De mythe ontstegen
Nieuwe liefde bepaalt de laatste zwarte koers van Anton Heyboer
verschuilen zich al weer twintig
eusachtige loods zonder ramen
:en gehucht boven Amsterdam,
laar inclusief twintig honden,
één zo mak is als een lam en de
onster met verlatingsangst. Hel
let voor bezoekers. De 'meisjes'
lorin dit onneembare bastion,
voordeur is gebarricadeerd met
igen en grendels. Heyboer ver
achterin dit labyrint van getra-
hondenhokken, vrieskasten vol
een wir-war van snoeren.
ruimte die voornamelijk is be-
Dnkerrode tapijten en jute zak-
mbiose van een bordeel en een
en vrolijke omgekeerde en bin-
wereld. Als een pasja heeft hij
iek van de bank genesteld. Om
el verlichte stenen die het 'ne
etten in het positieve'. „Mijn
;ven is de seks te vergoddelij-
eerste bombardement van zijn
dachtengoed.
d weet hij exact. „Ik heb er
één van de vier 'meisjes' die bij
op de voor- en achtergrond
n van wie het gezicht wordt be-
:n imposante bril, heeft een an-
Ton is 76, bijna 77. Van haar
ils een klodder goud in haar
verankerd, moet een goudsmid
erkomen hebben gekocht.
sinds Hanny" alleen nog zwart,
kleur van de eeuwigheid. Het
eder met de kippen', een fase
liteindelijk geen bevrediging
pitief achter zich latend. Hey-
tiomenteel met bundels kwas-
fet vijf, dan weer met acht, een
met twee slechts. Die schilders-
doopt in oostindische inkt, om-
ijn rechter hand. Zijn ogen ge-
jhet van kledder, de kledder.
kwart wammen op het papier,
vanuit m'n ballen. Karei Appel
Lik doe het."
itand is geboden, want de inkt
pattert in het rond. Omdat hij
Bdracht geeft nooit langer dan
over een kunstwerk te doen,
net de tijd om z'n handtekening
zetten en het papier van zich af
t volgende witte vel dwingt hem
kasten te pakken en de worste-
zich. Woest gebrul, wijde arm-
ïels gelach en dartel gespring
én van deze schilderact.
tit van expressie is voor Hey-
ds waar het om draait. Dit mo
ts de minuut - is de enige ma
lerleven, De rest - inclusief het
auwekul, niet ter zake doend,
om niet krankzinnig te zijn.
n zijn voor hem het leven. Ze
s kunst gemaakt. Waar andere
lp hun oude dag het wat min-
aanpakken, laat Heyboer de
en de visie van weleer niet va-
jsistentie getuigt van eeuwige
I destijds ingenomen positie,
éerbiedig toe door een tralie-
en in het Heyboer-labyrint zijn
gemaakt van kippengaas, wat
lar geknutselde planken en tra-
ingenieuze katrollen open en
licht gaan. Heyboer schildert
thilderijen per dag. Ze gaan
'in de opslag', want Heyboer
[dat de 'meisjes' het later - als
ysiek bij hen is - goed moeten
zijn nu alle vier al miljonair,
;n de rechten op m'n werk en
kking over m'n handtekening,
taris nog gevraagd of hij een
I opstellen dat ik niets heb. Ook
laligheid, mijn identiteit, wilde
)o p aanbieden. Maar daar zijn
én voor..."
I is er nog een levendige han-
rs. Want zijn faam rijkt tot over
'an de commercie. Het meeste
rkocht aan de overkant van de
B winkel (met normale ope-
lat het meeste weg heeft van
Jrietje-huis en dat volledig be-
jelkleurige schelpjes, kralen en
Petra de scepter. Zij is de 'weg'
ïyboer-bastion, maar woont
I in een veelkleurig gewaad
iuwtjes van het zaken-imperi-
p handen. Haar gezicht is een
jling van eyeline, lippenstift en
langevuld met kraaltjes die her
rhoofd en wangen zijn aange-
ipmaken is een onderdeel van
iding op de nieuwe dag", ver
man van Het Absolute. Zoals
tijd buiten was, zo besloot hij
leden zich in zijn huidige on-
Anton Heyboer „Ik schilder vanuit m'n ballen. Karei Appel beweerde het, ik dóé het."
Bekend geworden als 'de bruiden van Heyboer", tegenwoordig aangeduid als 'de meisjes'. Ze
wonen nog steeds bij de kunstenaar in Den lip. Van links naar rechte: Joke, Marike, Maria en
Lotti.
