Old soldier Donald Duck al vijftig jaar tijdloos ZATERDAG 23 MAART 2002 Praktijkverhalen van de Leidse huisarts Har Meijer (aflevering 10) r hing een beklemmende sfeer in de ka mer. Het hoge ledikant op klossen, de spier witte lakens en het infuussysteem dat eindig de in een bijna vleesloze arm, vormden een macaber decor. Het hoofd dat bij deze arm hoorde, was asgrauw met donkere, trieste, diepliggende ogen. De weelderige bos rood- blonde krullen was verdwenen nude dood zich aankondigde. De alles vernietigende chemodestroyer 5Fu had haar schedel ver vormd tot een verkreukeld grasveld. Ondanks het mooie weer waren de gordijnen gesloten. Links naast het bed zat een in een pikzwart overhemd geklede man met lang krullend haar. Zijn rechterhand om klemde de linkerhand van de op het infuussys teem aangesloten arm van de vrouw in het bed. Hij keek verrast op toen ik binnenkwam. Wij hadden elkaar tivee jaar niet gezien. Schuchter en schiddbewust knikte hij naar me. Elders in de kamer zaten tivee knokelige mensjes op de gerafelde tweezits- bank. Hij kras, maar ast matisch in een smoezeli ge grijze broek vol vet vlekken en een over hemd, waarvan het rui ten dessin volledig was verbleekt. Zij in een blauwe streepjesjurk met hier en daar een wit bal letje. Uit het jurkje sta ken kromme, door reu ma aangetaste vingers en tivee melkwitte benen. Haar gezicht was over spoeld met rimpels en ze had wit, dof, vettig haar. Ze zaten stil voor zich uit te kijken. Hun verdriet vulde de kamer waar de geur op ernstige incontinentie duidde. Boven alles hing hier de naderende dood. Ze had er met alles in haar tengere lijf tegen gevochten, maar uiteindelijk had de tumor in haar linkerborst haar hele lichaam 'opge- vroten'. Uitgeteerd was haar lijf verworden tot een conglomeraat van verziekte cellen waarbij het aan het plafond opgehangen in fuus haar leven nog wat rekte. De stilte werd verstoord door de wijkzuster die een nieuwe fles aan het infuus ophing. Een mooie, Belgische mevrouw met gitzwart haar en handige handjes. In de laatste weken was er een band tussen ons gegroeid resulte rend in een prima samenwerking. Lieve heet te ze, ze was gescheiden en had tivee jongens op de lagere school. Haar 'meneer' moest er zonodig met zijn secretaresse vandoor. 'Nou docteur, een schop onder zijne poeperd en aan mijn lijf geen menneke meer.Op mijn antwoord dat dat toch wel erg jammer was, riep zij schaterend: 'En zeker geen docteur- tjes. De in het zwart geklede man stond op: 'Hello doctor Meijer, moet Ann niet naar het zieken huis?' Als door de bliksem getroffen, schoten de oudjes overeind en strompelden naar het bed waarin Ann onrustig rondkeek. 'Never, never. She will die in peace in this house', brieste de oude man. 'Ze zal in vrede in dit huis ster ven.' Wat was het een mooi koppel toen ze tien jaar geleden in de praktijk kwamen. Ann, een mooie kapster uit Dublin met rood- blond haar, een paar fantastische benen en een lichaam waar Onze Lieve Heer langdurig op had geboetseerd. Ze sprak binnen de kortste keren Nederlands. John, een knappe beursyup. Ze waren stapel op elkaar. Vijf jaar geleden kwam John bij me met een snoerende pijn op zijn borst. Via de ambu lance belandde hij in het Elizabeth Zieken huis waar een fors voorwandinfarct werd ge constateerd. Hij moest tien dagen blijven. Tijdens zijn volstrekte bedrust van de eerste dagen week Ann geen moment van zijn zij de. Eten, drinken, medicijnen, alles voerde de smoorverliefdé Ann hem. In haar superkorte rokje bewerkstelligde zij extra aandacht en veelvuldig bezoek van de dokters aan haar John. Toen het hem nog beter ging, begon het koppel in het openbaar te tortelen. Op advies van de verpleging werd John met versneld ontslag gestuurd, waarna hij in Kat wijk verder revalideerde. Bij haar sporadi sche bezoekjes aan mij raakte Ann niet uit gesproken over 'haai-' John. Nee, werken ging nog niet, maar zij zette wel een tandje bij. Ann keerde haar uitgeteerde koppie naar mij toe. Haar half weggedraaide ogen vertoonden een spoortje van een glimlach. Good morning, doctor Meijer. Het kostte haar geweldig veel kracht. 