mij beter controleren. Broeder Theofiel zei di rect: 'Iedereen die uit Amsterdam- Noord komt is een proleet'. Mij werd duidelijk gemaakt dat ik niet deugde en ik geloofde het. Thuis was voor mij een onveilige plek. Ik was altijd bedacht op explo sies van mijn moeder. Onder het eten ging het vaak mis, er groeide ruzie, maar ik wist nooit waarover. Mijn vader bleef stil, hij was een Fries, hij kon koppig zwijgen. En dan opeens barstte mijn moeder los, er werd met bestek gesmeten, de jus- pan met gehaktballen vloog tegen de muur. De straat was juist een veilige plek voor mij. Daar vond ik alles leuk, ik ging ik de melkboer helpen of de schillenboer. Toen ik een jaar of dertien, veertien was, werd de keuken opnieuw bete geld. Op een dag kwam ik thuis van school en vond een briefje van mijn moeder. Ze schreef dat ze met mijn zusje Tiny naar Duitsland was ge gaan. De volgende dagen kwam ze niet terug, en ook de tegelzetter was verdwenen. Samen waren ze ervan door. Ik heb haar pas weer gezien bij de première van Max Havelaar in Sneek, zo'n twintig jaar later. Ik was uitgenodigd voor de feestelijke voor stelling en ik dacht: ik maak er een soort reünie van. Oom Piet kwam met zijn gezin en mijn moeder ook. Mijn vader had ik niet gevraagd. Die was net weer getrouwd en ik wilde een confrontatie voorkomen. Maar mijn vader werd kwaad op oom Piet. Hij dacht dat die had be- ZATERDA 6 APRIL 2002 Peter Faber: „Het geheim van het succes kan het fiasco zijn." Foto: GPD/Ben Steffen men. Er is toen een ware familievete ontstaan. Toen overleed oom Catri- nus in Lemmer. Ik dacht: ik zal voor de begrafenis even goed uitleggen hoe het zit. Ik schreef in een brief aan alle familieleden dat ik de men sen voor die reünie had uitgekozen. Tijdens de kerkdienst vertikten mijn vader en oom Piet elkaar een hand te geven. Toen we later achter de kist liepen, siste mijn vader: 'Ik maak 'm dood'. Op mijn zestiende ben van huis weggelopen. Ik zei tegen kapper Ko ning, een man die alles van je wist, dat ik die nacht als verstekeling aan boord van een schip zou gaan. Hij had een advertentie uitgeknipt, waarin spelers werden gevraagd voor het openluchttheater in Tuin dorp-Oostzaan. Ik deed auditie en werd tot mijn verbazing aangeno men. Ik klom 's avonds over het hek om in het donkere, lege theater mijn stem te trainen. Later kreeg ik een gesprek op de to neelschool, ik deed een gedicht van Vondel dat ik op de ulo had geleerd. De mensen achter de tafel lachten zich kapot, ik kreeg het advies spraakles te nemen en dan nog maar eens terug te komen. Ik hoorde later dat mijn optreden een anekdote was geworden: 'Er is hier ooit een knaap geweest die Vondel voorlas in het plat Amsterdams'!" „In de jaren zeventig kon ik aan de slag met het Werkteater. Het was de tijd van de democratisering, van de Aktie Tomaat. In de toneelwereld wilden mensen iets nieuws begin nen. Zestig acteurs en actrices wer den benaderd en uiteindelijk bleven er twaalf over. Dat waren stuk voor stuk egoïstische individuen, maar we waren het eens over de uitgangs punten: maximale ontplooiing van jezelf en het toneel zo dicht mogelijk bij de mensen brengen. We kregen van minister Marga Klompé geld voor een werkruimte in een oude textielfabriek in Amster dam en salarissen op WW-basis. De corbouwers en schoonmakers had den we niet nodig, dat deden we al lemaal zelf. We begonnen 's mor gens om tien uur met vergaderen en dan moest het repeteren beginnen. Ook al waren de discussies nog zo verhit: we gingen spelen, soms met het schuim op de bek. Het was geen commune, we woon den apart. Maar we werkten wel heel intensief samen. We maakten stuk ken over dingen waar we zelf in ge ïnteresseerd waren. Over stervens begeleiding, toen Joop Admiraals va der dood ging. Over psychiatrie, om dat we nieuwsgierig waren naar on ze eigen gekte. Op vrijdagavond kon den de mensen zien hoe het stuk groeide en na drie maanden had het een beetje gestalte gekregen. Het was heel spectaculair, zó persoon lijk, zó echt, emotioneel, maar ook met humor. Na zeven jaar was voor mij de tijd rijp om weg te gaan. Ik werd toen veel voor films gevraagd, Keetje Tip pel, Max Havelaar, Soldaat van Oranje, Dokter Vlimmen. Ik ging weg voor een periode van twee jaar, maar daarna ben ik niet meer terug