Zaaien doet maaien Tuin nabij de hemel Bij elkaar geraapte kunst Floriade decor Suske en Wiske-strip Oude gewassen terug met kruisbestuiving via internet Gewassen die door commercieel geëxploiteerde rassen zijn verdrongen, krijgen weer kans. De Stichting De Nationale Proeftuin, met onder anderen de cabaretiers Coen Jutte en Justus van Oei, propageert de grootste ideële zaadruilbeurs van Nederland. door Cees van Hoore Cabaretier Coen Jutte: „Wij verzorgen met onze website de sociale context." Foto: United Photos de Boer/Marco de Swart Overal in Nederland komen plukjes vergeten leven terug. Een come-back voor de rode spinazie, de anijsradijs en de suikerwortel, als het aan de Stichting De Nationale Proeftuin ligt. De stichting met als trekkers onder anderen cabaretier Coen Jutte, columnist en scenarioschrijver Justus van Oei en documentairemaker Michaela van Wasse- naer, houdt op de Floriade een grote zaadac tie. Bij Justus van Oei is de oude ironie uit zijn da gen als cabaretier nog niet verdwenen. Maar dat hij in zaad gaat doen, is volle ernst. „We hebben te maken met een serieuze verschra ling van het aanbod van land- en tuinbouwge- wassen", zegt hij. „Onze stichting zegt: zet die natuur weer aan het werk. Geef de vergeten gewassen een kans. Ze bestaan gelukkig nog steeds, bij mensen in de achtertuin of ergens op een landje. Op de Floriade delen wij zaden uit aan belangstellenden, in ruil voor hun e- mailadres. Zaden die door de Nationale Ge- nenbank in Wageningen ter beschikking zijn gesteld. Via onze website kunnen die mensen dan weer zaden met elkaar gaan ruilen of bij ons aanvragen. Alles gratis en op vrijwillige basis. En met inachtneming van de privacy. Een nationale kruisbestuiving via internet. Met het doel Nederland rijker te maken, meer bio-diversiteit te geven." Van Oei is ervan overtuigd dat het project slaagt. „Omdat je er namelijk niets voor hoeft te laten. Neem bijvoorbeeld het roken. Wil je de volksgezondheid bevorderen, dan zeg je te gen het publiek: niet meer roken. De mensen moeten dus iets laten. Maar met ons project kun je ze gewoon hun gang laten gaan met de dingen die ze leuk vinden. Organisaties als de Hof van Eden in Utrecht en De Oerakker in Friesland zijn al lang bezig met bio-diversiteit. Maar die bereiken helaas maar een kleine groep. Dankzij internet kunnen wij de zaak grootschaliger aanpakken." Uit contacten is al gebleken dat het bedrijfsle ven niet onwelwillend staat tegenover het ini tiatief. De Nationale Proeftuin streeft een rijk aanbod na van land- en tuinbouwgewassen, maar is niet tegen dat wat al bestaat. Daarmee kunnen grote ondernemingen alleen maar goed garen spinnen. En ook het ministerie van milieu heeft volgens Coen Jutte positief gereageerd. „Daar houden ze zich ook bezig met bio-diversiteit. Maar ze vinden het lastig om tot beleid te komen dat de burgers werke lijk aanzet tot actie. Om van bewustwording naar actief handelen over te gaan is de sociale context van groot belang: 'als mijn buurman of vrienden iets doen, wil ik het ook wel doen'. Wij verzorgen met onze website juist dat soci ale aspect. Wij kunnen de overheid dus op termijn iets bieden voor het maken van hun beleid." Jutte haalt iets uit zijn tas dat op het eerste ge zicht doet denken aan een mega-closetrol. Hij trekt er voorzichtig een stukje vanaf. In het velletje papier zitten zes zaadjes. „Iedereen die straks op de Floriade komt en zijn e-mail- adres geeft, krijgt zo'n velletje. Als we zo'n 50.000 e-mailadressen bij elkaar krijgen en tien procent daarvan gaat daadwerkelijk za den met elkaar ruilen, is ons project ge slaagd." De ernst van het gesprek maakt na zo'n uur of wat plaats voor luim. Door de twee cabare tiers worden koppen voor boven het interview gesuggereerd. 