De mens op zijn best 'Geld is de doodsteek voor het Leidse voetbal' n echte Leidenaar zal ik nooit worden' Annsheik, Nino, Boban en Ali voor hun tijdelijke dorp aan de Zijldijk. Wachten op een verblijfsvergun ning, een huis of een veilig vader land. Foto: Henk Bouw man bewoners die naar buiten tre den geen kwaad woord. Leiden en Leiderdorp zijn unaniem goedgekeurd. Leuke stad, leuk dorp en allemaal aardige men sen. Zelfs Annsheik uit Sierra Leone, die zelf toegeeft dat hij zijn nieu we dorpsgenoten nogal vaak lastigvalt met vragen, heeft nog nooit een onvertogen woord ho ren vallen. Zijn eerste asielver zoek is afgewezen, zodat hij geen Nederlandse les meer mag volgen. Maar elke dag fietst Annsheik naar de bibliotheek voor zelfstudie. De kans is groot dat hij binnenkort de grens overgezet wordt, maar dat remt de energieke West-Afrikaan niet af. „Als ik weg moet? Dan ga ik ergens anders heen, maar dan kan ik in elk geval overal ter we reld met Nederlanders praten." Overal ter wereld, behalve in het door anarchie verscheurde Sier ra Leone, want daarheen keert hij nooit meer terug, zweert hij. Datzelfde geldt voor de Soeda- nees Ali. Hij heeft inmiddels een verblijfsvergunning ontvangen en is op zoek naar een huis. Het liefst in Leiden of omgeving, want het bevalt hem hier prima. Hij kijkt zelfs al uit naar het Lei- dens Ontzet. Hoewel hij in zijn enthousiasme de festiviteiten van de open dag van het AZC aan de Zijldijk op 15 september en de hutspotpartij in de stad op 3 oktober door elkaar haalt. Na tuurlijk vindt hij Leiden leuk, zegt hij: „Het is toch city van vluchtelingen." Maar een echte Leidenaar zal Ali nooit worden. Om de simpele reden dat hij een Soedanees is, die nooit meer naar zijn vader land kan terugkeren. „Ik ben dankbaar dat ik hier mag wo nen, maar ik heb er niet zelf voor gekozen. Ik ben gedwon gen mijn eigen land te verlaten. Dat zal altijd in mijn gedachten rondspoken, waar ik ook te rechtkom." De Joegoslaaf Boban, inmiddels uitgegroeid tot een van de vaste klusjesmannen van het dorpje, valt hem bij. Zijn gezin wacht al anderhalf jaar op duidelijkheid. Zoontje Nino spreekt bijna Moeiend Nederlands en heeft aan een bezoekproject van Lei- derdorpse basisscholen een paar basketbalvriendjes overge houden. Wat hem betreft gaat hij nooit meer weg uit Leider dorp. „Wel uit het AZC, maar niet uit de buurt. Iedereen is zo aardig hier." Voor sommige gezinnen is het afzien in de tenten langs de Zijl. Er is plek voor vier personen in de broeierige cabines onder het witte doek, maar wie met een familie van vijf of zes aankomt, moet kiezen: of twee gezinsle den delen een kamer met twee onbekenden, of de hele groep wurmt zich in één hokje. En die hokjes staan op hun beurt weer in een tent gepropt. Zoveel mensen, zoveel gebrui ken, zoveel muziekvoorkeuren, zoveel eetgewoontes. De tole rantie wordt in het Leiderdorpse AZC net zo zwaar beproefd als het geduld. „Niet iedereen denkt hetzelfde over hygiëne of geluidsoverlast", zegt Ali. En on danks een geslaagde proef met een onderling schoonmaak- schema, liggen in de gangen her en der etensresten als stille ge tuigen van die cultuurconflic ten. Geen wonder dus, dat menig bewoner van het centrum zijn heil regelmatig in het stadscen trum van Leiden zoekt. De fiets is een onmisbaar transportmid del naar tijdelijke rust en vrij heid. Voor de vluchtelingen was het eerste doel om