Spaanse schoenenindustrie in de knel Vrouwenverenigingen zoeken nieuwe identiteit Gekke-koeienziekte tast leervoorraad aan Emancipatie blijft een belangrijk doel ZATERDAG 10 FEBRUAI M a M t anneer de sirene over de m# vallei loeit, weten de inwo- W W ners van de vier dorpen in het dal van Aranda dat ze weer aan het werk moeten. Gemakshalve hebben de fabrieken de werkroosters op elkaar afgestemd zodat de toeter maar één keer hoeft te gaan. Sinds jaar en dag, al vanaf de tijd van de Moren zeggen sommigen, is het uit de kluiten ge wassen industriedorp Illueca, omringd door de kleinere dorpjes Jarque, Brea en Aranda, afhankelijk van schoeisel. Verder is er dan ook niets. In de bergen rondom scharrelen wat herders met hun geiten. Hier en daar staan op de hellingen kleine boomgaarden met amandelbomen in vroege bloei. Een kleine 12 miljoen paar schoenen ver laten jaarlijks het dal over de hobbelige weg die aansluit op de vierbaans autoweg tussen Zaragoza en Madrid. Daar vandaan worden ze gedistribueerd over heel Spanje en een enkele keer Portugal, dat niet al te ver weg ligt. Stevig schoeisel, degelijke stappers, on- sproten aan het brein van nuchtere bergbe woners die niets op hebben met naaldhak jes. „We hebben één ontwerper, maar die laat zich niet gek maken door de laatste mode grillen. Natuurlijk gaan we met de tijd mee, anders verkoop je niets, maar ons sterke punt is vooral 'functionaliteit'," zegt Cipria- no Dominguez. Met zijn broer en nog drie andere familieleden is hij eigenaar van de twee fabriekjes die onder de merknaam Pheasant al generaties lang dames- en he renschoenen produceren. De vader van Ci- priano richtte zestig jaar geleden met een paar vrienden de fabriek op. Nu werken er bij het familiebedrijf 35 mensen. Van dit soort onderneminkjes zijn er in Aranda meer dan honderd. Het is hier eigen lijk nooit anders geweest, herinnert Cipriano zich. De meeste fabrieken staan onopvallend tussen de huizen, vergroeid met het dorp. Een paar jaar geleden is tegen de berghelling een echt industrieterrein aangelegd, waar de 'groeiers' die aan nieuwbouw toe waren, zijn neergestreken. Geleidelijk proces Tot voor kort hoorde je nooit iets van de 'schoenmakers' uit Aranda. Niemand im mers vraagt zich bij het passen van nieuwe schoenen af waar die vandaan komen. Maar sinds een paar weken timmeren de schoen lappers van Aranda aan de weg. De 'gekke- koeienziekte' heeft niet alleen de veehou ders, slagers, stierenvechters en restaurant houders in haar greep, ook de schoenenin dustrie heeft zich geschaard in het groeiende leger van gedupeerden. „Het ging allemaal heel geleidelijk", ver klaart Cipriano, duidelijk onwennig met zo veel aandacht van de media. Behalve fabri kant is hij de voorzitter van de regionale Ver eniging van Schoenenfabrikanten (AFCYA). Iedereen was altijd tevreden over zijn lei ding, maar nu er moet worden opgetreden, hoor je in de dorpen kritiek. Cipriano oogt met zijn blauwe stofjas dan ook allesbehalve als een professionele voorzitter. Hij wil zelfs niet op de foto, omdat hij niet 'aan politiek doet'. „Misschien loopt het allemaal nog wel „Spanje is een van de laatste Europese lan den waar nog schoenen worden geprodu ceerd. Schoenen is iets voor een derde-we reldland, waar de lonen laag zijn", vindt Vi cente. „Een volwassen man verdient hier per maand honderdduizend pesetas (1.300 gul den; red.). Daar kun je niet van leven. Alleen omdat zijn vrouw en vaak ook nog de kinde ren meewerken, kunnen ze rondkomen. Het is nu heel anders dan vroegèr. Toen was het dal van Aranda een van de welvarendste streken van Spanje." Prijsstijging De eerste donkere wolken boven de vallei pakten zich samen toen een paar maanden geleden de prijzen van leer plotseling om hoog schoten. Dat stond helemaal los van de gekke-koeienziekte. „Het had", aldus de voorzitter van de fabrikanten, „te maken met de kledingmode, waarin de laatste tijd veel leer wordt verwerkt. Pal daarop kregen we die BSE-geschiedenis. Nog voordat er één koe was vernietigd, schoten de prijzen al omhoog." De schoenenfabrikanten vrezen dat er bin nenkort geen leer meer is te krijgen. In Span je en andere Europese landen worden mo menteel duizenden