Aan lager wa M 'Mijn gevoel zegt dat ik dat land moet helpen' AM Leidse verpleegkundige op 'werkvakantie' in Israëlisch leger Praktijkverhalen van de Leidse huisarts Har Meijer (aflevering i) et Bets, de buurvrouw van Willem, uit het Bethaniëhofje. Ken je effe komme?' Het was half drie, het spreekuur was druk en ik had allesbehalve zin in een visite. Boven dien was het prachtig weer en wilde ik nog gaan tennissen. De nachtdienst was betrek kelijk rustig geweest, maar toch had ik bijna niet geslapen. 'Wat is er aan de hand, Bets?' 'Willem kwam vannacht laat thuis, zo dron ken als een meeuw, en toen is-ie over een stoeptegel gevallen'. Een ware tirade op de gemeente volgde. 'Ia Bets, maar waarom moet ik komen?' 'Hij legt in zijn bed en zijn arm hangt er bij als de vlerk van een lam vo geltje. En volgens mijn heeft-ie heel veel pijn'. 'Heb je al wat para cetamol gegeven?' 'Die rotzooi moet-ie niet. Joh, Meijer, zit nou niet te zeiken, en kom nou langs'. Bij dit soort opmerkin gen ben ik verkocht. 'Oké, oké. tussen vijf en zes uur ben ik bij je.' Willem was een bekende Leidse sportman ge weest. Ais gewichtheffer had hij furore gemaakt. Ik had hem altijd bij blessures behandeld. De malafide praktijken met anabole steroïden had den hem ver terugge worpen. Hij kon het niet aan. Pakte steeds meer rotzooi om maar sterk te blijven. Dozen vol am pullen liet hij mij zien. Op alle kwam de naam steroid voor. Of ik ze maar iedere week wilde inspuiten. Hij wilde er wel voor betalen, hoewel hij ziekenfonds patiënt was. Geld speelde geen rol, alleen de prestatie telde. Het spul kwam uit Oost- Duitsland en daar werd toch topsport beoe fend? Bloemenhandelaren brachten het mee en verdienden er grof aan. Mijn weigering om het te injecteren, viel heel slecht. Geduldig probeerde ik hem uit te leggen dat deze 'spierversterkers' slecht voor zijn lichaam waren, maar hij wilde er totaal niet aan. Woedend was hij de spreekkamer uitgelopen. Hij wist wel een dokter in Am sterdam. Een tijd lang hoorde ik niets van hem. Met een dik pafferig gezicht stond hij een half jaar later weer voor me. Hij hoestte hevig, transpireerde 's nachts en was doodmoe. Hij zag er rot uit. Hodgekin of tbc. Van twee kwaden kreeg hij de minst erge: tbc. De ste roïden hadden zijn weerstand vermoord en de tuberkelbacil was de grote winnaar. Doodziek werd hij. Een opname was nood zakelijk. Op een isoleerkamertje lag hij moe derziel alleen. Niemand zocht hem op. De populaire sportman was een wrak, letterlijk en figuurlijk. Vrouwen waren er genoeg geweest in zijn le ven, maar het was bij 'geweest' gebleven. Mijn bezoek deed hem goed. Er was weder zijds genegenheid. Langzaam herstelde hij weer. En passant vertelde hij me dat hij in enkele achterafdorpjes nog een enkele wed strijd had gewonnen, maar hij erkende wel dat zijn preparaten rotzooi waren en de bron van zijn ziekte. Een van zijn kompanen was in Amsterdam zelfs aan een niervergiftiging overleden. De dag van zijn ontslag naderde, maar hij had geen thuis meer. INH, rifampicine en nog meer moest hij een half jaar verplicht slikken. Tijdens zijn verblijf in Amsterdam had hij in een achterafkamertje op de wallen gewoond. Pezende meiden waren zijn lotge noten, maar hij had ze nooit met één vinger aangeraakt. Vrouwen en neuken, daar moest hij