PORT
De loting was
nooit zó mooi
9
Randje BUITENSPEL
MOOIER dan GOUD
ATERDAG 31 MAART 2001
Kallenberg, de Davis Cup en de Nederlandse tenniswereld
Professor doctor Lodewijk C.M. Kallenberg is voorzitter van de
commissie toptennis van de KNLTB. De 56-jarige Leiderdorper is in die
hoedanigheid in grote mate verantwoordelijk voor de organisatie rond
het Davis-Cupduel tegen Duitsland, komend weekeinde in Den Bosch.
Kallenberg, opleidingsdirecteur bij het Centraal Reken Instituut van de
Leidse Universiteit en directeur van het landelijk netwerk
mathematische besliskunde, laat in twaalf stellingen zijn licht schijnen
over lopende zaken in de Nederlandse tenniswereld. „In de toekomst
moeten we beter met elkaar communiceren."
Door GERTJAN VAN GEEN
Lodewijk Kallenberg wil voorzitter van de
NLTB worden.
Mee, om verschillende redenen. Een praktische is,
it een dergelijke functie niet te combineren is met
in fulltime baan. Ik werk twee keer vijftig procent,
•at neerkomt op misschien wel meer dan honderd
rocent. Vorige week was de jaarvergadering van de
1 uropese Tennis Associatie en als je daar heen moet,
un je je werk niet goed doen. Een vervanger kun je
ok niet sturen, want je moet je regelmatig in het
ircuit vertonen. Ook later zal ik geen voorzitter wil-
n zijn. Ik loop dan al zo lang mee en de leeftijd van
voorzitter moet bij voorkeur niet hoger zijn dan
5 jaar.
laarnaast mis ik bepaalde kwaliteiten die nodig zijn
Is het gaat om representatie in binnen- en buiten-
ind. Dat trekt mij ook niet, ik heb meer affiniteit
iet het wedstrijdinhoudelijke.
oen het lang duurde om een nieuwe voorzitter te
rijgen na het vertrek van Ruurd de Boer, is het wel
iren ter sprake geweest dat ik voorzitter zou wor-
en. Ik vind trouwens dat de nieuwe voorzitter,
laas Rijpma, het goed doet. Zijn eerste termijn zit
rop en een tweede maakt hij ook wel vol. Ik werk
rettig met hem samen."
De KNLTB heeft gefaald in de kwestie-Schapers.
Ik zie het zelf niet als falen, maar het heeft de ge-
ïoederen te lang bezig gehouden. In de toekomst
du ik sommige dingen anders willen doen, sneller
it een besluit willen komen. Ook op het gebied van
ommunicatie met de pers kun je je afvragen of het
erstandig was om zo lang onze mond dicht te hou-
en.
ie afspraak met de spelers was, dat we de tijd zou-
en nemen. Zij zaten in het laatste stukje van het
lernooiencircuit en met name voor Richard Kraji-
ik waren die weken belangrijk. Op 20 november
ouden we bij elkaar komen en binnen tien dagen
lilden we eruit zijn. We wilden dicht bij de spelers
taan. Naar mijn mening hebben we hen ook heel
erieus genomen, maar tot mijn verrassing kwam er
ïeens een brief met drie eisen. Ze zetten ons voor
et blok. Ik denk dat dat was ingegeven door de bui-
inwacht. Coaches die bij de spelers aandrongen op
;n snelle beslissing.
et heeft in ieder geval tot een breuk geleid met het
Davis-Cupverleden, waarin ons voorstel altijd wel
werd geaccepteerd. De spelers hebben in het verle
den nooit aangegeven dat er met hen gesproken
moest worden als een contract afliep. Nu werken we
niet meer met contracten van vier jaar, maar bekij
ken we het per jaar.
In de toekomst moeten we anders communiceren,
langer vooral, het is niet goed als wij bepalen wat er
gebeurt, maar het is ook niet goed dat zij bepalen
wat er gebeurt."
3. De benoeming van Paul Haarhuis was erg voor
barig nu blijkt dat Tjerk Bogtstra het zo goed doet.
