De Zijl/LGB moet ampioen worden' jLVaterpoloër Niels Joor keert terug bij oude liefde Gertjan van Geen jrpoloër Niels Joor speelde vijf seizoenen voor het ense AZC. Met die club werd hij twee keer lands- pioen en won hij drie keer de beker. Dit seizoen hij terug bij jeugdliefde De Zijl/LGB, dat vier jaar jen degradeerde uit de hoofdklasse. De Leidenaars ivoriet voor het kampioenschap in de eerste klas- laast zelf spelen gaat hij het tweede team coachen, n favoriete koffiehuis, Meneer Jansen, gaat de 28- Joor in op acht stellingen. et Niels Joor bereikt De Zijl/LGB dit seizoen de "klasse. laar dat heeft niets met mijn aanwezigheid te :n. Zonder mij zou De Zijl ook promoveren. Bui- ijzelf is het team ten opzichte van vorig seizoen jnlterkt. Er zijn twee jongens van WVZ uit Zoeter- r bij gekomen, dus we zijn in verhouding sterker ireder. Als ik de uitslagen van vorig jaar bekijk en jenschouw neem dat VZC uit Veenendaal is ge- ioveerd en dat andere teams verzwakt zijn, denk it we kampioen moeten worden. Vorig jaar werd ijl derde. Nereus is gedegradeerd, maar die ploeg in geen verhouding tot VZC. De enige grote con- int is Het Ravijn. jtn met mijn ervaring in lastige wedstrijden tot i zijn. Vorig jaar werden daarin wat puntjes verlo- jDat zou zonder mij niet meer gebeuren en met piisschien helemaal niet meer. Ik kan overzicht foegen en in het water mensen sturen, passes ge en af en toe zelf met een individuele actie scoren, eb vorig jaar een aantal wedstrijden gezien en dat |el me wel. Het fanatisme is er. Alleen in aanval- opzicht miste ik de degelijkheid. Er moet meer :zijn. Te vaak werd bij een halve kans geschoten. |e het overzicht bewaart, kan een halve kans een worden en dus een doelpunt. Zoals we de laatste :en spelen, pikken mijn medespelers veel op. Ze p open voor mijn commentaren en accepteren lik zeg. bij elkaar kan ik zeggen dat De Zijl kampioen jt worden. Vergelijk ons maar met AZC in de fdklasse. We steken er bovenuit en in Alphen zeg- ze ook niet: 'We weten het niet'. Als het niet lukt, )en we het heel slecht gedaan." (A'e 1 :Is Joor heeft te weinig interlands gespeeld. t klopt. Ik zou niet weten hoe veel ik er precies ;espeeld, maar alles bij elkaar heb ik twee seizoe- n het Nederlands team gespeeld. Een jaar toen ;t uit de jeugd kwam - een leerjaar - een keer een enseizoen toen de vaste waarden waren gestopt, nijn 20ste heb ik alles meegemaakt met de jeugd. ;b drie Europese Jeugdkampioenschappen ge ld en later twee keer aan de Universiade deelge- ïen. is jammer dat ik nooit een groot toernooi - WK of inpische Spelen - heb meegemaakt. Die verwach- had ik wel. Dat moet ook wel, want als je daar niet naar uitkijkt, heeft het geen zin om op die manier met waterpolo bezig te zijn. Het heeft aan mezelf gelegen en aan de bondscoa- ches. Er waren al internationals die het spelletje speelden zoals ik. En dan is het op je 20ste moeilijk aanpassen binnen zo'n selectie. In de jaren bij Al phen heb ik daar meer tijd voor gehad. Op latere leef tijd had ik wel in Oranje kunnen spelen. Ik heb spe lers in de selectie gezien, waarbij ik dacht: ik had ook wel eens uitgenodigd mogen worden. Als ik er ge woon niet bijhoor, oké, dan is het pech. Ik vind het niet erg als ik buiten de boot val, maar dan had ik wel een kans moeten krijgen. Ik had graag gewild, maar ik ben ook weer zo, dat ik relativeer. Er is in het normale leven zo veel naast po lo. Daardoor heb ik niet alles op alles gezet. Ik wilde niet koste wat kost blijven trainen als je bij voorbaat weet, dat je geen kans krijgt." 