niets meer van hebben en in werken had hij helemaal geen zin meer. Zeker niet voor een baas. Hij voelde zich rot. Gelukkig kreeg hij een uitkering van de sociale dienst. Ik belde Dick Tesselaar, wethouder sport en volkshuisvesting. Een goeie, in de ware zin. Werd om zijn wijsheid alom gewaardeerd. Hij kon zich Willem nog goed herinneren: die Tooie' met die grote handen. Tijdens de uitreiking van de Leidatoprijzen voor de sportman van het jaar had Willem zijn vreugde over zijn achtste plaats met een fer me handdruk uitgedrukt. Dicks hand was een week buiten gebruik geweest. 'We zijn bezig enkele huisjes in de Bethanië- hof te verdelen. Ik zal kijken wat ik kan doen.' beloofde hij. Het lukte en Willem kreeg een huisje in de hoek van het hofje. Woonkamer 3x4, slaap kamer 2x2, keukentje, badkamer en wc; klein, maar zeer gezellig. Bovendien was het hofje perfect onderhouden, mooi gestrate klinkertjes en een volle tuin met in het mid den de 'pomp'. Bets was getrouwd geweest met een markt koopman. gescheiden en invalide geraakt. De drank was een uitkomst. En juist deze twee mensen kwamen naast elkaar wonen. Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. Helaas zijn wijsheid ook. Want binnen de kortste keren zeulden zij samen in beschonken toe stand door de stad. Gelukkig weinigen tot last leefden zij hun eigen leventje. En of ik wilde of niet, zij moest en zou ook patiënte bij 'Harry' worden. Ik realiseerde mij dat het zeker meer werk zou gaan geven, maar an derzijds zijn dit soort patiënten letterlijk de krenten in de pap. Ver weg van de praktijk in de Merenwijk waren er geen consulten, maar wel altijd visites: bewerkelijk, maar hartstikke leuk. Wanneer ik één van hun fa voriete 'stekkies' passeerde, moest en zou ik een biertje met ze meedrinken. En op straat was het Harry voor en Harry na, en dat in onvervalst Leids: Harrie... met een lange 'ie'. Zalige mensen, maar ja, je moest wel komen als ze daarom vroegen. Ik besloot de fiets te pakken na een spreek uur op het 'ruggemerg'. Rustig peddelend reed ik door De Kooi. Veel mensen voor de deur op straat, gezeten op het meest won derlijke meubilair. Biertje op tafel en de mu ziek keihard aan. Veel ontblote bovenlijven met fraaie 'lampenkappen' op de armen. Kinderen kriskras door elkaar op straat. Ik betrapte mij er op juist nu graag door deze buurt te fietsen. En eerlijk gezegd, genoot ik ook van de herkenning. 'Niks te doen, Har ry?' 'Leggen ze allemaal op Rhijnhof?' 'Kom- ie zondag nog bij Roodenburg langs?' Prachtig, wat een heerlijke mensen. Geen geouwehoer over hun relatie, maar gewoon rechtdoorzee. Betrekkelijk weinig scheidin gen. Ik fietste door de Julianastraat, die dag meer de 'Juliana Boulevard', zag mijn trou we Carla, jarenlang onze 'hulp' en medeop voedster van mijn dochters. 'Joh, ga effe zitten.' 'Nee, ik moet nog naar een patiënt.' 