„Het was een keus van de spelers. Ik heb twee keer
met Paul gesproken en dat heeft mij veel vertrouwen
gegeven. Hij maakte een uitstekende indruk. Hij
opereert perfect in zo'n groep en heeft jarenlange er
varing in de Davis Cup. Wat Paul mist, is ervaring als
coach. Maar er zijn vergelijkbare voorbeelden van
andere landen, waar het goed is gegaan. Denk aan
Yannick Noah.
Het is goed dat we een functie van technisch coördi
nator hebben gecreëerd, die door Hans Felius wordt
ingevuld. Hij kan spelers eerder horen en als verbin
dingsofficier optreden."
4. Nederland wint dit jaar de Davis Cup.
„Ik hoop het. Het zou fantastisch zijn. De loting is
nog nooit zo mooi geweest. Minder mooi is dat we
objectief gezien minder potentieel hebben dan een
aantal jaren geleden. Met Haarhuis/Eltingh hadden
we een topdubbel.
Individueel is het moeilijk te beoordelen in de Davis
Cup. Sommige spelers stijgen boven zichzelf uit.
Krajicek doet niet mee tegen Duitsland, waarmee de
kans om te winnen objectief gezien ook klein is."
5. Het Davis-Cuptoernooi is eigenlijk een heel on
eerlijk toernooi.
„Het is niet oneerlijk, het is apart. Er zitten bepaalde
aspecten aan, die maken dat het thuisland in het
voordeel is. Nederland heeft de laatste jaren relatief
vaak uit gespeeld, nu profiteren we van een goede
loting.
Dat de helft van de landen wordt geplaatst, maakt
het toernooi om de Davis Cup eerlijker dan een
Grand Slam. Daar worden 16 van de 128 spelers ge
Lodewijk Kallenberg: „Wat Paul Haarhuis mist, is ervaring als coach. Maar er zijn vergelijkbare voorbeelden van andere landen, waar het goed is gegaan. Denk aan Yannick
Noah." FOTO DICK HOGEWONINC
plaatst, zodat de nummer 16 tegen de nummer 17
kan spelen.
6. De KNLTB moet eindelijk eens echte vrede slui
ten met de privé-trainers/scholen.
„Ik hoop dat het gebeurt. We doen er het nodige
aan. We hebben tijdens de Davis Cup in Eindhoven
uitvoerig gesproken en gaan dat weer doen. We wil
len meer samenwerken, maar het kost tijd.
Iedereen is eigenwijs, maar je kunt je afvragen of ie
dereen echt een andere visie heeft. We moeten niet
kijken naar de verschillen, maar eikaars kwaliteiten
benutten. Als drie spelers dezelfde toernooicyclus
spelen, waarom gaat er dan niet een begeleider mee
van ons of van hun. De coaches staan elkaar niet
naar het leven en de spelers kunnen het onderling
ook goed met elkaar vinden.
Je moet alleen respect hebben voor eikaars aanpak.
Je bent niet per se een topcoach als je een speler in
de top50 hebt gebracht. Een ander had van hem of
haar misschien een toptienspeler gemaakt. Als top
coach kan je alleen overleven als je vindt dat jouw
visie de beste is. Dat verschil in visie zal altijd blijven
bestaan. Maar we beseffen met elkaar dat we het sa
men moeten doen. Hoe eerder het koek en ei is, hoe
beter."
7. De competitie-opzet is nog steeds niet veran
derd. Van nieuwe ideeën komt niet veel.
„Op zich is de competitie-opzet een prima formule.
Dat er in de landelijke en districtscompetitie bijna
200.000 tennissers uitkomen, is uniek in de wereld.
Maar het is duidelijk dat er niet een formule bestaat
die het ei van Columbus is. Je hoort wel klachten,
vooral van de spelers op zondag, dat de dagen te
lang duren. Het schiet niet op als je 's ochtends om
half acht weg moet en 's avonds om tien uur weer te
rug bent.
Het plan om de competitie later in het jaar te organi
seren om de overlapping met voetbal en hockey te
gen te gaan, is in de ijskast gezet. Ook zou er een na
jaarscompetitie komen voor de fanatiekere spelers.
Dat is ook goed voor het verenigingsleven. In sep
tember/oktober is het toch een beetje ingedut, ter
wijl aan het begin van het seizoen iedereen wil spe
len. Het plan heeft het niet gehaald door het conser
vatisme van de verenigingsbesturen. De bereidheid
om te veranderen is niet groot. En zo lang er nog
massaal ingeschreven wordt, hoeft het misschien
ook niet. Maar ja, er zijn ook geen alternatieven."