3. AZC is de komende vijf jaar onaantastbaar in Ne derland. „Ik denk het wel ja. Met de manier waarop ze het aanpakken - een topsportplan dat vooral de jonge spelers de kans biedt om tien tot twaalf keer per week te trainen - is de kans groot dat ze het waterpolo lang gaan domineren. Er schijnen meer clubs te zijn met dit soort plannen, maar daar zit vooral jonge jeugd. Je moet nog maar zien wat daar uitkomt. Bij AZC speelt een grote groep hoofdklassewaardige poloërs. Het gat wordt daardoor steeds groter en bij de grootste con current, ZPB, is Amo Havenga naar Frankrijk vertrok ken. Een grote groep jonge jongens is uit het tweede ge haald. Die spelen geen dubbele wedstrijden meer. De ouderen zijn nu nog wel veel beter, maar die trainen niet zo veel dus het gat wordt kleiner. Ik kan me voor stellen dat sommigen teleurgesteld waren, dat ze zo weinig speelden, maar om naar een andere club te gaan - zoals Pim Visscher - is dom. Er is een nieuwe trainer gekomen (Eric Noordegraaf red.) en ze krijgen dit jaar de mogelijkheid. Visscher is naar De Robben, maar hij woont in Alphen naast het zwembad. Dan begrijp ik niet dat je weggaat en er zijn er meer die dat niet snappen. Voor AZC is het slecht dat andere clubs niet meer tijd in het polo steken. Maar waarom zou je stil staan als club? Als je in de Europa cup verder wil komen, dan moet je wel iets ondernemen." 4. Het Nederlands waterpolo is er niet bij gebaat als te veel spelers naar het buitenland vertrekken. „Het Nederlands team is er zeker wel bij gebaat. Die jongens bij Nice zijn veel professioneler met hun sport bezig en je merkt nu al dat het Nederlands team in cruciale wedstrijden wel aan de goede kant van de score zit. Havenga is nu de vijfde speler bij Nice (naast Matthijs de Bruin, Gerben Silvis, Eelco Uri en Marco Scheffer, red.) en daarmee heb je de basis van Nederland. In plaats van aparte trainingsstages vooraf aan grote toernooien, trainen ze het hele jaar al met elkaar. Ik heb er wel mijn twijfels bij dat Jeroen Caval- jé van Polar Bears naar een club in de Italiaanse twee zaterdag 29 SEPTEMBER 2001 SPORT RANDJE BUITENSPEL Stop met het in de watten leggen van het eerste elftal rme voetballers in het belas-- l\ tingdistrictLeiden en omstre ken. Dat wordt de broekriem aanhalen. Na de acties schuim kraag en dienblad, het offensief tandenborstels tellen en de ope ratie vieze handen zijn we nu opgeschrikt door de missie vieze voeten. De belastingambtenaren van de buitendienst hebben hun benen weer eens van het bureau getrokken. Ditmaal om hun speurneuzen in de boeken van de voetbalclubs te steken. Bravo. Bijna elke amateurclub schuift zijn betere voetballers vandaag de dag met instemming van de KNVB een paar centen toe. In de hoop dat ze niet overstappen naar de rivaal uit het zelfde dorp of een gehucht verderop. Clubliefde? Dat is iets van ver uit de vorige eeuw. Ook in het amateurvoetbal spelen we te genwoordig niet meer louter voor ons plezier. Gedokt moet er worden. De bedragen variëren van enkele honderden tot ettelij ke tienduizenden guldens per speler per seizoen. De voetbal lers krijgen hun autokosten, bus- en treinkaartjes vergoed en bovendien loon tiaar werken (premies). Niet zo gek natuurlijk dat de belasting oordeelt dat er tussen clubs en spelers een ar beidsovereenkomst bestaat. Maar bij Rijnsburgse Boys, Noordwijk en al die andere gro te verenigingen hier in de buurt schreeuwen ze moord en brand. Het