uit hun va derland weg te komen. Waar heen was van minder zorg. Maar eenmaal aan de rand van Leiderdorp en Leiden beland, heeft een groot deel van hen de stad en het dorp in zijn hart ge sloten. „Mooie huizen, station, markt, bibliotheek en scholen binnen fietsafstand", sommen Annsheik, Ali, Boban en Nino op. Met uitzicht daarop vergeet je even dat je met honderd lotge noten een gehorige tent moet delen. leiden - „De laatste tien jaar is de overschrij vingsperiode verschrikkelijk hectisch geworden. Voetballers wisselen steeds makkelijker en vaker van club. Bij UVS zijn we al in februari bezig om de selectie voor het volgend seizoen compleet te houden. Clubmensen zijn er nog maar nauwe lijks. De hoofdreden? Geld. Geld, of zo je wilt, het gebrek eraan, maakt het Leidse voetbal kapot" Hans van Eijgen, voormalig teamleider en nu bestuurslid van het Leidse vlaggenschip UVS, bekijkt elke zomer opnieuw knarsetandend de overschrijvingsformulieren die bij zijn club wor den ingeleverd. Tegen de vorstelijke vergoedin gen die in de top van het zaterdagvoetbal wor den betaald, kan de Leidse zondagvereniging niet op. „Tienduizend gulden heb je zó in de knip", rekent Van Eijgen voor.Als je 20 bent en je studeert of je begint net aan je eerste baantje, is dat natuurlijk erg aantrekkelijk. Geld is de doodsteek voor de stedenclubs." „Bij dorpsclubs is de invloed van het geld juist één van de redenen voor hun op komst geweest. In een dorp is er maar keuze uit één of twee clubs. Dat is bij voorbeeld de grote kracht van FC Lisse. In Lei den verwateren de middelen over veertien verenigingen. Bovendien zitten potentiële spon sors in een dorp veel dichter op een club. De plaatselijke bakker kan daar niet weigeren om de club te steunen. In een stad is dat precies an dersom. Daar kijkt die bakker wel uit om tegen één club 'ja' te zeggen, want dan staan er met een nog tien op de stoep. De stadsondememer sponsort minder dan de dorpsondememer. Bo vendien is het in sommige dorpen eenvoudiger om dingen 'onderling' te regelen." De jacht op het geld veroorzaakt een sneeuwbal effect Want de spelers die zwichten en van club wisselen, laten een lege plek achter. UVS zoekt de vervangers dan weer bij stadsgenoten als Lugdunum of Roodenburg. Zo wordt het stads- voetbal langzaam uitgehold. Van Eijgen: „Bij ons wordt er aan twee kanten geknabbeld. Als het eerste thuisspeelt, staan er minimaal vijf zater dagtrainers langs de lijn te shoppen. We zijn in korte tijd een heel elftal kwijtgeraakt aan de za terdag. De bovenkant van het Leidse voetbal wordt afgeroomd door het zaterdagvoetbal. En in de selecties van de lager geklasseerde teams vissen wij dan weer. Die lijden dus ook pijn. Aan de andere kant worden spelers die bij ons net buiten het eerste vallen, weer benaderd door an dere Leidse clubs. Die hebben dan niet zoals vroeger het geduld om te wachten op een kans in één." Dat ongeduld, of gebrek aan betrokkenheid, zo als Van Eijgen het noemt, is een probleem dat buiten de macht van voetbalbestuurders ligt. „Dat is een maatschappelijke ontwikkeling. De E'tjes en F'jes melden zich massaal bij de vereni gingen. Maar daarna gaat het mis. Bij de oudere jeugd en de senioren is er geen betrokkenheid meer. Voor het eerste elftal willen spelers nog wel hun best doen, maar vroeg opstaan voor een wedstrijd van het tweede is al te veel gevraagd. Ik sprak laatst een jongen van 