'Zaai uw zaadje met ons. zaai ers, en weldra hoort ge tot de maaiers 'Zaad- stroom van Amsterdamse yuppen gaat Neder land binnendruppen'. En meer van dat soort fraais. Zijn ze niet bang dat het werk voor de stichting hun 'eigen' werk straks zal overwoe keren? „We zullen wel zien", zegt Van Oei. „Kijk, je kunt als cabaretier natuurlijk wel za ken op de hak nemen, maar je moet zelf ook wat doen. Ik ga niet meer op de barricade staan, ik werk mee aan dit initiatief. Je moet ook als cabaretier wat doen om het leven leu ker en rijker te maken. Noblesse oblige." De Nationale Proeftuin is op zoek naar vrijwilligers die voor een dagdeel de stand op de Floriade willen bemannen. Het website-adres: www.denationaleproeftuin.nl ZATERDAG 30 MAART 2002 ER BIJ Tuinen komen, van alles wat een mens op aarde kan bewerkstelligen, het dichtst in de buurt van de hemel. Dat motto had landschaps- en begraafplaatsarchitect Ada Wille in gedachten, toen zij 'De Laatste Tuin' ontwierp. Een begraafplaats, maar zonder de standaard lange, rechte grindpaden met een eindeloze reeks graven. door Anniek Boswijk „De dood is een van de laatste taboes", vertelt landschapsarchitect Ada Wille. „Vroeger werd er niet over gepraat. Toch zie je de laatste jaren dat steeds meer mensen er intensief mee bezig zijn. En dat is goed, want aan een graf zou je moeten kunnen zien wat iemand deed, wat voor persoon het was. Een graf is méér dan een plaats waar het stoffelijk overschot van een overledene wordt achtergelaten. Het speelt een heel belangrijke rol in het verwer kingsproces." Al zo'n tien jaar is Ada Wille uit Koudekerke gespecialiseerd in het ontwerpen en herinrich- ten van begraafplaatsen. Interessant maar moeilijk werk, ook omdat zij niet kan bepalen hoe het eindresultaat eruit komt te zien. „Het is altijd een groeiende situatie", zegt de archi tect. „Je weet niet hoe de afzonderlijke graven in de loop van de tijd ingericht zullen worden. In de jaren vijftig mocht niks en was er sprake van een confectiecultuur. Vanaf de jaren ze ventig, tachtig is dat losgelaten. Maar als het doorslaat naar de andere kant en er bijvoor beeld complete stellages op graven worden ge bouwd, wordt een begraafplaats rommelig. Dan is er geen eenheid." Als architect wil Wille een goede, sterke basis neerzetten om mensen te inspireren. Zo moet het geheel uitgroeien tot een sfeervolle ge denkplaats. „De monumenten vormen dan sa men een verhaal, in plaats van een optelsom der delen." De door haar ontworpen 'De Laatste Tuin' op de Floriade is zo'n basis. Wille verwacht veel belangstelling: „Met de dood heeft iedereen te maken. Ik ben uitgegaan van een oersymbool, de staartbijtende slang. Die staat voor de on eindigheid en voor de kringloop van leven en dood. De slang wordt gevormd door het grind pad buitenom. Het einde is tegelijkertijd het begin." In het centrum van de tuin staat een terp van natuursteen als verwijzing naar de manier waarop onze voorouders reuzenstenen ge bruikten bij het begraven van hun doden, zo als bij de hunebedden. In die terp zijn voor Nederland minder traditionele manieren van begraven te zien. Bovengronds bijvoorbeeld, in uitsparingen tussen de blokken natuur steen. Ook zijn er nissen waarin urnen ge plaatst kunnen worden. Vanuit het midden van de tuin waaieren drie paden uit naar het slangenpad. De natuurste nen platen, die ook op de grond liggen, wor den naar buiten toe steeds kleiner en verfijn der, tot zij overgaan in het grind. Langs de bui tenzijde is plaats voor een 'natuurlijke zone'. De monumenten daar zijn wat vrijer en na tuurlijker vormgegeven dan het iets meer ge structureerde gedeelte binnen het pad. Zo gaat de tuin langzaam over in het bos, en vormt het een eenheid met de buitenwereld. Kinderhofje Aan de zijkant wordt een apart kinderhofje in gericht. „De dood van een kind is zoiets