Groeistoornissen in kinderopvang Verschillende vormen Dagverblijven zijn toe aan scherpere regels WEEKENDBIJLAGE VAN Leidsch Dagblad Kinderopvang bestaat in ver schillende vormen. Er zijn peu terspeelzalen, kinderdagverblij ven en voorzieningen voor na schoolse opvang. Peuterspeelzalen zijn bedoeld voor kinderen van twee tot vier jaar en hebben vooral een sociale functie. Kinderdagverblijven, ook wel crèches genoemd, zijn professionele opvangvoorzienin gen voor kinderen van nul tot vier jaar, waar ouders hun kind tegen betaling voor enkele dag delen per week naar toe kunnen brengen. De na- of buitenschool se opvang is er, ook tegen beta ling, voor de kinderen die na schooltijd moeten worden opge vangen. Er bestaan particuliere kinder opvangcentra - de gewone 'com merciële bedrijfjes'- en door de gemeente gesubsidieerde centra. De regels in de nieuwe Wet Basis voorziening Kinderopvang zullen op alle verblijven van toepassing zijn. Geënsceneerde foto: United Photos De Boer/Poppe de Boer Een grote angst van ouders: je kind slachtoffer van een ernstig voorval in een dagverblijf. Voor de ouders van zes baby's werd de boze droom waarheid. Deze week kwam aan het licht dat justitie een voormalige leidster (25 jaar) uit Hoofddorp verdenkt van in totaal twaalf pogingen tot moord. De gebeurtenissen speelden zich af in Nieuw-Vennep en op Schiphol-Rijk. De snel gegroeide bedrijfstak 'kinderopvang' en de wetgever menen alles te hebben gedaan om incidenten te voorkomen. Maar er valt nog wel wat te verbeteren, zo blijkt. door Olof van Joolen en Ilse Thoonsen lke dag worden in Nederland 200.000 kinderen in 3.000 dagverblij ven opgevangen. Vergeleken met tien jaar geleden is er sprake van een explosieve stijging. Toen lag het aan tal crèchekinderen nog op 25.000. Het is duidelijk: kinderopvang is booming business. Zoals bij zoveel snelle veranderingen heeft de wetge ver het de afgelopen decennia moei lijk gehad de ontwikkelingen bij te houden en de nieuwe situatie te re guleren. Tot zes jaar geleden bestond er geen eenduidige regelgeving op dit ge bied. Gemeentes konden naar eigen inzicht handelen. Gevolg hiervan was dat zich regelmatig wantoestan den voordeden. Mensen begonnen op hun zolder een opvang zonder - bijvoorbeeld - aan enige hygiëne- voorwaarde te voldoen. In 1995 kwam staatssecretaris Terp stra met een zogeheten Algemene Maatregel van bestuur waarin mini mumeisen voor de dagverblijven werden vastgesteld. Sindsdien moe ten badkamers aansluiten op de op vangruimte en mag het in slaapka mers niet warmer zijn dan achttien graden, in verband met wiegendood. Gemeentes moesten deze eisen om zetten in een verordening en vervol gens voor de controle zorgen. De branche zelf heeft de afgelopen jaren ook pogingen ondernomen meer structuur aan te brengen. Dat gebeurde vooral op initiatief van de twee actieve werkgeversorganisaties: de Branchevereniging Ondernemers in de Kinderopvang en de Vereniging van Ondernemingen in de Gepremi eerde en Gesubsidieerde sector (VOG). Zij zorgden ervoor dat er een keur merk voor dagverblijven kwam. Op dit moment is echter nog geen tien procent gecertificeerd. Dat is geen kwestie van onwil, maar vooral van beperkte capaciteit bij de keurings instanties. Wie het keurmerk wil, heeft zich te houden aan regels die alle vlakken van het opvangwerk beslaan: van hygiëne tot personeelsbeleid en huisvesting. Onderdeel van het keur merk zijn protocollen die voorschrij ven hoe er moet worden gehandeld in noodgevallen, zoals kindermis handeling. Gebrekkig Ondanks alles zijn er nog genoeg leemtes in de wetgeving en het inter ne kwaliteitsstelsel van de bedrijfs tak. Wat opvalt, is dat de controle op de sector niet bepaald compleet is. Bij zijn jaarlijks bezoek aan een kin derdagverblijf bekijkt de gemeente lijk controleur (meestal een mede werker van de