Anton Heyboer is één van de beste grafici van
na de tweede wereldoorlog. Hij is toe aan zijn
laatste levensfase. Heyboer werkt nog steeds -
ondanks zichzelf- om te overleven. Hij werkt
om niet krankzinnig te zijn. Hij creëert leven.
Waar andere kunstenaars zich ontwikkelen
en zoeken naar nieuwe vormen en groei, is
Heyboer trouw gebleven aan de grondvorm
zoals hij die ervaart. Eeuwig op zoek naar de
bron. Het grote publiek kent hem
voornamelijk vanwege zijn 'bruiden'. De
'meisjes', Joke, Marike, Maria en Lotti wonen
nog steeds bij hem. „Ik ben gigantisch sterk,
want ik heb het leven verzonnen."
fV
Petra, een kleurrijke verschijning die de Hey-
boer-winkel tegenover de loods leidt.
derkomen zonder ramen terug te trekken en
het daglicht uit zijn leven te bannen. „Op
een dag voelde ik dat het licht buiten niet
meer mooi was, dat de lucht er goor was. Ik
raakte er mijn geurbeleving kwijt. Dat bui
ten-zijn hield het geweld in me vast, want de
natuur is cru. Door binnen te zijn maak ik
licht in mezelf. Hier binnen voel ik de kracht,
de essentie van dood én leven. Kracht om te
werken ontwikkel ik hier dus in het donker.
En die kracht is vooral achter in het huis. Ik
kom daarom amper voor, waar de meisjes
wonen..." Joke vult aan: „Ton kan niets meer
overkomen. Hij is het leven én de dood."
Dat behalve Heyboer ook de 'meisjes' in
deze bunker leven, doet vreemd aan. Joke:
„We zitten hier vrijwillig opgesloten." Zij ko
men, behalve een enkele boodschap, ook
amper buiten. De enige ruimte, een soort
binnenplaats, diep verscholen in de vesting
waar de vrouwen met de buitenlucht in aan
raking komen, is omgeven met tralies en
hekken. Heyboer: „Hierdoor kunnen er hier
geen zwerfstoringen komen. De golven van
mobiele telefoons komen niet door de tralies
heen."
Seks. Iedere vraag over de toekomst, de
dood, de kunst, zijn kinderen en zijn relaties
brengt hij er - schijnbaar - naar terug. „Ik
ben zo verschrikkelijk seksueel, dat ik het
niet doe." Bij Heyboer, leren we, werkt het
namelijk allemaal een beetje anders. „Ik wist
al heel vroeg dat seks een onzinnige bezig
heid is en dat een leven met seks een godver
geten saai bestaan is. Je merkt dan dat het
zich einders gaat ontwikkelen. Dat die kracht
zich verplaatst. De energie zit voornamelijk
hier in m'n arm, net zoals de kracht om te
schilderen vanuit m'n ballen komt. Ieder
schilderij is daarom een orgasme. Ik ver
knoei mijn zaad niet."
Hij ontbloot zijn linkerarm en vraagt om te
knijpen in het witte vlees. Inderdaad geen
trillerige ouwe-mannen-arm, maar een ste
vige massa. „Maar U schildert toch met uw
rechterarm?" lijkt dan even op een al te kriti
sche vraag. „Ja, maar de essentie van het le
ven stroomt van links naar rechts."
Als Heyboer eenmaal besloten heeft over
iets te praten, dan gaat het er ook over. Als
het na uren oreren tijd is voor zijn fles, over
handigt Joke de meester een brouwsel dat
thee blijkt te zijn, want alcoholische drank
en drugs heeft hij lang geleden afgezworen.
De vele pillen om zijn 'gekkigheid' in goede
banen te leiden staan dat ook niet meer toe.
Heyboer klokt er vrolijk op los. Hij wordt met
de minuut uitgelatener en over zijn gezicht
komt een welhaast bovenaardse grijns. Even
zwijgt de meester. Tijd om de weg te vragen
naar het toilet. Dat bezoek blijkt bij de Hey-
boertjes een ingewikkelde kwestie te zijn.
Een blauw afwasteiltje en het advies achter
een gordijn plaats te nemen is de enige op
tie. Wat opgelaten kom ik terug. Met een
'gooi maar in de gootsteen' is deze onder
breking ten einde.