8. Golf gaat tennis op termijn inhalen.
„Dat denk ik niet. De sport groeit wel, maar meer
dan 300.000 leden zie ik de golfbond niet krijgen.
Een miljoen mensen tennissen, van wie driekwart bij
de KNLTB is aangesloten. Het lijkt me lastig om een
miljoen golfers de ruimte te geven. Pas als Neder
land afstapt van zijn agrarische activiteiten geef ik de
golfers een kans."
9. Kaderproblemen zoals in het voetbal gaan aan
tennisverenigingen voorbij.
„Ik ben niet erg op de hoogte van de kaderproble
men bij het voetbal, maar het is in tennis wel moei
lijk om mensen te vinden die als vrijwilliger iets wil
len doen. Misschien moeten we dingen tegen beta
ling laten doen. Dan moeten de contributies om
hoog. Daardoor zullen er mensen afhaken die bijna
nooit tennissen. Mensen die veel spelen, zullen het
ervoor over hebben. Sommigen verteren aan de bar
het veelvoudige van de jaarlijkse contributie en kin
deren die naar een popconcert gaan, geven op een
avond evenveel uit als aan een paar maanden ten
nis."
10. Tennis is saai om naar te kijken.
„Voor mij geldt dat helemaal niet, maar er moet van
mijn kant wel betrokkenheid bij zijn. Een wedstrijd
tussen de nummer 300 en 301 van de wereld zal ik
niet volgen op televisie. Tenzij het 6-6 staat in de
vijfde set, dan speelt de spanning een rol en is het
wel aardig om te zien hoe het afloopt. Maar een par
tij op D- of E-niveau met iemand die ik ken, wil ik
zien."
11. Het opgaan van het district Leiden met Haar
lem, Amsterdam en Noord Holland Noord in een
regio Noord West, is een slechte zaak.
„Nee, het is goed dat de organisatie beter opgetuigd
wordt. De districten verdwijnen ook niet, alleen de
bureaus verdwijnen. De kwaliteit van die bureaus,
vaak tweemans of tweevrouws, hing van het toeval
af. Als je zo'n bureau groter maakt, kun je specialis
ten op de verschillende onderdelen maken. Nu
moest een bureau alle verschillende facetten zelf
doen. Jeugd, competitie, toernooien, noem maar op.
Een nadeel van de oprichting van de regio's is dat
een kantoor fysiek verder van de mensen afkomt te
staan. Aan de andere kant, iemand uit Bodegraven
ging toch al niet snel naar Warmond. Het maakt dus
niet veel uit dat het regiokantoor voor de vier distric
ten in Haarlem staat."
12. Het huidige subsidiebeleid van de overheid be
vordert de instandhouding van het elitaire karak
ter van de tennissport. (Stelling XI bij het proef
schrift 'Linear programming and finite Markovian
control problems' van L.C.M. Kallenberg, 4 juni
1980.)
„Wat me destijds gestoord heeft, is dat tennis zich
zelf moest bedruipen. Tennis en golf was voor de rij
ken, voetbal en wielrennen voor de armen. Maar dat
is allang niet meer zo. Iedereen weet, dat in de voet
balkantines het nodige wordt omgezet. Dat betekent
dat voetballers ook meer contributie kunnen beta
len. Daar moet het beleid dan ook op afgestemd
worden.
In de stelling van Gerard Bakker - laat iedereen gratis
van de faciliteiten gebruik maken - zit een kem van
waarheid. Maar het moet ook weer niet te laagdrem
pelig worden. Als je iets voor niets aanbiedt, wordt
de zorg van de mensen daarvoor minder."
I k heb een speldje dat symbool staat voor mijn vijf mooiste
l jaren. De letters AI betekenen A-intemational. Zo'n speldje
kreeg in die tijd iedereen na afloop van zijn eerste interland.