GGD) vooral of de hy giëne en veiligheid aan de voorwaar den voldoen. Er wordt gekeken of meubels geen scherpe randjes heb ben, of de temperatuur in de slaap kamers niet te hoog of te laag is en kinderen niet van de commode kun nen vallen. Op het functioneren van het personeel wordt echter geen en kele controle uitgeoefend. Wel blijkt dat leidsters onderling eikaars ge drag in de gaten houden en zonodig ter sprake brengen. De groepsleidster van een dagver blijf: „Op kleine dingetjes spreek je elkaar aan. Gebeurt er echt iets dat niet door de beugel kan - bijvoor beeld dat een collega kinderen struc tureel te hardhandig corrigeert- dan sein je de directie in. Ik heb dat in de elf jaar dat ik werk maar één keer bij de hand gehad." Anders dan in het onderwijs hoeft de kinderopvang zich dus niet aan een inspectie van het personeel te on derwerpen. Directies kunnen fouten die voortkomen uit het functioneren van werknemers, naar believen in tern houden. Volgens het ministerie van VWS gebeurt het zelfs dat straf bare feiten niet aan de politie wor den gemeld. De reden mag duidelijk zijn: angst voor de goede naam en daarmee de toekomst van het be drijf. Lacune Dat zulke praktijken voor kunnen komen heeft mede te maken met een andere lacune: de wetgever en branche-organisaties hebben niet voorzien in een meldingsplicht van incidenten. Daarom zijn ook geen landelijke gegevens beschikbaar van bijvoorbeeld het aantal gewonden door ongelukjes in dagverblijven of hoeveel kinderen slachtoffer werden van mishandeling. „Het komt niet veel voor en daarom hebben we er geen prioriteit aan gegeven", zegt voorzitter Sjef van Gennip van bran che-organisatie VOG. De dagverblijven hebben weinig middelen om te zien of het perso neel dat ze in huis halen wel van on besproken gedrag is. Meer dan vra gen om een cv, diploma, bewijs van goed gedrag en het nagaan van refe renties kunnen instellingen niet.Ie- mand die ontslagen is bij een dag verblijf, maar een schoon strafblad heeft, kan zonder probleem elders aan de slag, omdat er nergens een registratie is van groepsleidsters met een bedenkelijk professioneel verle den. Werkgevers stellen dat tegen extre me voorvallen zoals de pogingen tot moord in Nieuw-Vennep en op Schiphol-Rijk, niet veel valt te doen. Toch wil bestuurslid Jaap Alting van de Branchevereniging een discussie over het scheppen van mogelijkhe den om antecedenten na te trekken. Alting: „Je ziet dat ook het onderwijs en de ziekenhuizen tegen de beperk te mogelijkheden op dit gebied aan lopen. Voor werk waarin je omgaat met mensen in zulke kwetsbare situ aties, zou je dieper in de anteceden ten moet kunnen duiken. Wij willen de politieke discussie daarover in elk geval graag aangaan." Tossie Pollman - die namens de VOG het keurmerkproject begeleidt - hoopt dat de nieuwe Wet Basisvoor ziening Kinderopvang die in 2003 klaar moet zijn, voor verbeteringen gaat zorgen. Ze hoopt en verwacht dat de toetsingscriteria voor de ge meentelijke controles eenduidiger worden. Nu lopen die nogal uiteen. Daarnaast is ze van mening dat er meer openheid moet komen over de resultaten van de controles. Op die manier, zo stelt ze, krijgen ouders inzicht in kwaliteiten en tekortko mingen van een kinderdagverblijf. De wensen van de werkgeversorga nisaties komen overeen met die van de belangenvereniging van ouders in de kinderopvang, de BOinK. Voorzit ter Gjalt Jellesma vindt het prima dat GGD's de controles voor de gemeen tes uitvoeren, maar heeft bezwaar tegen het feit dat ze verschillende accenten leggen. Hij pleit dan ook voor een landelijk gestandaardiseer de controle. En aansluitend bij het standpunt van Tossie Pollman: ou ders moeten inzage krijgen in de re sultaten van de controles. Jellesma: „Je wilt als ouder weten of alle leid sters zijn gediplomeerd en dat moet je niet aan de leidster