'Hoi Ann. Ik knikte naar de nog steeds boze oudjes en ging naast het bed zitten. Ann pakte mijn hand en kneep er zachtjes in. 'No pain, no pain, doctor Meijer.' Mijn hand nog steeds vasthoudend, draaide zij haar lichaam weer naar het midden van het bed en strekte haar andere hand uit naar John, die na de woedeuitbarsting van vader weer was gaan zitten. Ze straalde. De oudjes trokken zich terug op hun stekkie en de zus ter ging verder met het infuussysteem. John probeerde het weer: 'Moet Ann...' Verder kwam hij niet na de felle blik van Ann. 'Here I will die', was haar korte maar felle re actie. Twee jaar geleden stond Ann volkomen in paniek in mijn spreekkamer. Ze zag er slecht uit, slordig gekleed in een oud vest en grau we spijkerbroek. 'Er zit wat in mijn borst!' Nader onderzoek smeet haar gelukkige le ventje totaal overhoop. Uitzaaiingen in lym feklieren en lever naast een borstamputatie knakten haar volledig. Het viel mij op dat John zelden thuis was tij dens mijn bezoeken. Eindelijk kwam het ho ge woord eruit: enkele weken na het ontdek ken van de tumor had hij haar verlaten. De reden? De laatste jaren kon hij zo slecht met haai- praten en ook seksueel kwam hij onvol doende aan zijn trekken. Razend was ze. 'De klootzak, nog geen maand geleden deden we het driemaal per dag.' Trillend van woede ging zij door: 'Alleen toen ik er lekker uitzag en al die dokters op me vielen, was ik goed genoeg, maar toen die knobbel was ontdekt, heeft hij me met geen pink meer aangeraakt. Toen ik met mijn vriendin 's middags na een chemo-injectie thuis kwam, was-ie weg. Al les had hij meegenomen. Er lag alleen een briefje met 'Sorry' op tafel.' Haar buurvrouw Tilly, een oer-Leids mens, zorgde verder perfect voor haar. Maar ze bleef maar moe en de klap kwam toen haar rechterheup vol met metastasen (uitzaaiin gen) begon te groeien. Ze verging van de pijn, zelfs morfinepleisters hielpen weinig. Uiteindelijk kreeg ze een nieuwe heup. Ze werd doodziek. Niet alleen lichamelijk, maar vooral geestelijk was ze gesloopt. Een zieke geest in een ziek lichaam: een rampscenario. Ik kwam wekelijks, had redelijk contact, maar elke andere vorm van hulp wimpelde ze af. Ook Tilly had een klein beetje haar ver trouwen, maar ook van haar wees ze iedere andere vorm van hulp af. Ze waren onaangekondigd gekomen, de ou ders van Ann. Eenvoudige Ieren die het ver driet met hun dochter wilden delen en haar wilden verzorgen tot haar dood. Stille men sen, dik in de tachtig, altijd in de houding bij de komst van de dokter. Bij stukjes en beetjes toonden zij hun emo ties. Vertelden ze dat ook hun oudste doch ter aan kanker was overleden en dat zij nog een zoon, Peter, hadden en twee kleinkinde ren. De foto's van hun huisje in Dublin toonden een simpele arbeiderswoning zon der enige luxe. Hun kleding was smoezelig. De astmatische bronchitis deed hem piepen en zagen en uit zijn mond kringelde rook van tabak van inferieure kwaliteit. Haar vin gers leken op wintertakken waar te veel sneeuw op had gelegen. De naam 'John' scheen het meest verschrik kelijke in hen los te maken. Maar Ann had heimelijk weer contact met hem gezocht. De bloeduitslagen en de röntgenfoto's duid den op het naderende einde. En toen de in ternist vertelde dat hij* niets meer voor haar kon doen en dat de huisarts het verder maar moest regelen, velde hij in wezen haar dood vonnis. Een calciuminfuus, morfinepleisters, een ziekenhuisbed en terminale thuiszorg moes ten het sterven licht maken. Ik kwam drie maal per week en alles liep op rolletjes: geen pijn en een goede verzorging. De oude vader stond moeizaam maar waar dig op. Dreigend liep hij op John af. 