24, die stopte met voetballen. Hij ging het rustiger aan doen, zei hij. Vier-en-twintig! Hij ging lekker tennissen. Tja, er is tegenwoordig veel meer keuze in vrijetijdsbe steding. Vroeger ging je in Leiden voetballen ter ontspanning, maar dat is allang niet meer van zelfsprekend." Toch ergert de UVS'er zich bij zijn beschrij ving van de liefdeloze ver houding tussen spelers en Leidse clubs vooral aan de steeds groter groeiende rol van de financi en. „Zelfs jonge talenten die het in het betaald voetbal niet redden, keren niet meer terug naar hun oude club. Die zitten al zo in die maalstroom van het geld gevangen, dat ze liever voor 'gekochte' clubs als ARC of Lisse kiezen." Van Eijgen verwacht ook niet veel van een even tuele fusiegolf in het Leidse voetbal. „Op de kor te termijn levert het misschien een paar organi satorische en financiële voordeeltjes op. Maar aan de kem van het probleem veranderen fusies niets. Leiden houdt zelfs na het samengaan van clubs minimaal negen verenigingen over. En die kampen met dezelfde problemen als veertien. Ze blijven in eikaars vijver vissen en ze houden last van het gebrek aan betrokkenheid. Als Lugdu num en UVS zouden fuseren, zie ik daar het voetbal niet beter van worden." De redding voor het stadsvoetbal moet volgens Hans van Eijgen komen uit de 24-uurseconomie. Als steeds meer mensen op zaterdag gaan wer ken, is de zondag vrij voor voetbal. En in de za terdagklassen spelen toch vooral de goede dorpsclubs. Bovendien is het belangrijk dat de sponsors in Leiden wat meer gaan doen. Ach, dertig jaar geleden was Leiden de top, nu is het de beurt aan de zaterdagclubs in de dorpen. Dat verandert wel weer, ik ben niet pessimistisch." NNMMM| I Theo van Seggelen Iheo van Seggelen - van 22 mei 1954, getrouwd, twee ft toons - noemt zich met trots 'een echte Leidenaar'. ij Hij is in de stad geboren en getogen, studeerde er en tvoonde sinds zijn studie zelfs niet meer buiten de sin- I gels. Werkzaam in Leiden was de voorzitter van de Nederlandse voetbalvakbond WCS en de internatio nale spelersbond FIFPRO echter nooit Eigenlijk had Van Seggelen zich voorgenomen het voetbal, waar hij dag dag mee te maken heeft, niet toe te laten tot de ko lommen van zijn pagina. Maar voor UVS- Hans van Eijgen maakte hij toch een uitzonde ring. „Ik heb al- SBggj tijd in Leiden gevoetbald, bij JHL' Maar met de n Leidse sport heb I niets meer te maken, dat ik ^99 het zicht erop VU een beetje kwijt ben. Dat het Leidse voetbal inmiddels 'huilen met de pet op' is, ligt er echter zo dik bovenop, dat ik wel eens van een insider wil horen hoe dat nu komt" En voet balmaatje Hans van Eijgen weet volgens de vakbonds- man 'alles van het Leidse voetbal'. Hoewel voetbal een groot deel van het leven van Theo van Seggelen inneemt, weet hij het belang van de sport en zijn randverschijnselen maar al te goed te re lativeren. Lange tijd balanceerde hij op het randje van de dood en ook zijn zoontje werd getroffen door een ernstige ziekte. In het Leids Universitair Medisch Cen trum (LUMC) hebben ze zich over de jonge Van Seg gelen ontfermd. „Daar gebeuren geweldige dingen. Het is één van de beste ziekenhuizen van Nederland en het staat prominent bij het station. Toch beseffen maar weinig Leidenaren wat zich achter die muren al lemaal afspeelt. Het is een geheel aparte wereld, ter wijl de meeste mensen die daar werken toch uit Lei den