zelf hoeven vragen. Kortom: de controle moet professioneler, hoort overal hetzelf de te zijn en openbaar gemaakt." Ouders die gebruik maken van kin deropvang, blijken bij de keuze van een kinderdagverblijf echter vaak meer belang te hechten aan hun persoonlijke gevoel dan dat ze geïn teresseerd zijn in wetten, huisregels en de discussies daarover. Moeder Marieke Hoeber: „Het enige waar ik op af ga, is of een crèche er fris uitziet en of de leidsters lief zijn." Ze heeft twee kinderen die ze onderbrengt in een kinderdagver blijf. „Je hebt geen controle op wat er gebeurt, maar je ziet aan je kinde ren of ze met plezier naar de groep gaan." Bart van der Meulen, vader van twee kinderen, gaat ook op zijn gevoel af om zich er van te overtuigen of zijn kinderen in goede handen zijn op hun crèche. „Mijn idee van veilig heid is puur subjectief. Ik baseer het op hoe de kinderen reageren als ze thuis zijn." Eisen stellen is voor Hoe ber niet aan de orde. „Door het ge brek aan opvang mag je allang blij zijn dat je een plekje voor je kinde ren hebt..." Korte opleiding Geruststellende gedachte bij alle pleidooien van belanghebbenden die zich inspannen voor verbeterin gen: de bezwaren en wensen komen in het nieuwe wetsvoorstel onder de aandacht van de volksvertegenwoor digers. Daarmee houden de zorgen van Jel lesma overigens niet op. Hij verwijst naar zijn waarneming dat werkge vers onder druk van nijpende perso neelstekorten, tegelijkertijd toch proberen te tornen aan de regelge ving. Om aan de personeelsbehoefte te kunnen voldoen, is er een kort op leidingstraject opgezet waarbij kin derverzorgers leren en werken tege lijk. In Jellesma's ogen gaat dat ten koste van de kwaliteitseisen die aan leidster worden gesteld. Jellesma: „Onder de druk van groei wordt er steeds meer geknabbeld aan de eisen van een opleiding. We hebben niets tegen de combinatie werken en leren, maar daar horen wel goede regels bij. Bijvoorbeeld: iemand in opleiding moet niet al léén, maar altijd samen met een ge diplomeerde een groep verzorgen. We horen echter van ouders dat dat niet altijd gebeurt. Daar maken we ons zorgen over. We hebben liever dat het wat langer duurt voor het personeelsvraagstuk is opgelost, dan dat de bezetting op peil wordt ge- houden door ongediplomeerde leid sters." Volgens Gjalt Jellesma lijdt de op- vangbranche onder het feit dat het een relatief jonge bedrijfstak is en er - volgens hem - veel amateurs onder de ondernemers zitten. „Er komen nu zelfs koepels van werkgeversor ganisaties die Den Haag vragen om niet meer wetten uit te zetten. Vol gens hen regelt de markt van opvang zichzelf wel. Maar dat is een gevaar lijke mythe, die van de zelfreguleren de marktwerking. Kinderopvang is een heel ander product dan een pak je boter! Als een kinderdM*erbIijf niet bevalt, zal een ouder met zo maar een andere opvangplaats zoe ken. Je gaat niet slepen met een kind dat ergens is gewend en vriendjes heeft. Of als iemand op het platte land woont, heeft die bijvoorbeeld het probleem dat 'ie meteen zes dor pen verder moet rijden." Het baart hem daarom zorgen dat in het wetsvoorstel de mate van in spraak die ouders hebben, wordt verminderd. Jellesma: „Zo verdween het bindend voordrachtsrecht, dat garandeert dat je als ouder invloed hebt op de mensen die in het be stuur komen. Nu de kinderopvang zo'n stormachtige groei doormaakt en zich amateuristische onderne mers aandienen, zou het heel goed zijn als ouders meer zeggenschap hebben. Opvang zal nooit een gewo ne vorm van ondernemen worden. Het gaat tenslotte om kinderen." ANALYSE REPORTAGE Bradford merkt niet dat islam verdraagzaamheid predikt 'Hans Textiel' draagt zelden z'n eigen ondergoed Leegloop dreigt in sociale De bijzondere leermethode van Reuven Feuerstein

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2001 | | pagina 1