'Zeker de dood constateren', grapte een buurman. Via de Rijnsburgersingel, de Haven en de Haarlemmerstraat zag ik de statige Blauw- poortsbrug, honderden fietsers, uitwaaie rend over de Turfmarkt, Prinsessekade en de Morsstraat: mooi Leiden. Alles opzuigend reed ik het Rapenburg op. Ook daar veel volk op straat. Voor het Wallon stonden enkele grote fauteuils. Aangeschoten studenten, biertje in de hand, beetje protserig maar best oké. Dames zaten er ook. Nu nog leuke on bedorven meiden, later in hun mantelpakjes met laptop vaak maar op één ding uit: carri ère maken ten koste van alles. Huilend zaten ze in de praktijk: weer een relatie naar de donder. Hoe dat nou toch kwam? Ze moest toch iedere avond werken en met haar baas mee naar New York. En dan kon je toch geen 'nee' zeggen na een copieus diner en dansen in een te gekke disco. Dan ging het mis. Nooit tijd. Jagen, jagen en nog eens jagen. En waarop? Carrière, een vent, moeder schap? Zij wisten het niet, maar wat veel er ger was, zij snapten het niet. '1 Espérance was bomvol. Tot ver op straat stonden ze. Enkele Porsches waren achte loos langs het Rapenburg geparkeerd. 'Straks kom ik', riep ik alle uitnodigingen ne gerend. Het hek van het Bethaniëhof kraakte. De tuin was prachtig: grote hortensia's in volle bloei. Alleen de bestrating was erbarmelijk. Nadat ik mijn fiets in de standaard had ge zet, wandelde ik naar achteren. Wat een rust op deze heerlijke zomerdag. 'Ben je daar eindelijk, hij sterft van de pijn'. Bets verwelkomde mij in een veel te grote spijkerbroek en vies vaal truitje met vetvlek ken; de restanten van veel afgekloven kip penpoten. Zij troonde mij mee naar haar ei gen huisje. 'Hij zuipt de laatste tijd als een gek en is vaak strontlazarus. Naar jou luistert-ie wel, be grijp je.' Ja, ik begreep het volledig. Willem moest minderen en ik was de regelneef. 'Heeft hij vandaag nog gedronken?' 'Gedronken, hij heb bier gezopen als een uitgedroogd paard. Ga maar mee'. Willem zat half op zijn stoel, hoofd voorover en zijn arm slap langs zijn lichaam. Dronken of niet, hij had veel pijn. 'Hallo Harry'mompelde hij. 'Hoi, Willem, Bets heeft mij al verteld wat er is gebeurd. En als je blijft zuipen, gaat ze er nog vandoor ook'. 'Man, zeik niet, doe wat aan mijn arm'. Alleen al bij het aanraken schreeuwde hij het uit. Actieve en passieve bewegingsbeperking. We waren er op college mee volgegoten. Nog eens proberen. Golven bier bedwelmden mij. "We moeten zijn overhemd uitdoen, Bets'. Het hemd was groezelig, smerig en zat ook vol vetvlekken. Met veel gekreun kregen we het uit. Dikke deuk op de schouders en de bovenarm. Uit de kom, geluxeerd, kon niet missen. Er zat een enorme bloeduitstorting, een prachtig paars landschap. 'Je moet naar het ziekenhuis, Willem'. 'Krijg de klere, dat nooit'. 'Je arm is uit de kom, en die moet er weer in geduwd worden'. 'Je bent toch sportarts, dus dat moet je zelf doen'. Bets zei het met zoveel overtuiging dat ik in mijn overmoed besloot tot een 'mission im possible'. 'Luister, Bets, jij gaat achter hem staan en houdt zijn hoofd en rechterarm stevig vast. Ik zet mijn voet in zijn oksel en probeer zo zijn arm er weer in te draaien'. 'Heeft hij dan geen pijn meer?' 'Misschien'. Ik deed mijn schoen uit, plaatste mijn voet in zijn oksel en tilde zijn arm op. 'Gvd, klootzak, au, au, au', gilde Willem. Nu doorzetten, flitste het door mij heen. Door de pijngrens moest hij. Bets zette zich schrap en ik begon langzaam te trekken. 'Stomme lui, hou op'. Doorzetten Har, we zijn er bijna. Het moest lukken. 'Hou vast, Bets, niet laten schieten'. "Verdomme, au, hou op'. Nou doorzetten, Har. Ik had A gezegd en nu ook B. Ik gaf meer druk met mijn voet, trok en draaide uit alle macht Klik, klik, het leek een godsgeschenk. Ik transpireerde vreselijk en bekeek het resultaat.'Probeer eens, Wil lem'. Bets ging voor hem staan. 