'I give you one minute', en nog luider, 'only one mi nute.' John keek mij hulpeloos aan. Ik keek naar Tekening: Bert van der Meij Ann. Met wijd opengesperde ogen staarde ze naar het plafond. Ze liet onze handen los: 'Go John, go!' Het was muisstil. 'Go John, do it for me. Zonder iemand te groeten beende hij weg. Bij mijn veelvuldige bezoeken waren vooral de contacten met de oude heer steeds inten siever geworden. Ik dronk zijn 'tea' en hij praatte honderduit. Zijn vrouw glunderde liefdevol mee bij zijn verhalen. Ik had zijn volle vertrouwen en hij bleef vertellen. Hoe hij in de Tweede Wereldoorlog in Norman- dië was geland. Hoe duizenden van zijn ka meraden waren gevallen. Hoe hij kou en ontberingen bij Bastogne had doorstaan. Hoe hij via België ten slotte bij Nijmegen was gekomen en daar weer de ergste ver schrikkingen had meegemaakt. Hoe hij aan twee kanten door de 'moffen' ingesloten, zich als een rat in de val had gevoeld. Hoe hij uiteindelijk was ontzet en met 21 kameraden van de oorspronkelijke 600 van de 5e tankdi visie als eerste de brug bij Arnhem was over getrokken. Hoe hij daarna had geholpen bij het verbranden van de afgeschoten ledema ten van zijn gesneuvelde kameraden. Hoe hij daar immuun voor pijn en geweld was ge worden. Boeken en films vielen in het niet bij het re laas van deze man. En ik vroeg steeds verder. 'En hoe was die landing nu in werkelijk heid?' 'Water, boten, kanongebulder, geschreeuw, mitrailleurs, dode kameraden. Overal dreven ze, helm nog scheef op het hoofd, de ogen wijd opengesperd van angst. Alles ging in één grote roes.' 'Was U niet vreselijk bang?' 'Affaid doctor,' hij begon zachtjes te huilen. Zijn vrouw legde haar reumatische handjes liefdevol in zijn met pluizig haar beklede nek. 'Afraid, I was so afraid. So afraid.' Hij liep naar de gang en kwam terug met een oude, afgedragen blazer met op de linker borstzak een badge. Hij wees naar het em bleem waar met rode letters op een gele ach tergrond VNA op stond, duwde het jasje vlak voor mijn gezicht. "Veterans Normandy As sociation', ontcijferde ik. Trots ging hij voor mij staan en nam de houding aan. Ann luisterde altijd mee naar zijn verhalen. Nooit had hij erover gesproken en nu, 56 jaar later, deed hij dat eindelijk, aan het sterfbed van zijn dochter. De oude soldaat luchtte steeds meer zijn hart. Ik herinnerde me weinig van de oorlog, maar dankzij de oude soldaat zag ik de lan ding bij Normandië, de gevechten bij Spa en Arnhem en het onbeschrijflijke leed voor me. Ik begon van hem te houden. John had de kamer verlaten. 'Doctor Meijer, you know, I am a very old sol dier', brieste de oude heer. 'That man may vi sit my daughter only five minutes a day. Hij stak zijn hand uit en sloeg mij op mijn schouder. Wij hadden een regeling, nee, wij hadden een verdrag, wij waren kameraden. Wijkzuster Lieve snapte er geen bal van. Wij drukten elkaar langdurig de hand. Ik voelde de kracht van iemand die alle ellende die het leven maar kan geven, had meegemaakt en nu op zijn manier de naderende dood van zijn dochter venverkte. Een man meteen die pe haat jegens de man die zijn dochter diep ongelukkig had gemaakt. Een haat die nog sterker was dan die tegen de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog. Ann holde achteruit. De avond voor haar dood ging ik om twaalf uur nog even langs om goede afspraken met de nachtzuster te maken. Na lang bellen deed vriendin Tilly de deur open. 'Fijn dat je er bent. John is er net en heeft een enorme ruzie met die ouwe.' 'Maar hij is vanmiddag toch al geweest,' zei ik. 