Je moet soms schipperen' Ad Melkert over improviserend opvoeden ZATERDAG 12 JANUARI 2002 Ad Melkert: „Het is voor mij eigenlijk altijd vanzelfsprekend geweest om kinderen te willen. Het hoort bij het leven." Foto: GPD/Cees Mooij PvdA-fractievoorzitter en lijsttrekker Ad Melkert (1956) heeft twee dochters, één van tien en één van veertien jaar oud. Opvoeden vindt hij niet makkelijk. Wat kreeg Melkert van zijn ouders mee? En wat wil hij aan zijn kinderen doorgeven? „Net als mijn vader en moeder vind ik het enorm belangrijk dat mijn kinderen oog hebben voor andere mensen. Dat hébben ze ook." door Mick Salet r was één ding waar ik als kind echt van baalde: dat mÊÊÊ ik van mijn ouders op tur nen moest. Ze dachten dat turnen goed voor mijn lichamelijke ontwik keling zou zijn. Daar hadden ze op zichzelf wel gelijk in, maar ik ben niet geboren voor de brug met onge lijke leggers. Ik wilde liever voetbal len. Ik ging met grote tegenzin naar de turnvereniging met de onvergete lijke naam Thor, waarvan we "Tot Heil Onzer Ribbenkast' hadden ge maakt. Pas na enig gezeur hoefde het niet meer en mocht ik op voet bal. Verder hebben mijn ouders me ei genlijk nooit iets opgelegd. Ik hoefde ook niet per se elke zondag naar de kerk. Tot mijn zestiende ging ik ge woon. Dat was een vanzelfsprekend heid. Dat hoorde bij het katholieke leven. Je ging naar de kerk, je bad voor het eten, je werd misdienaar. Het was ook vanzelfsprekend dat ik naar een katholieke lagere school ging, ook al moest ik daarvoor dage lijks met de pont op en neer van Gouderak naar Moordrecht. Bij ons op het dorp, Gouderak dus, was geen katholieke school. Er woonden maar twee katholieke ge zinnen. Een deel van het dorp was zwaar gereformeerd. Gereformeer den mochten niet voetballen op zondag. Wij wel. Maar als we op zondag buiten gingen spelen, zeiden mijn ouders wel dat we de zondags rust van andere mensen niet moes ten verstoren. Het was hun overtui ging dat je altijd rekening moet hou den met andersdenkenden. Daar kwam bij dat het ook beter was voor het behoud van de klandizie voor onze kapperszaak. Ik behoorde tot de grote groep jon geren die, toen ze wat ouder werden en over het leven gingen nadenken, afscheid namen van de katholieke kerk. Maar ik heb nooit de neiging gehad me af te zetten tegen het ka tholieke geloof. In dat geloof kwam ik de verhalen over barmhartigheid en naastenliefde tegen. Ik las in de Okki - Onze Kleine Katholieke Illu stratie - over paters die actief waren in de missie. Dat vond ik geweldig. Dat gebeurde toch vanuit de invals hoek dat mensen elkaar moeten hel pen en dat mensen met elkaar een gemeenschap vormen. Als ik dat niet langs die weg mee had gekregen, dan was het misschien wel langs an dere wegen gebeurd, want het is na tuurlijk geen exclusiviteit van de kerk. Maar voor mij horen de verha len over barmhartigheid en naasten liefde bij mijn katholieke opvoeding. En die koester ik." ,,Mijn vader was kapper. Hij was, als kapperszoon, een eigen zaak in Gou derak begonnen. Dat was hard wer ken. Officieel was de winkel tot half acht open, maar als er daarna nog een klant kwam, dan hielp mijn va der zonder mopperen. Soms werkte hij wel tot half elf 's avonds. Mijn moeder zorgde voor de kinde ren en het huishouden. Vóór mijn geboorte heeft ze wel gewerkt. Ze is caissière bij Albert Heijn geweest en werkte in een boekwinkel. Maar toen er kinderen kwamen is ze met wer ken gestopt. Zo ging dat in de jaren vijftig. Mijn moeder zorgde niet alleen voor ons, maar