koeien, en dus ook hui den voor de leerindustrie, vernietigd. „We zijn gedwongen om grondstof uit Zuid-Ame- rika te laten komen, maar die is veel minder van kwaliteit", zegt Cipriano. Dat komt vol gens hem door de insecten, die de koeien- huid perforeren. Bovendien is het wel zeker dat de prijs van leer nog verder zal stijgen. „Dan verliezen we zeker de concurrentieslag met de lage-lonenlanden. Ontslagen, of erger nog, sluitingen van fabrieken zijn dan niet meer tegen te houden". In Aranda de Moncayo, het verst weg gele gen schoenendorp, is nu al te zien wat de pessimisten vrezen. Het dorp telde ooit meer dan vijfhonderd inwoners. Nu zijn nog hooguit twintig huizen bewoond. In een er van wonen Pilar en Manoio Ruiz. Manoio rijdt elke morgen de 17 kilometer lange kron kelweg door de bergen naar een van de fa brieken in Illueca. „We hebben hier letterlijk geen andere keuze", zegt hij. Zijn vrouw ver dient wat bij door de vier opgeknapte ka mers in huis te verhuren aan vissers die een weekend komen vissen in het nabij gelegen stuwmeer Maidevera. De plaatselijke visver eniging, waarvan Manoio enthousiast lid is, zorgt er angstvallig voor dat de visstand op peil blijft, anders blijven die paar toeristen ook nog weg. Zo kent het dal van Aranda zijn eigen wet matigheden, die in de loop der jaren een wankel soort evenwicht hebben bereikt. In vloeden van buitenaf, zoals de gekke-koeien- ziekte, kunnen dit evenwicht snel en wreed verstoren. De inwoners weten daar zo snel geen antwoord op. „We moeten gewoon af wachten en zien wat er gebeurt", is het enige advies dat burgemeester Vicente en presi dente Cipriano van de Vereniging van Schoenenfabrikanten hun mensen kunnen geven. HENK VAN DEN BOOM De schoenenfabriek van Cipriano Dominguez. 'Misschien loopt het allemaal nog wel los', zegt de directeur over de ontstane problemen. FOTO CPD HENK VAN DEN BOOM los", zegt hij voorzichtig. Een eindje verderop zit José Andres Mina- na van het gelijknamige leerbedrijf zich ste vig op te winden over de laksheid van zijn bond en diens voorzitter. „Er moet wat ge beuren", vindt hij. „De leerprijzen zijn de af gelopen drie maanden met zo'n dertig pro cent gestegen. Je moet stad en land afsjou wen om nog wat te krijgen. Je kunt er donder op zeggen dat er over een paar maanden te korten ontstaan. Straks begint de productie van de nieuwe winterserie. Dan hebben we nieuwe voorraden nodig. Dit jaar is het extra veel omdat de ontwerpers hebben bedacht dat laarzen het nieuwe modebeeld voor de winter gaan bepalen. Daarvoor heb je drie keer zoveel leer nodig als voor normale schoenen. Als we niet gauw en hard aan de weg timmeren, komen we in grote moeilijk heden." Machteloos Aan de weg timmeren? Waar en bij wie? Voorzitter Cipriano heft zijn werkhanden ten hemel. Op zijn kale bureau staat een een zaam kinderschoentje. Bij burgemeester José Javier Vicente, die het lokale gezag beli chaamt, hoeft hij niet aan te kloppen. Geko zen voor de Regionale Partij van Aragon, zit de 34-jarige eerste burger al weer geruime tijd op het gemeentepluche. Opvallend jong tussen de vele gebogen ruggen die het dorre In het dal van Aranda is geen koe te bekennen, maar de achtduizend Spanjaarden die er wonen, hebben meer dan wie ook te vrezen van de gekke-koeienziekte. Het leer raakt op en zonder dat kunnen ze geen schoenen maken. Het voortbestaan van 124 schoenenfabriekjes hangt aan een zijden draad. winterse straatbeeld bepalen. „Wij als ge meente kunnen vrijwel niets doen. Als de di rect betrokkenen van de BSE-epidemie, zoals de boeren en de slagers, al nauwelijks ge hoor krijgen bij de regering in Madrid en in Brussel, denk je dan dat ze zich druk maken over een stelletje schoenmakers in de ber gen?" Vicente kijkt uit het raam van zijn werkka mer, alsof hij de gedachten er niet helemaal bij heeft. Voor het gemeentehuis herinneren de zware ijzeren hekken aan de stierenge vechten van afgelopen weekeinde die het winterfeest hebben opgevrolijkt. Illueca is daarmee het Spaanse feestseizoen ver voor uit. „Als het met die BSE zo door gaat, is er straks in heel Spanje geen stier meer te vin den." Dan keert de burgemeester terug tot de harde werkelijkheid van