wil er bij de bestuurders van de hoofdklassers uit de Duin-, Bollen- en Rijnstreek niet in dat zij belasting moeten betalen over de lieve sommetjes waar mee zij hun vedetten paaien. Raar. Betalingen in het amateurvoet bal zijn van alle tijden. Tot voor kort moesten de voetballers de enveloppen met (zwart) geld nog onder tafel aanpakken. Maar tegenwoordig wordt er wit uitgekeerd. De clubs werden een beetje moe van al dat stiekeme gefriemel. Het was zo'n gedoe. Vandaar dat ze aan de KNVB hebben gevraagd of ze hun spe lers voortaan open en bloot mo gen verwennen. Toe dan maar, zei de bond, maar om er dan voetstoots van uit te gaan dat de fiscus het ook wel gesneden vindt, is onbegrijpelijk naïef. Ik leiden - Noeki Klein (rechts) is waterpoloster bij LZ 1886 in loeiden. Haar team komt dit jaar voor het eerst uit op het hoogste niveau, de hoofdklasse. De 18- jarige Noeki speelt ook in het Nederlands team onder de 20 jaar. Haar zusje Toesja (14) zwemt ook bij LZ, zowel baanwedstrijden als in het meisjeswaterpoloteam. In beide disciplines maakt ze deel uit van de nationale jeugdselecties. Noeki volgt de ALO in Amsterdam, een opleiding tot sportdocent. Toesja zit in de derde klas van het Haagse Montessori Lyceum. Ze hebben drie oudere broers, die allemaal lid zijn van LZ. I Taco van der Eb sja: „We zijn al heel vroeg begonnen zwemmen. Omdat we op een boot ïen, moesten we allemaal verplicht zwemles toen we 3 of 4 jaar waren, jar het begon pas serieus te worden ipph onze oudste broer lid werd van LZ. rkepia zijn langzamerhand alle kinde- .1 ermee begonnen." re'pki: „Die boot heeft het allemaal ver zaakt. 's Zomers zwemmen we hier l altijd in de Trekvliet. Dan waterpo- n we met vrienden of we spelen een fle onderwater-tikkertje." °°ïsja: „Wij hebben allebei wel iets spe- Ms met water. Ik kan me in water veel twtjer bewegen. Als ik ga hardlopen, ben ia een minuut al doodop. Maar ik kan jwee kilometer zwemmen." Iski: „Toesja is de beste zwemster. Als paar tijden vergelijk met die van mij n ik net zou oud was, dan is zij een sneller. Tot mijn vijftiende heb ik k gezwommen naast het waterpoloën, maar op een gegeven moment gaat dat echt niet meer samen. Dan moet je kie zen. Ik ben doorgegaan met waterpolo, omdat ik dat gewoon het leukst vind." Toesja: „Ik heb besloten dat ik doorga met zwemmen, omdat ik daar de meeste toekomst in zie. Voor dit moment in ie der geval, omdat ik er goed in ben. En polo kan ik daarna nog oppakken." Noeki: „Je kunt nog beginnen met wa terpolo als je al twintig bent. Het voor deel is dat je met twee trainingen per week goed kunt blijven. Om als zwem mer je conditie vast te houden, moet je vier tot vijf keer per week trainen." Toesja: „Ik vind waterpolo eigenlijk ook leuker dan zwemmen. Tijdens trainin gen leer je steeds nieuwe systemen te spelen. Dat houdt het afwisselend. In het zwemmen komt het veel meer aan op het bijschaven van je techniek, vaak hele kleine dingetjes. Je hebt vier slagen en die kun je verbeteren. Dat is het wel zo'n beetje." Noeki: „Het belangrijkste voor mij is dat je waterpolo in groepsverband speelt. Iedereen is blij voor elkaar als je wint. Al heb je dat bij het zwemmen ook wel, bij de estafette-onderdelen." Toesja: „Estafette is het leukste om te zwemmen. Je kunt elkaar aansporen en motiveren. Als ik naar een toernooi ga, verheug ik me meer op de estafettes dan op individuele nummers." Noeki: „Aan tafel gaat het hier vooral over waterpolo. Mijn broers doen aan die sport, Toesja is de