ook voor twee schippers kinderen die we een flink aantal ja ren in huis hebben gehad. Doorde weeks waren ze bij ons en in het weekend, als de schuit in Gouda lag, gingen ze naar hun ouders. Ik vond het wel leuk. Het was net alsof ik in eens twee oudere broers had waar ik lekker mee kon voetballen. Mijn ou ders kregen er wel een vergoeding voor, maar ze deden het vooral om dat die schippersfamilie anders echt met de handen in het haar had geze ten. In al hun doen en denken straalden mijn ouders uit dat je el kaar moet helpen én dat je eikaars waarde moet respecteren, of je nou arm bent of rijk, katholiek of her vormd. Dat is ook de levenshouding die mijn broers en ik mee hebben gekregen. Verder kregen we mee dat je afspraken altijd moet nakomen én nooit ergens de kantjes van af moet lopen. Mijn ouders moesten alle zeilen bij zetten om hun vier zonen op te voe den. Aan hun eigen welvaart zijn ze pas veel later toegekomen, toen wij het huis uit waren. Toen kwam er eindelijk een autootje. Voor die tijd reed mijn vader op een brommer. Eerst op een Solex, later op een Mo- bylette. Daar mocht ik vanaf mijn zestiende ook op rijden, als ik maar op tijd tankte. Ik deed al vroeg allerlei klusjes om een beetje bij te verdienen. Ik maak te elke week de vloer van de winkel schoon. Ik hielp de groenteman en heb ook veel opgepast. Dat vond ik enig om te doen. Ik was het ook wel gewend, want toen ik een jaar of elf was kregen we er thuis twee broer tjes bij. Daar heb ik veel voor ge zorgd. Dat vond ik leuk. Mijn moe der wist dat en liet mij luiers ver schonen en zo. Daar heb ik later, als oppas en als vader, veel profijt van gehad. We kregen rapportengeld, maar niet echt veel. Een 8 werd ook niet per se hoger gewaardeerd dan een 7. Je prestaties werden beoordeeld naar wat je kon. Had je echt je best ge daan voor een 7, dan vonden mijn ouders dat meer waard dan een 8 die je moeiteloos gehaald had. Dat vind ik een goede manier om naar prestaties te kijken. Je moet mensen niet beoordelen op het talent dat ze hebben, maar je moet kijken wat ze met die talenten doen. Dat kreeg ik ook van mijn ouders mee: je moet je best doen om je talenten zo goed mogelijk te gebruiken. Mijn ouders vonden het belangrijk dat we spaarden. Het eerste waar ik echt voor spaarde was een wereld bol, een globe met een lampje erin. Fantastisch. Ik was waanzinnig geïn teresseerd in topografie. Dat vond ik het leukste vak op school. Ik kon uren in de atlas bladeren en wilde weten waar alle landen lagen. Een wereldbol voedde mijn fantasie. Ik droomde dat ik zelf naar al die we relddelen zou gaan. Als mensen me vroegen wat ik wilde worden, zei ik steevast: 'Stuurman op een groot zeeschip!" „Voor kinderen van vroeger had geld een heel andere waarde dan voor kinderen van nu. Hebben ze nu een nieuw tennisracket nodig, dan krij gen ze het. Vroeger moest je wach ten tot je verjaardag of tot sinter klaas. Toch vind ik het belangrijk dat mijn kinderen beseffen dat de bo men niet tot in de hemel groeien. Dat is wel eens moeilijk, ook voor mezelf. Ik vind het hartstikke leuk om met mijn kinderen naar de boek winkel te gaan. Ze lezen graag en ik vind het een genoegen om dat te zien. Als ze dan een nieuw boek wil len, heb ik de neiging om meteen te zeggen: 'Koop maar!' Toch zeg ik wel eens: 'Als je het echt graag wilt, dan spaar je er maar voor!' Ik vind het belangrijk dat ze lezen, maar ik vind het ook belangrijk dat ze leren dat je soms ergens iets voor opzij moet zetten. Het is voor