'Har heb zich het lazarus gewerkt en vraagt hoe het is. 'Schuin keek hij omhoog. 'Is het over?' 'Probeer maar eens'. Tekening: Bert van der Meij Ik pakte zijn arm en tilde hem langzaam om hoog. 'Pijn?' 'Een beetje. Haal effe bier, Bets, dat heb Har ry wel verdiend'. Ik dronk een biertje mee. Na een: 'Bel mor gen maar hoe het er mee staat', stapte ik op. Over het Rapenburg en de Steenschuur fiets te ik terug, de kroegen vermijdend. Ik zat te veel in over Willem. Was het wel gelukt? De volgende dag hing Bets in alle vroegte aan de telefoon. Willem had nog steeds vre selijk veel pijn en zijn arm was nog paarser geworden. Na het spreekuur ging ik direct. Zijn toestand was desastreus. Met ontbloot bovenlijf zat hij voor zijn huisje op een kist, rug tegen de muur, biertje op de grond. Zijn arm was blauw tot aan zijn hand. Dat moest opname worden. 'Willem, zo kan het niet langer. Je moet naar het ziekenhuis'. Zijn reactie was verbluffend: 'Doe maar, doe maar'. Een jonge orthopeed, Visser, was direct be reid hem op te nemen. Met geen woord rep te ik over zijn drankgebruik, 's Middags bel de Visser op: de arm van Willem was uit de kom en hij had een breuk in zijn schouder en zijn bovenarm. Hij zou hem direct opere ren: plaatjes en schroefjes, voor de ortho peed het betere werk. En passant vroeg hij of ik nog hard aan zijn arm had getrokken. 'Nogal', zei ik. Licht gelach aan de andere kant. Ik besloot Willem 's avonds na de operatie op te zoeken. Tegen negenen kwam ik op zijn kamer. Stralend zat hij in bed. Zijn be groeting was uitbundig. 'Fantastisch, Meijer, dat jij meteen gezien had dat ik geopereerd moest worden. Vier uur zijn ze bezig ge weest. Bets is net weg. Ze is je ook enorm dankbaar dat je zo goed voor me gezorgd hebt'. Grinnikend verliet ik het ziekenhuis. Wat Mirjam („een schuilnaam, mijn eigen naam hou ik liever voor me") straks in Israël gaat doen, weet ze nog niet. „Je kunt kiezen: de verzorgende sector of werken vanuit de militaire basis. Verpleging is mijn dagelijks werk, dus dat viel meteen af. Ik wil heel bewust het leger in. Tijdens mijn verblijf werk en woon ik op de basis. In het weekeinde kan ik gratis terecht in het soldatenhuis." Ze zal een legeruniform dragen, maar geen wapen. „Is ook nergens voor nodig. In risicovolle en relatief onvei lige gebieden als de Gazastrook of Westoever komen we niet. Ik vlieg naar Tel Aviv en daar word ik opge haald en naar mijn verblijf gebracht. En dan? Dan hoor ik wel wat voor werk ik ga doen. Dat kan van alles zijn: inpakwerk, schoonmaken, admi nistratief, noem maar op." Verscheidene werkvakanties heeft ze al in Israël doorgebracht. Dit jaar wil ze een paar maanden blijven, ten minste als haar werkgever toestem ming geeft. Ze reist, net als tientallen andere Nederlandse vrijwilligers, met bemiddeling van Sar-El, de stichting die mensen probeert te interesseren Israël een helpende hand toe te ste ken. „Wij voeren eerst gesprekken met belangstellenden om te weten wat voor vlees we in de kuip hebben. Daarna helpen we ze op weg, meer niet", aldus de woordvoerder van de vestiging van Sar-El in Amsterdam. Mirjam: „Een verblijf van drie weken is het minimum, maar de meeste vrij