enige die zwemt." Toesja: „We lijken best veel op elkaar, al is Noeki wat harder. Zij is tegen iedereen heel direct, ze zegt wat ze denkt. Dat kan ik niet. Maar verder hebben we heel veel gemeen. Omdat wij de enige meisjes in het gezin zijn, zijn we ook heel erg aan elkaar gehecht. Noeki: „Maar het is wel een zus-zus-re- latie, niet alsof we eikaars beste vrien dinnen zijn. Vroeger was dat misschien wel zo, toen deden we echt alles samen. Maar we zien elkaar nu gewoon veel minder. We hebben het allebei ontzet tend druk, met school en trainingen." bedoel, een beetje amateurclub wordt tegenwoordig bestuurd door lieden met meer verstand van handel drijven dan van voetballen. En zo niet, dan kan de voorzitter op zaterdagmid dag altijd zijn businesslounge binnenstappen om een paar doorgewinterde zakenjongens om advies te vragen. Ook zoiets, die bitterballen-ruimtes van Quick Boys, Katwijk en noem maar op. Plaatselijke midden stand en notabelen staan er een beetje bijdehand te doen en, met volle mond vanwege de snacks, op hun manier te netwerken. Net als in het echt, bij de grote clubs. Waarschijnlijk is in zo'n businesslounge het idee geboren om van zwarte spelerssalarissen over te stappen naar witte. Dat een verzameling van die bollen- boeren, haringventers of hui zenbouwers tegen elkaar zei: „Als ze van de belastingpolitie hier op zaterdagmiddag een kijkje komen nemen, zijn wij goed de lui. Dan tellen ze op hun vingers na dat deze club van onze centen goede sier maakt. Dan is het wachten op een brief van de inspecteur. Het wordt tijd om bovengronds te gaan opereren, heren. Als amateurclubs zo nodig ere- en eerstedivisietje willen spelen, zullen ze ook het meedoen van de fiscus moeten accepteren. Jammeren dat het niet eerlijk is dat de belasting afdrachten ver langt omdat alleen de aasgieren van het Leidse belastingkantoor zijn uitgevlogen, is te kinder achtig voor woorden. Dat is het zelfde als na een snelheidsover treding bij de verbalisant gaan staan wijzen naar al die andere automobilisten die, te hard rij dend, voorbij trekken. Clubs uit de Leidse regio vrezen fikse aanslagen van de belas ting. De schade kan oplopen tot over de ton. Ik kan er niet mee zitten. De clubs die nu lopen te janken, raad ik aan te stoppen met het in de watten leggen van hun eerste elftal. Met ingang van volgend seizoen dan. Want als het inderdaad zo is dat spe lers die betaald worden voor de wet in dienst van hun club zijn, dan is het niet verstandig om de beloningen tussentijds te staken. Stel je voor, stapt er een speler naar de rechter om te klagen dat zijn werkgever in gebreke blijft. Dat hij nog tienduizend gulden van Rijnsbu rgseBoys of Noord- wijk te goed hétft. En zo'n rech ter stelt hem dan nog in het ge lijk ook waarna op het belas tingkantoor een nieuwe aanslag wordt voorbereid. Dat de fiscus voet bij stuk houdt, lijkt me een uitgemaakte zaak. Wie niet ophoudt met in het amateurvoetbal parttime baantjes te scheppen, zal ver moedelijk flink worden uitge kleed. Dat gaan de spelers hoe dan ook in hun portemonnee voelen. De lonen gaan omlaag heren. Dat werd tijd ook. Jaap Visser Reageren? sportredac- tie.ld@damiate.hdc.nl de divisie gaat. Dat niveau scheelt niet zo veel met de top van de hoofdklasse." 