alle dag. Het sociale plaatje in het dal van Aranda is volgens hem heel simpel. Honderd procent van de bevol king werkt in de schoenenindustrie. De helft, zo'n 2.500, heeft een baantje direct in de fa brieken. De andere helft werkt in de toeleve ring, verpakking en transport. „We kennen hier geen werkloosheid. In drukke tijden is er zelfs een tekort aan mensen, dat dan wordt aangevuld met immigranten." De burgemeester zelf heeft de bedrijfstak niet zo lang geleden de rug toegekeerd. „Ik had de fabriek overgenomen van mijn vader, maar ik heb hem verkocht. Ik zit nu in de handel en doe aan politiek." Vicente ziet de schoenenindustrie als een anachronisme. Ze vissen deels in dezelfde vijver. Hun doelgroep wordt gevormd door vrouwen met of zonder baan 'die meestal al uit de kinderen zijn' of in elk geval die leeftijd hebben. Ze maken ook een vergelijkbaar proces door: proberen te veranderen zonder al te veel leden te verliezen. Toch zijn ze ook heel verschillend: de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen (NWH) en de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen (NBvP). Annabell Engles, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen: „Het woord huisvrouw roept bij veel mensen beel den op die allang niet meer kloppen" FOTO GPD THEO BOHMERS De Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen is met zo'n 66.000 leden met afstand de grootste vrouwenvereniging van Nederland. En om meteen maar een misverstand uit de weg te ruimen: dat zijn heus niet allemaal boerinnen. Sterker nog, de echte plattelandvrouwen zijn nog slechts goed voor twintig procent van het ledenbestand. „We zijn er voor alle vrouwen in stedelijke en niet-stedelijke gebieden met hart voor hun leefomgeving en het platteland", omschrijft voorzitter Ma rianne van der Ham (44) haar doelgroep. Bij de discussie over een naamsverandering, die een jaar of twee geleden werd gevoerd, bleken de leden nog erg gehecht aan het etiket. Naar goed Nederlands gebruik werd de oplos sing gevonden in een compromis: wel een nieuwe naam, maar die gewoon achter de oude. 'NBvP, Vrouwen van nu', staat er sindsdien. „Het moet zoiets als de ANWB worden, een naam waarbij praktisch niemand meer nadenkt over waar die letters eigenlijk voor staan", aldus de voorzitter. De Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen heeft haar naam gewoon gehandhaafd, al dekt ook die nog maar gedeeltelijk de lading. „Het woord huisvrouw roept bij veel mensen beelden op die allang niet meer kloppen", zegt directeur Annabell Engles (39). Dé huisvrouw, dat wil zeggen iemand die zich met niets anders bezig houdt dan met schoonmaken, kinderen op voeden en boodschappen doen, bestaat volgens haar domweg niet meer. „Natuurlijk zijn er nog altijd mensen - mannen óf vrouwen - die thuis de zorg- en huishoudelijke taken op zich nemen. Maar waar huisvrouw vroeger een identiteit was, iets wat je op een formulier ook als beroep invulde, is huisvrouw tegenwoor dig een taak. Mensen die de zorg- en huishoudelijke taken op zich nemen, doen er vaak nog veel dingen naast." Zelf kwam Engles pas in mei 1998 in contact met de vereni ging. „Ook ik had een beeld van de NWH als een ouderwetse organisatie." De club bleek echter volop in beweging te zijn en hard op zoek naar een nieuwe directeur met een nieuwe toe komstvisie, die in staat was een veranderingsproces te leiden. Engles, afkomstig uit de welzijnssector, zag er wel wat in en kon in augtistus van dat jaar beginnen. In haar modem ingerichte werkkamer in een klassiek pand in Amersfoort vertelt ze dat de drang tot vernieuwing van de NWH niet alleen wenselijk, maar ook gewoon noodzakelijk is. „In de hoogtijdagen van onze vereniging, zeg maar de jaren ze ventig, hadden we bijna zeventigduizend leden, momenteel zitten we nog maar net boven de dertigduizend. De afgelopen twee jaren is dat ledenaantal overigens gelukkig stabiel geble ven." 