komen. Om daar een deel van de laten zien, wil ik rondkijken op de kinderafdeling oncologie." Een andere 'wereld op zich', het asielzoekerscentrum bij Leiderdorp, passeert Theo van Seggelen regelmatig op weg naar huis. „Elke keer vraag ik me dan af hoe dat is om in zo'n tentendorp te leven, ver weg van huis en haard. Leiden presenteert zich als vluchtelin- genstad. Maar hoe leven die vluchtelingen hier dan? Hoe denken ze over Leiden? Interesseert het ze wel waar ze zijn terechtgekomen en zo ja, kunnen en mo- j gen ze wat van hun nieuwe woonplaats ontdekken?" door Eric de Jager leiden - Een ziek kind verpleeg je nooit alleen. Marian Bockweg, kinderverpleegkundige, en Eva Toele, pedagogisch medewerk ster op de kinderafdeling van het Leids universitair medisch cen trum, hebben niet alleen de zorg voor het patiëntje zelf, maar pro beren tegelijkertijd te voorkomen dat familie en vrienden de grip op hun leven kwijtraken. Want de kinderen die bij Bock weg en Toele op de afdeling ko men, zijn vaak zo ernstig ziek, dat het hele gezin op zijn grond vesten trilt.Alle houvast is weg", zegt Bockweg. „Je komt in een situatie terecht, waar je niet om hebt gevraagd en waarin je je moet overgeven aan ande ren." Er zijn vrolijker werkplekken denkbaar dan de afdeling van het Willem-Alexander kinder en jeugdcentrum waar kinderen met kanker worden verpleegd. Maar wie zich over de eerste schrik van de zichtbaar zieke kinderen heen kan zetten, krijgt een inzicht in de kracht en groeimogelijkheden van 'gewo ne' mensen. „Ondanks het ver driet van de ouders, is zo'n ziek te een enorme levensverrijking", zegt Marian Bockweg. „Ouders en kinderen komen tot inzich ten en oplossingen, waarvan ze niet wisten dat ze het in zich hadden." Ook een ziek kind blijft een kind, legt Eva Toele uit. „Op sommige momenten kan een kind zijn ziekte naast zich neer leggen. Voor ouders is het vaak een grote hulp als ze zien dat hun kind gewoon speelt. Daar om hebben we ook een vast dagprogramma. Eten en spelen op vaste tijdstippen en een zie- kenhuisschool. Het gezin is alle houvast al kwijt. Ouders die zien dat het kind vrij en blij speelt en doorzet, passen zich zelf sneller aan aan de ziekte die het gezin onverwacht heeft getroffen." De eerste emotie bij binnen komst op de zesde etage van het LUMC is echter steevast die van ontreddering. „Je stapt hier een vaak achter, want ze gaan wei nig met vriendjes om. Je ziet soms ook dat een kind zo onze ker is, dat het een ontwikke lingsfase teruggaat. Dat is be kend terrein en dat geeft een veilig idee." Vooral pubers wor den zich sneller dan normaal bewust van de vergankelijkheid. „Ineens komen ze erachter dat het lichaam ook wel eens niet kan functioneren zoals ze ge wend zijn." Regelmatig maken Bockweg en Toele het mee dat een 16-jarige patiënt liever naar de volwassenenafdeling gaat. „Maar als ze eenmaal ontdek ken hoe prettig de extra begelei ding hier is, willen ze niet meer weg. Uiteindelijk zijn die grote knullen dan de beste vrienden met de kleinste hummeltjes. Schattig om te zien." Die vertedering en de sterke binding met zieke en ouders, die zich soms bijna letterlijk vast klampen aan het personeel, maakt het afscheid nemen van stervende patiëntjes soms on menselijk zwaar. Maar elk LUMC-personeelslid is in staat dat op zijn eigen manier te ver werken. Bockweg:Als ik een speciale band heb met een kind, is het aan mij