Uitzichtloos H E B Schemergebied tussen leven en dood Stichting Dilemma staat ouders met doodzieke pasgeborene/ongeborene bij Praktijkverhalen van de Leidse huisarts Har Meijer (aflevering 2) et was een grote, roze envelop met in de rechterbenedenhoek een groen bloe metje. 'Dokter Meijer, strikt persoonlijk'. De blauwe letters waren beverig geschreven en onder persoonlijk stonden twee grote stre pen. De inhoud was een roze velletje waarop enkele zinnen stonden: Lieve Har. kom vanmiddag bij mij langs. De sleutel ligt in een envelop onder de vuilnis bak. Verschrikkelijk be dankt voor de steun en je geduld. Het ging echt niet langer. Ik ben zo ontzettend moe. Kijk af en toe eens naar Toon en de meisjes. Nogmaals veel. veel dank. Chantal Het was maandagmid dag vijf uur. Ik nam de post door. Verdriet kwam in mij op. Ver domme, dus toch. Waar om? Ik liep de huiska mer in. Niemand thuis. Op een briefje schreef ik dat ik naar Chantal was. Voor sommige patiënten was ik altijd bereikbaar. Chantal met al haar el lende was bij Maureen bekend. Een goede huis artsenvrouw is een willig klankbord. Luisteren, luisteren en soms een advies. Het autorijden ging in een roes. Waarom, waar om? Hoe zou ze zijn? Het groene stoplicht werd weer rood. In ge dachten had ik mijn beurt overgeslagen. Het was koud. nat en winderig. De klok op het station stond op half zes toen ik langs kwam. Hoe zou ik haar aantreffen? Na haar laatste opname in Endegeest was ze in een klein straatje in het centrum gaan wo nen. Het moest een eigen, veilige plek zijn. Wat was ze een kanjer. Toen ik drie jaar huisarts was, stond zij om half acht in mijn spreekkamer in het St. Elizabeth Ziekenhuis. Zij had nachtdienst gehad. Tegen de zin van de nonnen in droeg zij een doorzichtig ver pleegstersuniform. Er viel niets te raden. Haar vriend was de zoon van een goede be kende en zo was zij in de praktijk gekomen. Ondanks al haar fraais miste ik iets. Haar ogen stonden dof. 'Goedemorgen, dokter Meijer.' Ik keek op de kaart. Ik besloot haar te tutoy eren. 'Goede morgen, Chantal.' 'U weet wel hoe ik bij u in de praktijk geko men ben?' 'Jij bent toch de vriendin van de zoon van Wim Overweg?' Ze knikte. 'Mooi'. Een freudiaanse verspreking. Wat was ze knap. Donkergroene ogen en een mooi gezicht met lang, blond haar. 'Wat kan ik voor je doen?' 'Kunt u me nog wat slaappillen geven?' Geen inleiding over het hoe en waarom, maar een directe vraag. "Waarom, Chantal?' 'Ik kan al weken niet slapen en als ik slaap droom ik heel erg eng.' 'Hoe eng?' 'Doet er niets toe. Heeft u wat slaappillen?' Ze was heel kortaf, bijna onaardig. Niets liefs, niets charmants wat je bij haar zou ver wachten. 'Wat is er gebeurd dat je zo slecht slaapt?' 'God, dokter Meijer, begint u nu ook al te zeuren?' Zoon Frits van Wim Overweg was een leuk jong. 'Weet Frits hiervan?' 'Frits zegt dat ik mij aanstel en dat ik maar naar u moest gaan.' 'Waarom zou jij je aanstellen? Wat is er aan de hand?' Ik voelde mij bepaald ongemakke lijk. 'Ik hoor steeds stemmen.' Drie jaar praktijk en nu dan een patiënt met 'stemmen'. De grote professor Bastiaans had ons op college steeds ingeprent dat stem men alarmfase éën was. "Wanneer hoor je die stemmen en wat zeg gen ze?' 'Doet er niet toe. Ik hoor soms stemmen, kan niet slapen en ik wil slaappillen.' Zij keek mij recht in mijn ogen. erg op haar hoede. Ik probeerde het nog eens: 'Zullen we een afspraak maken om hier eens verder over te praten?' 'Nee, de hele wereld is al suf geluld. Geef mij nou maar wat van die pillen.' Ineengezakt zat zij voor zich uit te kijken. Tien mogadon zou ik haar geven. Terwijl ik een recept schreef, voelde ik haar blik. 