Snel terug naar de seks. Hij heeft 'het zij
delings' nog wel eens gedaan. „Maar de
vrouw moest mij altijd verleiden." Eens, lang
geleden, kwam Sylvia Kristel, voor veel man
nen destijds de godin voor tussén de lakens,
bij hem. „We hadden eerst een redelijk ge
sprek, maar toen zei ze dat ik zo'n gore blik
had en dat ze een paar nachten wilde blij
ven. Nou, daar leen ik me niet voor. Ik was
blij dat ze weg was." Neen, dan Mathilde
Willink. Daar heeft hij goede herinneringen
aan. Mathilde begreep hem tenminste. Ze
kwam, bleef een week in zijn bed en vertrok
weer. „Ik kwam natuurlijk nergens aan. Ach
teraf zei ze tegen iedereen dat ze de beste
seks in haar leven met Anton had gehad."
Joke vult aan: „Als vrouwen zich aanbieden,
doet Ton het niet. We hebben het in al die
zesentwintig jaren vier keer gedaan." Anton:
„Echt?!?"
Volgens de leer van Heyboer blijft de mens
zonder seks langer jong. „Ik ben m'n tijd ver
vooruit, want over tien, twintig jaar is het
met de seks echt afgelopen. Dan begrijpt ie
dereen dat je er niks mee opschiet, dat het je
leegzuigt en dat het veel zinvoller is die ener
gie in hogere zaken om te zetten. De meeste
vrouwen hebben er na hun vijftigste al geen
zin meer in, maar de mannen blijven maar
doorjenzen, omdat ze zo'n minderwaardig
heidscomplex hebben dat ze niet meer kun
nen stoppen."
Hij is, weet hij, zelf het bewijs van zijn filo
sofie dat een seksloos leven het meeste genot
biedt, maar ook zijn meisjes bewijzen z'n
stellingname. „Geen van de meiden heeft
nog behoefte aan seks. Ze gaan regelmatig
naar de kynoloog, o nee, de gynaecoloog.
Die begrijpt niet dat hun hormonenspiegel
zo ongelooflijk goed is. Ik wel. Hun leven is
volledig met mij gevuld." Joke trekt de rode
bretels die haar zwarte leren broek moet op
houden wat aan: „Ton geeft ons alles. Hij
heeft genoeg energie voor ons allemaal." An
ton weer: „En geen van de meiden heeft vel-
lenboelen onder de kin hangen, want daar
hou ik niet van."
Zoals hij ook niet geconfronteerd wilde
worden met de ziekte van Maria. Maria, die
nog steeds met een stok loopt, kreeg een jaar
terug een hersenbloeding en werd opgeno
men in het ziekenhuis. Heyboer heeft haar
daar niet bezocht. Niet uit desinteresse. „Het
had geen zin gehad. Ik moest mij hier op
haar concentreren. Daar putte ik meer
kracht uit om haar terzijde te staan dan wan
neer ik naast haar ziekbed had gezeten. Dat
ervaarde zij ook."
Haar genezingsproces stimuleert hij door
haar tijdens de ochtendvergaderingen - het
enige moment van de dag dat de Heyboers
bij elkaar zijn - vooral gewoon te bejegenen.
„Ik ga met Maria niet om als patiënt. Ik zeg
bijvoorbeeld dat ze d'r lamme kop moet
houden. Dat ze zo gezond is als de pest. En
dat ze blij moet zijn dat ze d'r ene poot voor
de ander krijgt. En dat ze d'r bek niet zo
moet laten hangen. Je schrikt - ja dat zie ik
aan je gezicht - maar jij komt van buiten,
maar wij, hier binnen, zijn lekker grof en ba
naal. En Maria heeft mede daardoor haar ei
genwaarde weer teruggekregen, want
schoonheid zit in de uitstraling en een poot
meer of minder doet er niet toe."
Over zijn twee, nu volwassen kinderen is hij
snel uitgepraat. Zijn nakomelingen zijn ver
wekt in zeer turbulente periodes. „Ze zijn me
destijds opgedrongen. Je geeft die vrouwen
een kind, omdat ze daar op uit zijn, maar ik
heb echt niks met dat grut. Na een paar
maanden wist ik dat absoluut zeker. Op een
gegeven moment was het me verboden con
tact met ze te hebben, waardoor het ook niet
mogelijk is geweest een bancl met ze op te
bouwen."
Het gesprek brengt hij, als hij dan toch van
de seks wordt afgeleid, liever terug naar z'n
gevangenis- en gekkenhuis-periode. Hey
boer, op 9 februari 1924 op het Indonesische
eiland Poeloe Weh nabij Sumatra geboren,
belandde via omzwervingen in Haarlem. In
1943 werd hij door de Duitsers opgepakt en
gedurende 7 maanden in kamp Preuz Lauer-
ber te werk gesteld. Later volgde er nog een
verblijf in de Staatsgevangenis van Berlijn.
„Prachtig was het daar. Mooie elektrische
deuren en dan die prachtige Duitse unifor
men en laarzen", zegt hij.