mij eigenlijk altijd van zelfsprekend geweest om kinderen te willen. Het hoort bij het leven. Het is gezellig om in gezinsverband van alles met elkaar te doen én ik geloof dat ieder kind weer een nieuwe kans voor de beschaving is. Zoveel idea lisme heb ik wel. Ik bemoei me meer met de opvoe ding van mijn kinderen dan mijn va der deed, maar mijn vrouw Monica doet toch, net als mijn moeder des tijds, het overgrote deel. Het zou ide aal zijn geweest als we de taken thuis gelijk hadden kunnen verdelen, maar het probleem is dat mijn werk bij tijd en wijle een enorm beslag op me legt. Dat is wel eens moeilijk voor Monica, want ze heeft ook de ambitie om haar werk als kunstschil deres te doen. Gelukkig wordt het nu iets makkelijker omdat de kinderen ouder worden. Het opvoeden van kinderen is iets dat je in de praktijk moet leren. Want laten we eerlijk zijn: je kunt van tevoren wel boeken over het op voeden van kinderen lezen, maar hoe het werkelijk is om zelf verant woordelijk te zijn, dat is niet uit een boekje te halen. Dat moet je ervaren. Ik snap ook best dat sommige ou ders er problemen mee ondervin den. Opvoeden is het moeilijkste wat er is. Het is vaak improviseren. Wat zeg je als ze iets niet willen eten? Je wilt graag dat ze genoeg en gevarieerd eten, maar je weet ook dat je met dwingen vreselijk voorzichtig moet zijn. Mijn kinderen hebben bijvoor beeld een enorme voorliefde voor spaghetti. Van veel andere dingen zeggen ze: 'Hè get, eten we dat al weer?' Wat doen we dus? We eten wat vaker spaghetti. Omdat we graag willen dat ze goed eten. Je kunt er wel mooie principes over meer vari atie op nahouden, maar kinderen kunnen heel sterk in hun reactie zijn: 'Dat lust ik niet!' En dan eten ze het ook echt niet. Je moet niet alles pikken, maar soms moet je een beet je schipperen. Het enige wat we echt niet toestaan is dat ze hun eten laten staan en hun maag daarna met snoep vullen. Een enkele keer wil ik wel eens iets zeggen wat mijn ouders vroeger óók zeiden als ik mijn bord niet leeg at. Dan staat er zo'n bord lekker eten te dampen en zeggen ze dat ze geen trek hebben. Dan zeg ik: 'Wat ben je toch bevoorrecht dat je in een land als Nederland geboren bent. Stel dat je in een sloppenwijk van Bangla desh geboren was'. Ik wil graag dat mijn kinderen zich dat realiseren. Ik moet zeggen dat ze ook wel wéten dat er kinderen zijn die honger heb ben." „Ik denk dat mijn kinderen meer van de wereld weten dan ik toen ik hun leeftijd had. Ze kijken naar program ma's als het Jeugdjournaal en Klok huis. Dat zijn fantastische bronnen van kennis. Omdat mijn vrouw uit Chili komt, hebben ze ook veel con tact met de familie daar. Ze bellen, ze e-mailen en als het even kan rei zen ze naar Chili. Ik kwam als kind niet veel verder dan Gouda. Ik vind het een grote rijkdom dat mijn kin deren van jongs af hebben gezien hoe mensen in Latijns-Amerika met elkaar omgaan. Dat is heel anders dan hier in Nederland. Warmer, spontaner. Hier willen we toch het liefst drie weken van tevoren weten wanneer iemand op bezoek komt. Daar loop je veel makkelijker bij el kaar in en uit. Ik vind het ook ongelofelijk belang rijk dat ze hebben gezien hoe men sen in de arme wijken van een stad als Santiago leven. Heel voorzichtig wil ik ze wel meegeven dat je iets kunt doen om de positie van die mensen te verbeteren. Heel voor zichtig, want ik wil absoluut niet dat ze de politiek met de paplepel inge goten krijgen. Dat is iets waar ze zelf voor moeten kiezen. Ik merk dat ze er wel