'Zul len we nu meteen een afspraak maken?' Ze pakte het receptje aan. 'Bedankt en mis schien kom ik terug.' Ik stond voor haar deur in een nauw straatje in het centrum. De vuilnisbak was niet te missen. Zoals afgesproken stak de sleutel in het slot. Door het kleine gangetje kwam ik in de piekfijn opgeruimde kamer. Er was nie mand. Op de tafel een stapeltje brieven met een touwtje samengebonden. Ernaast een klein briefje: Voor Toon. De trap was nauw en kraakte, de muur was ooit eens geverfd. De slaapkamerdeur stond open. Ze lag schuin over het bed, haar hoofd half op het kussen, haar handen gevouwen onder het hoofd. Wat was ze nog mooi. En bovenal, wat was ze ontspannen. Op het nachtkastje stond een half aangebroken fles port. Ernaast een flesje. Op het etiket stond Vesparax en er zaten nog twee tabletten in: de geijkte formule. Een donkerblauwe broek en een witte blouse waren haar doodsge waad. Daar stond ik, kwart voor zes op een natte maandagmiddag. Ik probeerde haar half ge opende mond dicht te doen, maar er was geen beweging in te krijgen. Ze lag er zo vre dig bij: geen spoor van de angst en het ver driet die haar leven tot een hel hadden ge maakt. Niemand had haar begrepen. Haar vriend Toon niet, de psychiater niet en ook mijn persoon de huisarts niet. Tranquilli zers. antipsychotica, antidepressiva, alles, ja werkelijk alles had ze geslikt. Of niet? Uren was er met haar gepraat. Ze had verteld hoe haar ouders altijd ruzie hadden en hoe vader moeder regelmatig alle hoeken van de kamer liet zien. De scheiding leek een uitkomst. Ver weg woonde vader met een nieuwe vriendin. Heel ver weg. Hij wilde een nieuw leven be ginnen, wilde niemand in de familie meer zien. Moeder stond er alleen voor. 71] kon het niet. Alles kwam op het bordje van Chantal, die er alles in had geïnvesteerd. Het ging prima, zij was er trots op. Tot de politie op die zaterdagmiddag kwam vertellen dat één van haar broertjes was doodgereden. Op de begrafenis kwam vader met zijn nieuwe vriendin, 'de schoft'. Wat was ze hem gaan haten. Naast haar op het bed lag een album, half opengeslagen, bij een foto van Toon en de kinderen. Ik keek niet verder. Had zij gewe ten wat zij hen had aangedaan? Boos. Wie boos, wat boos. waarom boos? Wat had haar bewogen? Na meer dan dertig jaar weet ik het nog steeds niet. Ieder slachtoffer neemt zijn of haar geheim mee in het graf. Terwijl ik op haar neer keek voelde ik tranen opkomen. Op de rand van het bed gezeten legde ik een hand op haar gezicht en streel de haar. Haar stemmen waren steeds sterker gewor den. Bovendien veranderde haar melancho lie in depressie. Ze werd opgenomen in End egeest. Frits had haar verlaten, iedereen had haar verlaten: haar moeder, haar broertje en ook haar vriend. Ze had het hele psychiatri sche circus doorlopen. Eindeloze praatses- Tekening: Bert van der Meij sies en hoge doses antidepressiva. Van Trip- tizol naar Ludiomil en ten slotte Fevarin. Langzaam was ze weer opgeklauterd. Stukje bij beetje. Ze begon zich weer beter te ver zorgen en toonde weer iets van de ware Chantal. Maar ze leefde op een vulkaan. Wie moest ik bellen? Eerst de politie, of Toon? Lief, maar vooral leed had hij met haar gedeeld. Twee prachtige dochters had ze hem gegeven en hij was dankbaar. Voor haar had hij alles opgegeven. Toon was een mooie, opgeruimde Amsterdamse jongen, stoer en ontwapenend naïef. Hij was voor haar een geschenk uit de hemel. In 'De Blau we Boon' op de hoek van de Rijnsburgersin- gel had zij hem ontmoet. De vonken