ab surds, daar kan je als ouder met je verstand niet bij", verklaart Wille. „Ouders moeten een plek krijgen waar ze, als ze dat willen, kunnen schreeuwen of misschien zelfs met dingen gooien. Kinderen moeten niet begraven wor den in een resthoekje. Een anoniem veldje, met graven netjes op een rijtje, dat heeft niks met kinderen te maken." Wille heeft al op verschillende bestaande kerk hoven kinderhofjes ingericht. Dat ze daarop ook speeltoestellen plaatste, leverde soms ge schokte reacties op. „Maar op die manier wordt het een plaats waar ook de broertjes en zusjes terecht kunnen. Die kunnen hun ener gie kwijt, terwijl de ouders bij het graf zijn." Het Voorlichtingscentrum Natuursteen en ver schillende beeldhouwkunstenaars hebben aan 'De Laatste Tuin' meegewerkt. Studenten van landbouwscholen verzorgen straks, tijdens de tentoonstelling, de grafbeplanting. Door die activiteit in de tuin willen de initiatiefnemers laten zien dat een begraafplaats een verblijf- plek wordt. „Niet alleen voor nabestaanden, maar ook voor bezoekers", zegt Wille. „Het is een gedenkpark. Een plaats die niet eng is, maar met sfeer. Een sfeer die het mogelijk maakt dat de vanzelfsprekendheid van ie mands aanwezigheid die na de dood wegvalt, plaats kan maken voor herinneringen. Dan kom je pas verder in je rouw. Dan is er geen open einde." Gouden duif. Foto:United Photos de Boer/Milan de Bie door Aart van der Kuijl De kunst begint al bij het monumentale toegangshek van Jack Prins. De Heem- steedse kunstenaar heeft van het enor me, grijze gevaarte iets fraais weten te maken door de toepassing van speels gevormde spijlen die verwijzen naar wuivend riet. Na het hek loop je naar paviljoen Het Dak met zijn duizenden zonnepanelen. Deze plek moet zicht bieden op Big Spotters' Hill, bekroond met een enorm beeld van de Haagse beeldhouwer Auke de Vries. Door het langgerekte dak van Het Dak echter wordt je een glorieuze blik op het beeld van De Vries ontno men. Alleen de terrasachtige piramide is te zien: het kunstwerk er bovenop is on zichtbaar. Een gemiste kans. Bij het Paviljoen het Dak ontspringt een bron, vormgegeven door beeldhouwer Ton Kalle. De compositie bestaat uit ko lossale blokken onbewerkt Udelfanger- steen en stelt een bloemkelk voor. Tus sen de monolieten liggen kleinere ronde stenen waaruit water opwelt. De bron, symbool voor het leven, wordt gemar keerd door twee ruw gehouwen zuilen met ronde keien. De bron gaat over in watervalletjes, stroomt verder over het terrein en komt uit in het Meer. Wil je dit onderdeel van het park berei ken, moet je het viaduct over dat de parkdelen 'naast de Berg' en 'aan het Meer' verbindt. Het viaduct over de N205 heeft een zowel handig als artistiek geslaagd windscherm van zware stalen spanten met doorzichtige platen, ge maakt door Frank Gude en Wim Lan- gendijk. De platen hebben een popart achtige uitstraling door de levensgrote portretten. Maar voordat de brug wordt overgestoken moet eerst het beeld van Auke de Vries worden 'beleefd'. Dit beeld bereik je via traptreden. Een maal binnen het enorme voetstuk sta je ineens pal onder het beeld. Het sculp tuur bestaat uit een soort baldakijn met een menierood zeildoek. Daarin is een - typisch voor deze kunstenaar - langge rekte visgerei-achtige staketselvorm ge hangen met een dynamische, bewegen de onderkant. Maar wat vaker het geval is bij De Vries: het charmante ontwerp op Ideine schaal wordt protserig door de proporties van de uiteindelijke uitvoe ring. Eenmaal over het viaduct zie je een mensbeeldengroep uit sloophout van de Haarlemse kunstenaar Jan Heijer. Daar na volgen tussen twee bomen 2,5 bij 3 meter grote doorschijnende acrylplaten met afbeeldingen van tulpen van Ella Steenmeijer. Iets verderop bij het meer gekomen valt het oog op drie kolossale