willigers blijven veel langer." Sar-El is in 1982 opgericht door een Israëlische generaal Davidi. Mirjam: „In dat jaar dreigden oogsten verlo ren te gaan. Er werd een beroep op ran mag dat niet eens. Ik heb ook veel Palestijnse vrienden die een dergelij ke handelwijze veroordelen. En let wel, ik ben beslist niet iemand met joods-orthodoxe opvattingen of zo, het tegendeel is waar. Maar als ik lees dat die Palestijnen vinden dat ze de oudste rechten op het gebied heb ben, dan zeg ik: pure onzin. Palestij nen komen van oorsprong uit het ge bied van de Egeïsche Zee en de Griekse eilanden. Israël werd al een natie in 1312 voor Christus, tweedui zend jaar voor de opkomst van de is lam. De enige Arabische dominantie was in 635 na Christus en duurde niet langer dan 22 jaar." Ze vind dat Israël ruimschoots tege moet is gekomen aan de wensen van de Palestijnen. „Maar ze willen Jeru zalem, dat trouwens nergens wordt genoemd in de koran, en daarna wil len ze de rest van Israël. Ze vinden namelijk dat de Israëliërs, als niet- moslims te midden van Arabische landen, geen recht hebben op dat kleine stuk grond." Fel: „Dat kan en mag natuurlijk nooit gebeuren!" „Nou ja, genoeg politiek. Geloof me, als ik daar ben praten we over de leu ke dingen die we (gaan) doen en bij na niet over politiek. Ik zie mijn ver blijf als een werkvakantie en een uit stekende mogelijkheid om He breeuws te leren. Ach, ik wil gewoon mijn steentje bijdragen, meer niet. Ik weet dat er ook steeds meer vrijwilli gers uit Nederland via Sar-El naar Is raël gaan. De jongelui daar kunnen soms niet begrijpen dat we vanuit dat veilige Europa naar hun land komen. Maar waarderen doen ze het zeker. Ach, laat ik eerst maar proberen een paar maandjes vrij te krijgen." Vaak moet ze zich verdedigen. Een Leidse verpleegkundige, die haar baan op gezet te tijden verruilt voor een vrijwilligersjob in het Israëlische leger. Zelfs als Mirjam uitvoerig tekst en uitleg heeft gegeven, blijven mensen haar met verbazing aan kijken. „Een rationele verklaring kan ik ook niet geven. Mijn gevoel zegt dat ik dat land moet helpen." Mirjam is een vrouw van middelbare leef tijd. En ze is joods. Dat verklaart mis schien haar sterke verbondenheid met Is raël, denkt ze. „Gek eigenlijk, maar als de Nederlandse vlag wordt gehesen doet me dat veel minder dan wanneer de Israëli sche vlag in top gaat. Ook een gevoels kwestie. Lastig uit te leggen allemaal." door Ed Blaauw en Ilse Keuenhof Een gewonde Israëlische soldaat wordt door zijn collega's in een ambulance geholpen. Foto: AP/Yaron Kaminsky onder meer de VS gedaan. Binnen de kortste keren kwamen er zo'n 650 Amerikanen over. Sindsdien komen er jaarlijk duizenden vrijwilligers uit de hele wereld, mensen die Israël een warm hart toe dragen. Onder hen zijn zeer gelovige christenen, mensen die zich uitermate hebben verdiept in de Bijbel. Ik ken zelfs Amerikaanse vrij willigers die zich tot het joodse geloof hebben bekeerd. Zelf is ze niet gelovig. „Het enige dat ik wil, is het land helpen. De situatie waarin Israël nu verkeert, raakt me diep. Die aanslagen van de laatste tijd, die zelfmoordcommando's, ik vind het verschrikkelijk. Palestijnen met zelfmoordbommen, van de ko- ZATERDAG 12 JANUARI 2002

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2002 | | pagina 52