steeds meer belangstelling voor krijgen. Ze stel len vragen over dingen die in de krant staan, over dingen waar ik in de politiek mee bezig ben. Maar ik wil mijn kinderen niets opdringen. Het risico bestaat datje dan juist het tegendeel oogst van wat je zaait. Maar wat veel belangrijker is: het is mijn opvatting dat kinderen zelf de vrijheid moeten hebben om te kie zen, ook al maken ze andere keuzen dan ik. Het is belangrijk dat ze zelf nadenken over de dingen. Ze kun nen altijd aankloppen voor advies, maar ze zullen het uiteindelijk zélf moeten doen. Ik vind het heel moeilijk om te bepa len wanneer je kinderen de ruimte moet geven die ze nodig hebben. Je weet dat je ze als ouder op een gege ven moment de vrijheid moet geven, maar je bent tegelijkertijd vreselijk bezorgd over wat er dan allemaal kan gebeuren. Kinderen zijn wel sneller zelfstandig dan vroeger, maar juist daardoor zie je ook hoezeer ze in sommige op zichten nog kind zijn. Ik denk dat veel ouders daar moeite mee heb ben: kinderen van twaalf, dertien, veertien lijken vaak al volwassen, maar zijn op een aantal gebieden nog echt kinderen. Welke grenzen stel je? Dat haal je niet uit een boek je. Het ene kind is ergens veel eerder aan toe dan het andere kind. Wat sta je toe en wat niet? Dat is het lastige, maar ook het leuke van opvoeden. Kinderen houden je scherp. Hoewel de omstandigheden veran derd zijn, treed ik wat de opvoeding betreft toch aardig in de voetsporen van mijn ouders. Net als mijn vader en moeder vind ik het enorm be langrijk dat mijn kinderen oog heb ben voor andere mensen. Dat héb ben ze ook. Mijn kinderen waren er onmiddellijk voor om een pleegkind in huis te halen. Het kwam toevallig op onze weg. Dat meisje was voor tijdelijke opvang bij onze buren en moest naar een huis waar ze echt niet op haar plaats zou zijn. Mijn vrouw en kinderen drongen er op aan om haar in ons gezin op te nemen. Ik was in het begin wat sceptisch: 'Kunnen we dat wel? We hebben zelf een heel druk leven'. Maar we hebben het gedaan en het was echt een bijzondere ervaring. Het ging wel met vallen en opstaan. Het probleem is dat je niet alle ach tergronden van een pleegkind kent. Dan denk je soms: 'Waarom doet ze dat nou?' Je eigen kinderen doen ook wel eens onverwachte dingen, maar meestal weet je dat toch wel te plaatsen. Als het om een pleegkind gaat, blijft het vaker gissen. Dat is volgens mij ook dé energievreter voor pleegouders. Je piekert je soms suf: 'Doe ik iets niet goed of ligt de oorzaak in een verleden waarin ver velende dingen zijn gebeurd?' Ik heb echt een enorm respect voor pleegouders. Het is heel zwaar om een pleegkind op te voeden, maar zelf vind ik het achteraf een verrij kende ervaring. Na een jaar of twee had ik de grootste moeite om af scheid te nemen. Ze woont nu zelf standig. Maar het contact is nog steeds goed. Ze is bij ons sinterklaas komen vieren. Ik vind dat mensen elkaar moeten helpen Zonder dankbaarheid te ver wachten. Ik vind ook niet dat kinde ren hun ouders dankbaar hoeven te zijn. Ik bén wel dankbaar dat mijn ouders zich zo hebben ingezet om mij en mijn broers op te voeden, maar tegelijkertijd hoort dat bij de verantwoordelijkheid die je op je neemt als je kinderen krijgt. Het oogmerk van de opvoeding is niet dat je kinderen je later dankbaar zul len zijn. Het oogmerk van de opvoe ding is dat je kinderen leert om zich te ontwikkelen en om goed met an dere mensen om te gaan."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2002 | | pagina 51