'De NBvP, Vrouwen van nu' zit weliswaar fors ruimer in de le den, maar zag zich de afgelopen jaren geconfronteerd met het feit dat er jaarlijks gemiddeld zo'n zesduizend leden verdwij- Marianne van der Ham, voorzitter van de Bond van Plattelands vrouwen: „Ons doel is dat straks minstens dertig procent van alle bestuurders in scholen, zorginstellingen, gemeenteraden en der gelijke vrouw is." FOTO GPD THEO BOHMERS nen - veelal door overlijden - terwijl er maar vijfduizend bijko men. „We zien wel dat het verschil langzaam kleiner wordt", aldus Van der Ham. „De meeste vrouwen melden zich in eerste in stantie aan vanwege de gezelligheid. Dus omdat ze, zoals de plattelandsvrouwen vroeger, niet verder komen dan hun eigen erf." Ze zoeken nieuw houvast. „In de samenleving die steeds individualistischer wordt, hebben ze toch behoefte aan contac ten met anderen", zegt de voorzitter. Eenmaal binnen gaat het bij de 'Vrouwen van nu' echter om veel meer dan gezelligheid. Zo is een van de speerpunten dit jaar om vrouwen beter vertegenwoordigd te krijgen in allerlei besturen. „Ons doel is dat straks minstens dertig procent van alle bestuurders in scholen, zorginstellingen, gemeenteraden en dergelijke vrouw is." Ook bij de NWH is het zoeken naar contacten in de woon omgeving vaak een belangrijke reden voor vrouwen, mét en zonder (deeltijd)baan, om zich als lid aan te melden bij een van de 184 afdelingen. Die hebben een ruim aanbod, variërend van uitstapjes en excursies tot politieke scholing. Voor jonge vrouwen - zowel in de NvBP als de NWH betreft dat vrouwen vanaf een jaar of veertig - is alleen gezelligheid volgens Engles meestal onvoldoende reden om zich aan te melden als lid. „De NWH als sociaal vangnet, dédr zit toe komst in. Zorg dat je een echt netwerk creëert, een plek waar vrouwen zich kunnen ontwikkelen en ontplooien en waar voor ze wordt gezorgd als er eens wat is, waar vrouwen elkaar op vangen." Een belangrijk doel van de NWH blijft ook de emancipatie. „Met name voor vrouwen met kinderen is het nog altijd een groot probleem om zich een positie in de maatschappij te ver werven. De grootste ongelijkheid tussen vrouwen en mannen zit daar. Dertig procent van de mannen zegt meer zorgtaken op zich te willen nemen, maar slechts drie procent doet dat ook!" Onlangs heeft de NWH een onderzoeksopdracht bij de Uni versiteit van Utrecht neergelegd. „We laten bekijken of en zo ja hoe groot de behoefte is aan calamiteitenopvang". Indien die behoefte inderdaad ruim voorhanden is, wordt bekeken of de NWH daar zelf een rol in kan spelen. In het aan een statige Haagse laan gelegen hoofdkantoor van de NBvP bestrijdt Van der Ham dat een hoofdkantoor in Den Haag vreemd is voor een club van wie de meeste leden op het platteland wonen of aan de stadsranden. „We zijn namelijk ook een club die gevraagd en ongevraagd adviezen geeft. Giste ren zaten we bijvoorbeeld nog aan bij een diner van het minis terie van landbouw, en dan is het reuze handig om een kan toor in Den Haag te hebben." Leden van de 'NBvP, Vrouwen van nu' zitten volgens Van der Ham in vele besturen, inspraak- en gebruikersorganen. Met name zaken als ecologie, het agrarisch gebied, leefomge ving en milieu scoren hoog op de interesselijst van de leden. Ook de NWH is maatschappelijk goed vertegenwoordigd. Al leen ligt de aandacht meer op punten als zorg en arbeid. Maar ook consumentenzaken zijn nog steeds een belangrijk aan dachtsgebied. Zelfs wie schoonmaaktips wil, kan nog steeds bij de NWH terecht. Engles: „Maar gaven we vroeger bijvoorbeeld zelf een vlekkengids uit, nu vertellen we mensen gewoon waar ze zo'n boekje kunnen vinden. Waar we naar toe willen, is dat we standpunten innemen over zaken die grote gevolgen kun nen hebben voor het huishouden." Ze geeft als voorbeeld de vraag of de elektriciteitsproductie wel geheel aan de markt moet worden overgelaten. En: beide clubs luisteren naar hun leden. „Zo willen vrou wen niet meer jarenlang actief zijn in een bestuursfunctie. Ze willen een doelgerichtere, een ad hoe aanpak. Als er bijvoor beeld een probleem is, willen ze zich daarvoor inzetten -om zich weer terug te trekken als het doel is bereikt", zegt Van der Ham. Bij de NWH is het niet anders. Ook Engles constateert dat vrouwen zich wel ergens voor willen inzetten, maar dan liefst tijdelijk en voor een onderwerp dat in een bepaalde levensfase hun aandacht heeft. BORIS PETERS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2001 | | pagina 6