Voor mij was dat op 27 maart 1985 in een uitverkochte zaal in
taneker. Daar maakte ik mijn debuut samen met Mario Faber die toen
ik bij Bax voetbalde. Alleen al de manier waarop wij in het Nederlands
lalvoetbalteam kwamen, was bijzonder. Het ging toen zo dat je eerst
m een afdelingsteam werd geselecteerd en daarna voor een districts-
n. De beste spelers uit de districten speelden dan weer een oefenpot te-
het nationale team. Dan bleven er hooguit een of twee over die dan
de Oranje-selectie werden toegevoegd. Faber en ik sloegen een paar
ipjes over. Bij een toernooi tussen de afdelingen Gouda, Rotterdam, Dor-
echt en Leiden speelden wij Dordrecht helemaal de zaal uit onder het
ig van de toenmalige bondscoach Evert Theunissen. Mario en ik kregen
n uitnodiging voor een oefenduel in Limburg waarin we alletwee drie
er scoorden. Dat bleek het begin van vijf jaar in Oranje met als hoogte-
int in 1989 deelname aan het eerste officieuze zaal-WK in Ahoy' in Rot-
rdam. Nederland verloor de finale van Brazilië. In die tijd wonnen we
Italië, Spanje, Rusland en ook wel eens van Brazilië, maar dat is te-
nwoordig ondenkbaar. Die landen zijn doorgegroeid, terwijl Nederland
il is blijven staan. Een van de redenen die ik daarvoor kan bedenken, is
if wij nog altijd vasthouden aan de combinatie én de concurrentie tus-
n veld- en zaalvoetbal, terwijl in genoemde landen spelers al op jonge
tftijd een keuze maken tussen beide. Ik zie het Nederlandse zaalvoetbal
ik niet snel meer de aansluiting vinden. In onze regio wordt het minder,
aar ook in Brabant en Limburg waar de sport populair was, neemt de
iimo af. Zaalvoetbal is te afhankelijk van grote sponsors en als die afha-
n, is het gedaan. Ik heb in ieder geval de hoogtijdagen van dichtbij mee
maakt, al kwam ik op het WK weinig in actie. Ik ben tot26 interlands
komen en dat vond ik een mooie compensatie voor het feit dat ik het op
'l veld niet heb gered. Ik zat in de jeugd bij Feyenoord, maar
was gewoon niet goed genoeg, waarna ik wel zestien jaar bij
I'S in het eerste heb gespeeld en veertien jaar in de zaal. Nu
etbal ik niet meer. Ik heb het te druk.
(st loman leefmans
to hielco kuipers
)e in Voorhout woonachtige Leidenaar Hans van Leeuwen voetbalde
in zijn jeugdjaren bij Docos, Feyenoord en UVS. Daarna kwam hij
stien jaar lang uit in het eerste elftal van de club uit de Kikkerpolder,
volgd door twee seizoenen in de zaterdagtak. In de zaal voetbalde hij
roor Bax, Ceverbo, opnieuw Bax en het Nederlands team. Momenteel
is hij assistent-coach bij UVS. Van Leeuwen is 43 jaar oud en
wegingstherapeut bij Endegeest.
Zodra Luigi Belfi zijn wine
bakfiets op de Korevaarbrug
stalt, begint de lente. Donderdag
was het zo ver. Zoals altijd be-
groene de Italiaanse ijsmeester
mij allerhartelijkst. Binnen de
kortste keren was het praatje
voetbal. Meneer Belfi mag dan
een beetje op leeftijd geraken,
zijn kijk op voetbal is onver
minderd helder. Hoewel maart
nog eens zijn staart dreigde te
roeren, kwam de venter van To
rino ijs eergisteren handen te
kort. Luigi moest dan ook diep
voorover buigen om mijn favo
riete smaak (banaan) bij elkaar
te schrapen. Toen hij weer uit
het binnenste van zijn ijskar op
dook, schudde heer Belfi zijn
wijze hoofd. „Waarom begin
nen ze grote wedstrijden toch al
tijd als uitgehongerde roofdie
ren?", wilde hij weten.
Ze' waren de voetballers van het
Nederlands elftal. Tegen Portu
gal had Luigi Oranje zien ver
vallen in de fout die het ook al
op het EK, tegen Italië, had ge
maakt. „Ze denderen over de te
genpartij heen, maar ze hollen
zichzelf voorbij, vergeten de ge
nadeslag toe te dienen en ko
men op het laatst in adem
nood. Zo ongeveer luidde Bel-
fi's theorie over het herhaalde
falen van Nederland. Luigi zei
dat hij weliswaar een fan van
Overmars en Davids is, maar
zoals die twee voetballen, dat
houdt toch geen mens negentig
minuten lang vol? „Dat smijt
maar met zijn krachten." In
stemmend knikkend, en likkend
aan mijn eerste ijsco van het sei
zoen, fietste ik naar huis.