sloegen er af. De dosis Fevarin ging van honderd naar vijftig milligram. Zelfs een onderhouds dosis was volgens de psychiater niet meer nodig. Goed? Fout? Werken was niet Toons hobby. Aan de rand van de maatschappij scharrelde hij genoeg bij elkaar om van te leven. Ze werd zwanger en vroeg mij de bevalling te doen. Het ging fantastisch, één groot feest. Na de geboorte van de eerste dochter zoende ze mij harts tochtelijk op de mond, zo blij was ze. Nummer twee kwam nauwelijks veertien maanden later. Voor moeder en de dokter een 'eitje'. In het kraambed zag ik weer die doffe blik. Het 'praten' begon opnieuw. Ein delijk kwam het er uit: ze vertrouwde Toon niet meer. Door mij geconfronteerd met haar vermoedens bezwoer hij mij dat hij niets met iemand had. Ik vertrouwde hem. Haar achterdocht werd steeds groter. Ze bleef de hele dag op bed liggen. Een postna tale depressie? Weer Fevarin. De verzorging van de kinderen kwam geheel op Toon neer. Bovendien maakte ze hem de ergste verwij ten en ook ik ontkwam niet aan haar schimpscheuten. De situatie escaleerde en culmineerde in een nieuwe opname in End egeest: gesloten afdeling, suïcidaal. Toon bleef achter haar staan. Hij hield van haar en was er van overtuigd dat het weer goed kwam, wandelde veel met haar door Oegstgeest en langzaam klaarde haar de pressie weer op. Zij werd ontslagen met honderd milligram Fevarin 's avonds. Op zekere middag kwam ze in paniek bij mij. Ze hoorde weer de stemmen die zeiden dat de kinderen de schuld van haar depressie waren en dat haar man haar weer ontrouw was. 'Je mag me niet laten opnemen, dat nooit meer!' Rusteloos liep zij door de spreekkamer, grote angstige ogen, vreselijk. 'Je laat me niet opnemen, anders maak ik er een eind aan. Ik weet heus wel hoe ik het moet doen. En de pillen heb ik ook.' 'Ga nou eens zitten, Chantal.' Ik liep naar haar toe, stak een hand uit. 'Hou je poten thuis.' 'Zal ik Toon bellen?' 'Niks bellen, ik wil niet meer.' Ze schreeuwde het uit en ging achter mijn bureau zitten en begon onbedaarlijk te hui len. Haar hele lichaam schokte, terwijl de stortvloed van tranen haar gezicht het aan zien van een drenkeling in doodsnood gaf. Half opkijkend, haar tranen met haar natte handen wegvegend fluisterde zij voor zich uit: 'Houdt dit dan nooit op? Kan niemand mij dan helpen?' Ik haalde mijn hand van haar gezicht en zocht een telefoon. Toch eerst Toon bellen. Zijn nummer stond op de telefoon, hij was nog steeds dag en nacht voor haar bereik baar. Ik hoorde de voordeur opengaan. Na haar laatste opname was het zelfs Toon te veel geworden. Een bespreking op Ende geest had als resultaat dat zij onder begelei ding in een eigen huisje in het centrum kon gaan wonen, alleen. Was dit nu wel zo han dig? Regelmatig zou zij door de psychiatrisch verpleegkundige bezocht worden. 'Chantal'. Het was de stem van Toon die schuchter door het huis zong. Ik hoorde hem langzaam de trap opkomen. Ik liep hem tegemoet. 'Jij hier? Is ze dood?' 'Ja.' Hij liep langs mij heen en ging op zijn knie- en naast het bed zitten. Teder nam hij haar hoofd in zijn handen en kuste haar. Hij stond op en haalde een roze velletje papier met een groen bloemetje in de hoek uit zijn zak. Ook hij had vandaag een brief ontvan gen. 2002 Je kind is nét of nog nét niet gebo ren en de artsen diagnosticeren: nauwelijks een levenskans. Wat te doen? Een vreselijk dilemma. Niet alleen voor de artsen, maar uiter aard vooral ook voor de ouders. Stichting Dilemma staat ouders en behandelaars bij. door Mireille Beentjes Een vrouw is zwanger. Uit een echo blijkt dat haar ongeboren kind