drijvende duiven in glimmend bladgoud van Marte Röling. Enkele andere beelden zoals van Karei Gomes, Charles Weddepohl en Jan Snoeck zijn bestaande sculpturen, af komstig uit de gemeente Amstelveen, voor de gelegenheid van hun vaste plek ken naar de Floriade gehaald. Ook het kunstwerk van Huub Kortekaas drijvend in het water van het parkdeel 'aan het Meer' is geleend. Niet alle beelden en kunsttoepassingen zijn hiermee besproken, maar wie een en ander aan werken de revue laat pas seren, ontkomt niet aan de indruk dat voor deze wereldtentoonstelling op het laatste moment ad hoe wat kunst bijeen is gezocht. Eerdere plannen voor een overkoepelend beeldende kunstconcept werden afgeschoten. Het resultaat maakt duidelijk dat een helder plan ont breekt. Wat is de samenhang tussen het high tech-beeld van Auke de Vries op Big Spotters' Hill, het windscherm van Frank Gude en Wim Langendijk, de 'bij belse' bron van Ton Kalle en de decora tieve gouden duiven van Marte Röling. Wie het weet mag het zeggen. Het viaduct over de N205 met kunst van Frank Gude en Wim Langendijk. Foto: Ron Pichel iet centrum van de tuin staat een terp van natuursteen als verwijzing naar de manier waarop onze voorouders reu- Istenen gebruikten bij het begraven van hun doden. Foto: Ron Pichel door Cees van Hoore De Floriade is het decor voor een nieuw verhaal van Suske en Wiske. Het strip boek De Fleurige Floriade verschijnt op 24 april bij uitgeverij De Standaard. Op een kleurig ingerichte website wordt druk reclame gemaakt voor de strip, die vorig jaar al in de Belgische krant De Standaard is verschenen en die, samen met Heilig Bloed en In de ban van de milt, deel uitmaakt van een trilogie. De maker van de strip is de tekenaar Paul Geerts. Het avontuur gaat als volgt. In Nederland is de Floriade aan de gang. Duizenden bezoekers uit alle windrich tingen komen af op het grootse evene ment om daar 'The art of nature' aan den lijve te ondervinden. Zo ook Lam- bik, Sidonia en Jerom. Ondertussen zijn Suske en Wiske op vakantie in Egypte. Ze komen terecht in een piramide, waar Seth, een Egyptische god met een zeer kwaadaardig karakter, zich schuilhoudt. Seth loopt rond met het plan zijn broer Osiris te vermoorden en zelf godkoning te worden. Deze Osiris zit gevangen in een sierheester die na eeuwenlange om zwervingen terecht is gekomen op de Floriade. Met dit motief speelt Geerts heel slim in op het gegeven dat zich in de knoesten van bomen soms menselij ke figuren lijken te verbergen. Een en ander sluit aardig aan bij een anekdote over de opbouw van de Floria de. Tuinlieden en hoveniers hadden voor de aardigheid een aantal bomen tot menselijke figuren omgevormd. Voor de grap werd een van de bomen van een grote fallus voorzien. Die is inmiddels verdwenen. Maar er schijnt zich ergens op het Floriadeterrein nog een boom te bevinden met een paar grote flaporen... Via een magische driehoek komen Suske en Wiske vanuit Egypte, met Seth in hun kielzog, terecht op de Floriade. Aan het eind van het verhaal schrompelt Lambik onder de magnetiserende blik en ver vloeking van Seth ineen tot een manne tje dat makkelijk in de palm van een hand past. Op het laatste plaatje in het boek zien we Lambik met bibberende beentjes te genover Seth staan. 'Op je knieën, onbe schaamd schepsel!', schreeuwt Seth. 'Ik zal je leren op te kijken naar de grote Seth! Verklein!' En inderdaad, Lambik wordt kleiner en kleiner. Dat het alle maal goed zal komen in de rest van de trilogie, wordt duidelijk gemaakt door een plaatje waarop Wiske met een vette knipoog het poppetje dat Lambik is ge worden omhoog houdt. Eind goed, al goed. Nu maar hopen dat Seth straks niet langer op de Floriade ronddwaalt en de bewaking daar mini maliseert.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2002 | | pagina 43