Het overkomt me niet vaak dat
een voetbalwedstrijd een dag na
het eindsignaal nog in mijn
hoofd voortduurt. Maar aan
Portugal - Nederland wil maar
geen eind komen. Het is donder
dagavond laat en ik staar naar
een foto van de grootste Portu
gese voetballer aller tijden die
aan de muur van mijn werkka
mer hangt. Eusebio verlaat het
veld van Wembley nadat Portu
gal op het WK van 1966 de hal
ve finale van Engeland heeft
verloren. 'De parel van Mozam
bique' weent. Met zijn shirt
Schreien als
Eusebio: het
had Frank de
Boer gesierd
veegt hij de tranen van zijn
prachtig droeve gelaat.
Eusebio da Silva Ferreira was de
eerste Afrikaanse voetballer die
over de hele wereld werd beju
beld. De gekolonialiseerde mid-
voor schoot voor Portugal negen
keer raak op het WK in Enge
land. Daarvoor, in 1962, had hij
zijn club Benfica de Europa Cup
geschonken door het grote Real
Madrid in het Olympisch Stadi
on van Amsterdam af te troeven.
In 1965 werd Eusebio uitgeroe
pen tot Europees voetballer van
het jaar.
Drie decennia later ontmoette ik
de Portugese koning voetbal
CSua Majestade O Re'. 'Zijne
Majesteit de Koning', heet een
film over zijn flonkerende carri
ère) in de gewelven van het Es-
tadio da Luz. Ik was in Lissabon
omdat Roda JC in de tweede
ronde van de UEFA Cup tegen
Benfica mocht spelen. Met Euse
bio was het een tijdje niet zo
goed gegaan. Drank dreigde
hem onderuit te halen. Bij Ben
fica hadden ze de verslonzing
van hun dorstige legende niet
langer kunnen aanzien en hem
teruggetrokken in de schoot van
de club. Eusebio was juist tot
ambassadeur van Benfica be
noemd toen ik hem te spreken
kreeg in 'het stadion van het
licht'. Hoewel her gesprek aan
genaam was, verliep het hor
tend. Kennelijk had de drank
heel wat kapot gemaakt van het
Engels dat Eusebio op de valreep
van zijn loopbaan (toen hij nog
wat vlammende schoten in de
VS en Canada loste) had opge
stoken.
Enigszins beduusd van de audi
ëntie bij 'zijne majesteit' stond
ik tegen het vallen van de avond
te overpeinzen hoe ik van het
afgelegen stadion het hart van
Lissabon kon bereiken. In de
wijde omtrek was geen taxi te
bekennen en ik dacht al aan een
stevige wandeling toen naast
mij een rode mercedes van een
model uit de jaren zeventig halt
hield. De chauffeur stak zijn
markante hoofd naar buiten en
vroeg of ik misschien mee wilde
rijden naar de stad. Nadat ik
was ingestapt, groette Eusebio
zijn standbeeld op het plein
voor het stadion en gaf gas. Au
torijden deed hij al net zo
schokkerig als Engels praten,
maar ik genoot.
Starend naar het stilleven op
Wembley, Eusebio in tranen tij
dens zijn aftocht op het WK,
vraag ik me af welke vedette van
nu later net zo'n vriendelijke,
bescheiden legende zou kunnen
zijn. Eigenlijk kan ik me alleen
van Frank de Boer voorstellen
dat hij een dolende verslaggever
een lift geeft. De aanvoerder van
het Nederlands elftal is nog ou
derwets voorkomend tegenover
journalisten. Denkend aan De
Boer barst in mijn hoofd meteen
weer Portugal - Nederland los.
Wat zou het Frank de Boer sie
ren als hij woensdagnacht
schreiend als Eusebio van het
veld was gekomen. Zichzelf het
verlies van tivee dure punten
verwijtend. Maar dat kan onze
recordinternational niet. Schuld
aan verlies bekennen.
JAAP VISSER