geen nieren heeft en daardoor na de geboorte zeker zal overlij den. De vrouw is al voorbij de 24 weken waarin abortus is toegestaan en ze zal dus volgens de wet een ten dode opgeschreven kind ter wereld moeten brengen. De abor tuswet is bedoeld ter bescherming van het ongeboren kind, maar voorziet niet in dit ge val: een schemergebied tussen leven en dood. Dat is het gebied waar de stichting Di lemma zich op richt. Stichting Dilemma werd in 1994 opgericht door kinderartsen, een jurist gezondheids recht en Els Berkhout, humanistisch raads vrouw. Het doel is ouders en behandelaars bij te staan die te maken hebben met heel ernstig gehandicapte of doodzieke pasgebo renen en ongeborenen. „Het gaat bijvoor beeld om kinderen die hun hele leven pijn stillers moeten krijgen, of die de ene na de andere operatie zullen moeten ondergaan, zonder dat ooit een leefbare situatie zal ont staan", vertelt Els Berkhout. „Vaak zijn er naast ernstige lichamelijke problemen ook geestelijke afwijkingen." Ouders vinden dat vaak een vreselijk leven voor hun kind, maar medici zien dat wel eens anders. Volgens hoogleraar kinderge Bij een echo kan al blijken dat een ongeboren kind geen vooruitzichten heeft. Foto: GPD/George Nusmeijer neeskunde P.J.J. Sauer van het Academisch Ziekenhuis Groningen is voor artsen ook de totale levensprognose van een kind het uit gangspunt bij de beslissing al dan niet te be handelen. „Is er sprake van lijden? Kan het kind spelen, kan het naar school, is er kans op een mate van zelfredzaamheid? Dat be hoort allemaal mee te wegen. De norm daar bij is niet de persoonlijke mening van een arts, maar wat de maatschappij aanvaard baar vindt. Er zijn echter ook artsen die de kwaliteit van leven en de totale levensprog nose voor een kind niet in hun beslissing willen meenemen." Dat laatste botst in veel gevallen met wat de ouders voor hun kind willen. En wanneer ouders en behandelend arts van mening ver schillen over de behandeling van kinderen, trekken ouders vaak aan het kortste eind. In het ergste geval kunnen ze voor de duur van een medische ingreep uit de ouderlijke macht worden gezet. Met welk doel bijvoorbeeld zou je een kind zonder enige hersenactiviteit medisch be handelen? Sauer, die is betrokken bij Dilem ma en zich hard maakt voor wettelijke rege ling van actieve levensbeëindiging bij kinde ren, denkt dat artsen het moeilijk vinden om 'voor God te spelen', om te beslissen tussen leven en dood. „Dat is ook het meest belas tende van dit vak. Het is niet gemakkelijk, maar ik vind dat als je begint met behande len, dan moet je daar ook mee kunnen stop pen in het geval een kind een zeer slechte le vensprognose blijkt te hebben. Het pro bleem daarbij is dat je bij medische diagno ses en prognoses nooit honderd procent ze kerheid hebt. Dat is de reden dat sommige artsen moeilijk kunnen besluiten een behan deling te stoppen. Stoppen betekent in zeke re zin ook toegeven dat je hebt gefaald. Ook dat is moeilijk voor sommigen." Als voorbeeld noemt Sauer kinderen die tij dens de bevalling te weinig zuurstof hebben gehad. „Je weet niet meteen hoe ernstig de gevolgen daarvan zijn. Dus wordt het kind behandeld, gaat het aan de beademing. Als na een week duidelijk is dat het kind uitslui tend in vegetatieve staat zal leven, moet je behandeling durven stoppen. Niemand is gebaat bij het doorgaan daarvan." Els Berkhout van Dilemma vindt dat artsen afstandelijk over prognoses communiceren. „Ze wuiven bedenkingen van ouders vaak weg door denigrerend te zeggen dat ouders te emotioneel zijn om over de toekomst van hun kind te kunnen