'Ik moest die lui bellen van Ann. Ze voelt dat het misgaat. Doe iets, anders krijgen die oudjes een hartaanval.' Ze trok me naar binnen. John schrok duide lijk. Haar vader stapte met uitgestoken hand op me af. Hier was zijn medestrijder, zijn bondgenoot.'Doctor Meijer, he has been he re for half an hour and he must go.' Dreigend liep hij naar John toe en begon aan hem te trekken. Hij duwde hem naar de deur. Zijn gezicht was paars aangelopen en zijn ogen spuwden vuur. Hij werkte John naar buiten en kwam de kamer weer binnen. Om zijn schouders hing de oude blazer met het VNA-embleem, gouden medailles en ka toenen kruisjes in allerlei kleuren. Hij deed de middelste knoop van zijn jasje dicht en ging naast het bed zitten. Ann was in coma. Met de ene hand hield hij haar hand vast en met de andere streelde hij haar gezicht. Zachtjes zong hij 'Two sisters sitting by a tulip mill' of iets wat er op leek. Hij was in trance. Tilly, moeder, de nachtzus ter en ik trokken ons terug in de keuken. Zo bleef hij zitten, zachtjes zingend en strelend tot Ann stierf. Om drie uur 's nachts overleed zijn tiveede kind. Een van de 2700 Donald Duck-covers die de afgelopen vijftig jaar zijn ver schenen. Illustratie: Walt Disney De Nederlandse Donald Duck bestaat vijftig jaar. Oom Donald en de neefjes Kwik, Kwek en Kwak hebben intussen ook mobieltjes en spelen op de computer, maar hun avonturen blijven tijdloos. door Geert Willems Eerst een misverstand uit de wereld helpen: nieuwe avon turen van Oom Donald en de neefjes Kwik, Kwek en Kwak, worden al een paar jaar niet meer in de Verenigde Staten gemaakt. In het moederland van Duckstad is zelfs geen Disney-tijdschrift meer. „Er moesten daar een kwart miljoen exemplaren uitgezet worden om er twintigdui zend te verkopen", herinnert hoofdredacteur Thom Roep van de Nederlandse Duck zich. „Dat was niet vol te hou den. De ontlezing heeft in Amerika heel hard toegesla gen." Die problemen zijn in Nederland onbekend. In 1955, drie jaar na de introductie, kwam de oplage al boven de 300.000 uit en daar is deze nooit meer onder geweest. Eind jaren zeventig werden er wekelijks zelfs meer dan 400.000 Donald Ducks gedrukt. Nu staat het cijfer stabiel op 338.000 exemplaren. De Nederlandse Donald Duck heeft de laatste decennia een reputatie opgebouwd van goede eigen tekenaars. De bekendste is wel Daan Jippes die ook regelmatig naar Amerika gaat om aan grote Disney-producties mee te werken als Aladin. „In de jaren zeventig werd de genera tie van Carl Barks te oud", vertelt Thom Roep. „De kwali teit zakte in en in Nederland bekende figuren als Broer Konijn en Hiawatha werden niet meer getekend. Dus zijn we het zelf gaan doen. Nu worden er nog in vijf landen Duckverhalen gemaakt: Denemarken, Italië, Nederland dus, Frankrijk en Brazilië. Ons blad wordt voor 45 procent door eigen tekenaars gevuld. Verder gebruiken we veel Deens materiaal en oud spul uit de VS." 'Een vrolijk weekblad' staat er vanaf het begin - met een onderbreking van een aantal jaren - in hetzelfde letterty pe op het blad en in die typering schuilt volgens hoofdre dacteur Thom Roep ook het succes. „Het is een gezellig familieblad, dat op naam van het jongste kind in de brie venbus valt. Maar vader en oudere broers lezen mee. Moeders kijken vooral naar de achterkant en Oom Do nald's Brievenbus." Aan die rubriek is te zien hoe de le zers bij het blad betrokken zijn. Gemiddeld komen er 250 brieven per week binnen, waarvan 90 procent grappig. Roep: „Voor de meeste ouders is Duck een aangename jeugdherinnering, een traditie waar ze zich graag aan overgeven. Ikzelf denk vaak terug aan mijn eerste abon nement. Ik was vijf. Ik kwam thuis van school en dan die sensatie als hij er was. Duck hoort er bij, omdat ouders het vroeger ook hebben gehad. We houden daar rekening mee, door diverse niveaus in verhalen aan te brengen. Kinderen zien Donald bij een lezing van Katrien in slaap vallen. Ouders genieten van de tekst: 'tot zover de lezing over de functie van de apostrof in het werk van Willem Frederik Zeurmans'." In het eerste nummer, dat in oktober 