5. Als Niels Joor de kans had gehad, was hij ook naar het buitenland gegaan. „Jazeker, maar dan wel op mijn twintigste al. Ik heb er veel over nagedacht, maar ik heb mezelf nooit er gens aangeboden. In mijn begintijd bij De Zijl/LGB speelde ik met Stan en Mark van Belkum. Zij waren de eersten die naar het buitenland gingen en als je die verhalen hoort, wil je zelf ook wel. Wat is er nou mooier dan de hele dag bezig te zijn met iets wat je leuk vindt en er nog voor betaald te worden ook? Over Stan en Mark gesproken: dat zijn de beste wa- terpoloërs, met wie ik ooit gespeeld heb." 6. Niels Joor heeft te kort in de hoofdklasse ge speeld. „Noem het maar te kort. Ik heb vanaf mijn zestiende nooit iets anders gespeeld. Van alle spelers in de hoofdklasse hoor ik bij de toptien qua aantal jaren. Dit wordt mijn eerste jaar in de eerste klasse. Ik heb gewoon besloten te stoppen bij AZC en daarna ben ik gaan nadenken wat te doen. Ik had twee op ties, omdat ik geen zin had om te reizen. De ene was in de hoofdklasse blijven, maar ik wist niet of ik me bij LZ 1886 thuis zou voelen. De ander was een terug keer naar mijn oude club. Ik heb alles tegen elkaar af gewogen en koos voor De Zijl. Met een groot gedeelte van de spelers in het eerste heb ik eerder gespeeld. Dat gaat terug tot de aspiranten. Bij De Zijl interesseert de hele club me, daarom ga ik ook het tweede coachen. Bij LZ zou ik puur alleen voor heren I gaan. Hetzelfde gold voor AZC. Het is een goede club, maar de band die ik ermee heb is het eerste team." 7. Niels Joor moet wennen aan de eerste klasse. „Dat denk ik wel ja. Polo blijft polo - het balletje moet in het netje - maar het is logger in de eerste klasse. Als je in de hoofdklasse een schop krijgt, is hij gemeend. Een niveau lager weten ze niet eens dat ze het gedaan hebben. Daar zal ik aan moeten wennen. Ik weet ook niet hoe de scheidsrechters zullen reageren. Ik ben gewend een individuele actie te maken en snel langs een man te gaan. Misschien denkt een scheidsrechter wel dat ik me heb afgezet als ik er ineens drie meter voorbij ben. Het lijkt me sterk dat ik een voordeel heb aan mijn naam, want ik denk dat het gros van de scheidsrechters niet eens weet wie ik ben." 8. De Zijl/LGB en LZ 1886 moeten fuseren om de toekomst van het Leidse waterpolo in de hoofdklas se te garanderen. .Altijd maar weer komen dit soort teksten naar voren. Ik ben het er niet mee eens. LZ heeft een degelijke ploeg en De Zijl ook Het zijn geen ploegen die kam pioen kunnen worden, maar ze zijn goed genoeg voor de hoofdklasse. Een fusie geeft wel voordelen, doordatje met de beste spelers van beide teams in de top kan spelen. In prin cipe is Leiden niet te klein voor twee hoofdklassers, maar om ooit kampioen te worden wel. Je kan bij een fusie een gezamenlijk sponsorbeleid voeren, waar door er meer geld komt voor de eerste teams. Ik ben op dit moment blij dat ik naar mijn oude club kan terugkeren, maar met het oog op de toekomst sta ik wel open voor een fusie. Tussen de spelers onder ling zijn in het verleden wel contacten geweest om de selecties samen te voegen en de afvallers terug te la ten keren naar hun eigen club. Het zou een van de beste oplossingen zijn, maar het is meer iets van de spelers dan van de bestuurders. Mocht het ooit zo ver komen, dan lijkt het me duide lijk waar we gaan spelen. Dat wordt De Zijl, nog altijd het beste zwembad van Leiden en omstreken. Ik heb laatst weer een paar keer in het Vijf Meibad getraind en dat is echt helemaal niks." Niels Joor: „Bij De Zijl interesseert de hele club me, daarom ga ik ook het tweede coachen. Bij LZ zou ik puur alleen voor heren I gaan." Foto; Mark Lamers

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2001 | | pagina 35