Uit publicaties blijkt dat Heyboer daar -
ernstig verzwakt door de ontberingen en op
'n gegeven moment dood verklaard - op een
miraculeuze wijze het leven weer heeft afge
dwongen. Dat deze ervaring zijn latere kijk
op het leven voorgoed heeft bepaald is mis
schien een kort-door-de-bocht verklaring,
die door Heyboer nu niet wordt bevestigd,
maar lijkt desalniettemin reëel. Zijn visie op
het leven, mede verwoord in Het Systeem van
Anton Heyboer, getuigt daarvan ten overvloe
de. In dit boek, opgetekend op bruin kaftpa-
pier, toont hij hoe hij als 'verschoppeling en
uitschot' de wereld beziet. Geen al te vrolijke
lectuur, maar het geeft wel inzicht in de ma
nier waarop hij zich door het leven moest
worstelen. „Niet lang, soms maar een dag of
een paar uur, nooit langer dan twee dagen.
Langzaam gaat hij weer de depressie in of is
hij heel kinderlijk. Daartussen heeft hij geen
bestaansmogelijkheid", schreef Maria op de
achterkant van deze zoektocht. Voor Hey
boer was dit boek de enige manier om zijn
gekkenhuisperiode - in 1951 was hij opgeno
men in het Provinciaal ziekenhuis Santpoort
- min of meer achter zich te laten. „Ik ben
nu traumaloos. Ik ben een edel man die zich
nog steeds aanstelt als een schoffie."
Kunst. Hij gruwt ervan. Althans van muse
umkunst. Toen hij nog etste hing hij overal,
van het Stedelijk Museum in Amsterdam tot
het Museum of Modem Art in New York. Het
geld stroomde binnen, maar die wereld be
viel hem niet. Want een museum, ontdekte
hij gaandeweg, is een mortuarium. „Waarom
zou ik als levende in een museum gaan han
gen? Ik ben niet gek! Je bent dan een lui de
behanger en de museumdirecteur is dan je
pappie die je vertelt wat je moet maken. Dat
zijn allemaal zeikerds. Ia: opschrijven." Hij
ergerde zich daarnaast aan de 'gruwelijke'
winsten van de galeries die grote provisies
opstreken. Hij gooide zijn kunst, figuurlijk en
letterlijk, op straat Op een groot tapijt in
1984 verkocht hij voor een spotprijs in enke
le uren zijn werk dat tientallen tot honderd-
malen meer waard was, aan wie maar langs
kwam. „Ik was klaar met die flauwekul. Ik
kotste van al die onwerkelijke wereld. Ik had
mezelf waargemaakt.
Na deze stunt verdween Heyboer gaande
weg van de museum wanden, want de kunst
waarde werd door zijn actie ter discussie ge
steld. Hij lacht zich daarom 'rot' dat konin
gin Beatrix ('tof wijf) in de door haar samen
gestelde expositie die momenteel te zien is in
het Stedelijk Museum een werk van hem uit
de depots heeft gehaald. „Ik heb op de tele
visie naar de opening gekeken. Niet naar die
lullen, maar naar haar gezicht. En wat ik het
allerleukste vond? Hoe dichter Beatrix bij
mijn werk kwam. hoe mooier haar gezicht
werd. Toen ze ervoor stond, was haar gezicht
ineens tien jaar jonger Dat zie ik bij jou nu
ook. Ik maak het goddelijke in jullie vrouwen
los...
IRENE NIEUWENHUIJSE
e nieuwe liefde van Anton
Heyboer heet Hanny. Haar fo
to staat boven de bank. Een
onheid, die een verpleegster uit
blijkt te zijn. En net als Anton
est is, dag en nacht in de weer
lemens. Hij heeft haar anderhalf
ontmoet. „Waar? Weet ik niet,
iyboer haalt haar laatste e-mail,
tuurd, uit de zak van zijn impo-
lek met klep. Lieve Anton, Ik hou
iny. De meester: „Zie je die uit-
Da's liefde."
vestigt hem in zijn kunstenaar-
kunnen de vier niet doen, want
ijn een onderdeel van mij. Han-
et. Wij zijn twee rotsen die de
d zijn ontstegen. Onze geest is
hersenen uitgerezen. We zien el-
ioit. We hebben dus niet iets van
iu vandaag?', want dan heb je
Ik houd onnoemlijk veel van
iet is net als met de zee. Als je
oudt, wil je haar nog niet omar-
)ben dus samen een gevoel van
De dood is dan ver weg, want je
ir het eeuwige leven. Doordat ik
n, besta ik weer volop."
ZATERDAG 27 JANUARI 2001