1952 in veel huizen gratis binnenviel, moesten ouders nog overtuigd worden. Roep: „De cultuurminister had een paar jaar daarvoor nog gewaarschuwd voor 'de verderfelijke invloed van beeldromans'." De redactie vond het in ieder geval nodig om de ouders over het hoofd van hun kinderen toe te spreken: 'Vader en moeder zullen het zeker goed vinden, dat je Donald Duck gaat lezen, als ze weten, dat overal ter wereld on derwijzers en pedagogen van mening zijn, dat dit in elk opzicht lectuur is, die men verantwoord in handen van kinderen kan geven. Dit blijkt wel hieruit, dat Walt Disney voor zijn opvoedkundig werk reeds van tal van regeringen hoge onderscheidingen mocht ontvangen.' Vijftig jaren later is het gemakkelijk te constateren dat de bezorgdheid over de Walt Disney-verhalen volledig onno dig was. Een groot deel van het succes is juist te danken aan de tijdloze en daarmee vaak ook brave humor die de avonturen in Duckstad kenmerkt. Van de Walt Disney Company heeft het blad dan ook duidelijke instructies over de inhoud: geen godsdienst, geen politiek en het goede wint altijd van het kwade. „We zullen Donald nooit 'lieve hemel' laten roepen maar 'lieve help'", legt de hoofdredacteur uit. „We zijn geen trendsetters maar trendvolgers. En we proberen de tekeningen tijdloos te houden. De neefjes mogen mobieltjes hebben en we ge bruiken ook nog verhalen waarin ze met meccano spelen. Ouders kunnen dat uitleggen dus dat vinden we accepta bel. Met rages als de jojo en flippo's zijn we wat voorzich tiger. Een recent verhaal over de skivakantie van prins Maximiliaan en Wilma Alexandra kan over een paar jaar tekstueel weer gemakkelijk aangepast worden. Je kunt er de filmster Katja Schuurduck of Pamela Andersom van maken." In Brussel is het bureau van Walt Disney gevestigd dat de rechten voor de Benelux behandelt en er op toeziet dat het blad de regels eerbiedigt. Roep: ,-,Maar natuurlijk we ten we zelf heel goed wat wel en niet mag. Een paar jaar geleden hebben we Katrien en de nichtjes Juultje, Lizzy en Babetje een complete restyling gegeven. Dat hebben we eerst wel even voorgelegd aan Brussel. Katrien was nog een kokkerellende breiende doos en de nichtjes wa ren van die nuffige types met ouderwetse lakschoenen. Dat kon écht niet meer. Nu is Katrien een Viva-vrouw ge worden: jong, zelfstandig en werkend. De nichtjes heb ben een Spice Girls-uiterlijk gekregen. Ze zeggen ook geen 'tante', maar gewoon 'Katrien' en spreken haar ook met 'jij' aan. Katrien heeft sindsdien een eigen blad, be stemd voor meisjes die te oud zijn voor Donald Duck en te jong voor Tina." Met dergelijke transformaties is Donald Duck erg zuinig. Uiteraard zijn er ook over het uiterlijk van Donald en de andere prominente bewoners van Duckstad strakke Disney-protocollen. De huidige modelsheets met teken instructies zijn al ruim vijftig jaar oud. Daarop is te zien hoe lang de benen van Donald moeten zijn, met welke cirkels hoofd en romp samengesteld moeten worden en dat Donald drie vingers en een duim heeft. Niet alleen uiterlijk is Donald een icoon die nauwelijks is veranderd, ook het karakter werd door de grote Disney- tekenaar Carl Barks jaren geleden al beschreven als 'op vliegend, eigenwijs en pedagogisch niet verantwoord'. Roep: „Barks zei ooit in een interview dat Donald alle ei genschappen bevat die je bij jezelf eigenlijk niet graag ziet. Maar bovenal is hij een mens, die er toevallig uit ziet als een eend. We hebben wel eens een brief gekregen van een meisje dat in Engeland op vakantie was geweest. Ze schreef: 'Oom Donald, weet u dat duck hier eend bete kent?"' De festiviteiten rond het vijftigjarig bestaan van Donald Duck zijn vorige maand begonnen met een expositie in het TV Toys museum in Dieren, waar onder meer alle 2700 covers te zien zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2002 | | pagina 50