beslissen of zeggen domweg dat ouders er geen verstand van hebben. Laat ze toegeven dat er onzekerhe den zijn, dat zij ook niet precies weten wat de prognoses van het kind zijn. Vaak doen ze zelfverzekerd, terwijl ze het gewoon ook niet weten." Kinderen en ouders kunnen de dupe zijn, wanneer artsen geen besluit kunnen nemen. Dilemma kan van dienst zijn door zo'n arts in contact te brengen met andere artsen. Die kunnen helpen een ethisch verantwoorde beslissing te nemen. Soms leidt het staken van de behandeling niet tot het overlijden van een zwaar ziek of gehandicapt kind. Artsen en ouders zijn het erover eens dat een kind geen zinvol leven wacht. Het is uitzichtloos, het kind lijdt en heeft pijn ondanks pijnmedicatie, maar het leeft. Actieve levensbeëindiging is in zo'n ge val wettelijk niet toegestaan, omdat kinderen wilsonbekwaam zijn. „Op dit gebied gaan we barmhartiger om met volwassenen, die zelf kunnen kiezen voor euthanasie, dan met kinderen. Het is een taboe, we doen alsof deze problemen bij kinderen niet bestaan. Maar die kinderen hebben een heel - ellen dig - leven voor zich." Sauer begrijpt de angst voor actieve levens beëindiging bij kinderen zonder menswaar dige toekomst niet. Angst dat er dan voor ge handicapte kinderen geen plek meer is, is volgens hem ongegrond. „Een beslissing tot levensbeëindiging wordt heel zorgvuldig ge nomen. Dat doet een arts niet alleen, dat doet het hele team, samen met de ouders. Het is een hele emotionele, afgewogen be slissing die niemand lichtvaardig kan ne men." Is actieve levensbeëindiging juridisch uitge sloten, staken van de behandeling mag in bepaald omstandigheden wel. „Soms doet een officier van justitie zelf die suggestie. Eet of drinkt het kind zelfstandig? Nee, stop dan de sondevoeding. Ik vind dat niet humaan, en het is belastend voor de ouders en de arts. Net als het stoppen van de beademing: dan loopt een kind blauw aan. Dat zou zo veel vrediger en rustiger kunnen." Het mag dan wel niet, maar zou het erg moeilijk zijn om bij deze zwakke kindjes zonder dat het opvalt een overdosis van het een of ander te geven en ze zo een humaan einde te geven? Sauer: „Vroeger, 25 jaar gele den, gebeurde dat zo. Toen hoefden artsen nog niet voor alles rekenschap af te leggen. Nu wel. Maar ook hier geldt: artsen moeten niet worden gedwongen dit illegaal te doen, risico te nemen." Hoewel Sauer het absoluut noodzakelijk vindt dat er een regeling komt, is hij niet be reid als arts een rol te spelen in een proef proces. „Dat is de verkeerde weg. Volgens het wetboek hoeft een verdachte zich niet zelf te melden. Dat zou je als arts dan wel moeten doen, en vervolgens riskeer je te worden veroordeeld voor moord. Omdat het een proefproces is, zul je niet worden ge straft, maar je hebt wel een strafblad. Dat betekent dat je niet meer welkom bent in het buitenland, het kan je werk negatief beïn vloeden. Ik vind dat ik belangrijk werk doe, dus dat zet ik niet zomaar op het spel. Zeker niet voor iets met een volstrekt onvoorspel bare uitkomst. Bovendien vertik ik het om me te laten uitmaken voor moordenaar." Hoe graag hij het ook wil, Sauer ziet voorlo pig niets veranderen. „Minister Borst wil dit probleem heel graag regelen, waarschijnlijk omdat ze zelf arts is en weet wat er speelt. Maar het lukt haar niet. Het kabinet durft het niet aan, de Kamer ook niet. Als we ze uitnodigen om eens te komen kijken naar kinderen die uitzichtloos lijden, komen ze niet. Iedereen is bang dat de hele wereld over ze heen zal vallen."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2002 | | pagina 46