gegaan naar het Werkteater. Ik ging in m'n eentje het toneel op en gaf twee uur lang een voorstelling op basis van mijn eigen verhalen. Het begon met een titel, Maar 45, De wilde vaart, Wonderen. Daarna ont wikkelde ik het programma. Elke keer had ik iets nieuws: ladder klim men, tapdansen, jongleren, éénwie- leren. Aanleiding voor mijn soloprogram ma Vrolijke verhalen voor onderweg in '96 was de geboorte van mijn dochter. Ik stelde me voor hoe het was om opnieuw geboren te worden en ging na welke tips ik mezelf zou geven. Hoe je bijvoorbeeld kunt ont snappen aan je opvoeding. Die pijn lijke ervaringen, het geweld aan ta fel, de woede over de afwezige vader en de ranselende moeder, werden omgevormd tot leuke vertellingen. Het heeft me veel tijd gekost om te ontdekken wat er in me zit. Als ik kijk naar mijn dochter, denk ik: 'Je zus, dat moet voor mij toch ingrij pend zijn geweest'. Maar je moet woede loslaten, want anders loop je vast. Het is net als bij een slechte ac teur: die houdt vast aan één stijl, aan één truc en blijft zich herhalen. Ik geloof in de genezende werking van het leven. Inzichten komen pas later, na een soort integratieproces. tief gedaan. Vasthouden is niet de oplossing, je moet je overgeven aan het hier en nu. Dan zie je dat datge ne waarvan je last hebt, wordt opge lost. Het leven zit zó knap in elkaar. Ik merk het op het toneel: als ik op treed, is al het andere verdwenen. Na afloop voel ik me verlost en tien jaar jonger. Je moet het niet zoeken in intellectuele activiteiten. Het is net als bij het Werkteater: stoppen met praten en hard aan de slag gaan! Twee jaar geleden ben ik voor de vierde keer getrouwd. Mijn vrouw is dertig jaar jonger. De relatie is top, ik voel me helemaal thuis: afwassen, wandelen, vrijen, stil zijn. In relaties heb ik me altijd totaal gegeven, vol passie en soms ontdek je na een tijd dat het allemaal toch niet toereikend was. Daar moet je mee leren leven. Ik was steeds degene die wegging. Tot het derde huwelijk. Toen was het andersom en maakte ik zelf mee wat ik de anderen had aangedaan. Ik schrok en ben bij al mijn ex'en langs gegaan om mijn excuses aan te bie den. Sommigen hadden er geen boodschap aan, maar anderen von den het wel prettig. Ik heb er steeds alles aan gedaan om te voorkomen dat de kinderen er onder leden. Maar de oudste, Jasper, heeft er wel last van gehad, denk ik. Hij was een half jaar oud toen ik ging scheiden. Hij heeft mijn warmte niet bewust meegemaakt. Ik was zelf nog een kind, 22 jaar. Daan en Jesse heb ik gelukkig meer kunnen bieden. Ze zijn uit mijn tweede huwelijk, met Shireen Strooker." „Ik sta een paar keer per maand voor managers of accountants. Zoek naar je eigen creatieve gebied, zeg ik dan. Ik doe eigenlijk hetzelfde werk als bij het Werkteater. Het is geen overstap van idealisme naar com mercie. Er valt voor mij veel te ont dekken. Ik ontmoet interessante mensen en ik krijg een inkijkje in be drijven die de economie draaiende houden. Be an orange, zeg ik, onderscheid je van de appels en de peren. Dan jongleer ik met drie sinaasappels. De truc is in beweging te blijven, vast houden, loslaten. Ik moet elke avond '5 uur mijn product tot leven brengen, hoe ik me ook voel. Dat geldt voor elk bedrijf: het product moet geleverd worden. Het geheim van het succes kan het fiasco zijn. Je zit verslagen in de kleedkamer, omdat je truc in elkaar gedonderd is. Maar over een paar momenten ben je wel tevreden. Die ontwikkel je verder. En dan leef je nog lang en gelukkig van fiasco naar fiasco. Een jaar of twintig geleden had ik een schuld van twee ton. Maar het wonder komt juist als er een ramp is. Een gepensioneerde belastingdes kundige met astrologie als hobby trok mijn horoscoop. Energie is je kapitaal, zei hij, en die energie is er altijd. Ik hoef me dus nooit zorgen te maken. Maar het blijft voortdurend balance ren op financieel gebied. Dat gaat nooit over. Ik heb nooit geld, het komt binnen en verdwijnt meteen weer. Ik kan het niet verzamelen, dat ligt niet in mijn aard. Ik geef energie en de beloning komt in de vorm van geld, werk, roem. Ik volg al vier jaar zanglessen in Den Haag. En zie, ik word gevraagd voor de musical Peter Pan."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2002 | | pagina 40