om die op mijn manier af te sluiten. Maar we kunnen ons goed uiten. Ieder een die hier een voet over de drempel zet, weet immers waar hij of zij aan toe is. Ook ouders van zieke kinderen onderling ontwikkelen vaak een sterke band. Wij moeten dan goed in de gaten houden hoe ze daar mee omgaan en of ze tijdig de nodige afstand kunnen bewa ren." De vensters op de kinderafde ling bieden uitzicht op station Leiden Centraal, Burcht en Breestraat, maar ze lijken on werkelijk ver weg. Patiëntjes, fa milie, artsen en verpleegkundi gen bevinden zich bij tijd en wijlen op een andere planeet. Maar dan wel een planeet waar de menselijkheid zich vaak op z'n mooist laat zien aan Marian Bockweg en Eva Toele. Je moet er alleen oog voor hebben: „Op het moment dat de ontredde ring dreigt toe te slaan, ontwik kelen mensen hier hun kennis en kunde. Dat is prachtig om te zien." boRP - Vanaf de brug over "IhiinVor. dg witte daken tenten die het asielzoe- *|ntrum Leiderdorp vor- automobilisten tege- de zomerzon, met spe- aan de water- het tentendorp - één 'paviljoencentra' - een lieflijke aan- achter de slagboom mini-samenleving aan van Leiderdorp haar bizarre gezicht. Een van nationa- en talen. Profi- in vluchtelingen, door el- geharde of juist gebroken ïn uit alle windstreken, por stuk, ongeacht hun Ven om naar Nederland te t, levend tussen hoop en Vijfentachtig procent van voners krijgt een negatief lord op de asielaanvraag et straks Nederland weer |Sun nieuwe thuishaven, al liet tijdelijk, van de AZC- Jack Honsbeek, hier nog blij met een UVS-goal, juicht inmiddels op zaterdag voor Ter Leede. Archieffoto: Hielco Kuipers Ontreddering en veerkracht worstelen op de kinderafdeling van het LUMC Marian Bockweg en Eva Toele: „Voor ouders is het vaak een grote hulp als ze zien dat hun zieke kind gewoon speelt." Foto: Henk Bouwman andere wereld binnen. Eentje waar je niet in wilt, waar je niet weet wat er gebeurt, wat je moet doen. Aan uitleggen en steun bieden hebben de verpleegkun dige en de pedagoge dan ook een dagtaak. „Vertel een 4-jarig kind maar eens wat voor ziekte het heeft. En dat je van de medicijnen die je beter moeten maken, eerst al leen maar zieker wordt. We be trekken het hele gezin daarbij. Broertjes, zusjes en klasgenoot jes durven soms niet te komen. Wij leggen uit dat het hier welis waar niet leuk is, maar dat niet alles eng is." Een speciale, 'veili ge' speelkamer, verboden ge bied voor artsen, helpt daarbij. Altijd blijft er een waas van on zekerheid hangen over de ziekte van een kind. „Ouders willen graag weten hoe groot de kans is dat een kind het redt, maar het is niet eerlijk om percentages te noemen. Wij kunnen wel zeg gen 'negentig procent', maar je weet op voorhand niet of het kind bij die andere tien procent zit. Dat is nogal wat: je wilt we ten of je kind blijft leven en je krijgt geen antwoord. Wij zeg gen daarom: leef bij de dag." Omdat behandelingen soms ja ren in beslag nemen, gaat het personeel van het LUMC een langdurige relatie aan met de kinderen en hun omgeving. Het contact is nauw en de ontwikke ling van de kinderen wordt op de voet gevolgd. Toele: „Kinde ren worden verstandelijk vroeg wijs door een ziekte, Ze gaan als volwassenen beredeneren: ik moet een prikje, want het is no dig volgens de dokter. De socia le vaardigheden blijven echter

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2001 | | pagina 19